Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] Wisselspel der liefde Dichterschap Wat vrouwen preevlend en glimlachend lezen ontvouwt een drogbeeld, dat verpulvren moet, wanneer bezwerend, in onaardse gloed, over mijn hart de droom komt opgerezen. Maar dit gemis is mij een last voorgoed: een dromer moet het minnespelen vrezen. Het ligt in verzen nauweliks bewezen, hoezeer het hunkerende hart verbloedt. Mijn dichten is een kreet zonder verlangen, een bange worsteling met tijd en God. En mochten vrouwen aan mijn lippen hangen, hoe zou ik breken met dit zinloos lot: een hart, dat fluistert - in de dood gevangen - woorden, als droppels in een zandsteengrot. Anderszins De najaarsmorgen is bedrukt en weegt over de ommelanden van het hart. En 't is de nevel, waaraan gìj ontsteegt, die anderszins mìj in haar net verwart. In 't ijle trillen van de sedertdien vergeten struiken, het verlepte woud, beweegt nog de adem van een broos stramien. Maar het verstilt en legt zich, moe en oud. Oud als dit hart, dat langzaam is gedoofd en zo vergeefs na zijn verspeeld gerief - maar nog verlangend, want het hart gelooft blind in het wonder van uw weerkeer, lief.... [pagina 218] [p. 218] Rondeel Ik heb in liefde niet genoeg vertrouwen om elke lente weer partij te zijn. Want al te gauw moet men geluk berouwen en blijft er enkel droesem van de wijn. Wanneer het waar is, dat de liefde schijn en schijn het wezen is van alle vrouwen, kan ik de liefde niet genoeg wantrouwen, al zou geen vrouw weig'ren van mij te zijn. Doch binnen 't rasterwerk van plicht en trouw en àl het andere dat ik ondermijn, wil ik geen huizen meer op drijfzand bouwen. In liefde heb ik niet genoeg vertrouwen om elke lente weer partij te zijn. Liefde is zand Ik wil nu stil zijn, om het lied te horen dat mijn geboorte met de dood verbindt Zie, ik ben duizend jaar te laat geboren, ik leef zo ernstig als een spelend kind. Wacht niet Zephanja, als je mij bemint, wanneer ik zing, kun jij mij niet bekoren; ik heb de glimworm uit mijn hart verloren, neem en vergeet waar je de liefde vindt. Beminnen is: gelijk de zee bewegen, want onze harten zijn het eeuwig strand. Nabij de kustlijn voer mij Zephyr tegen en mijn verlangen werd tot gloeiend zand. Nu heb ik jou in allen liefgekregen, de korrels glijden door mijn open hand. [pagina 219] [p. 219] Balans Mijzelf een vreemde, ga ik langs de straten, eenzelvig, met mijn eigen moe gebaar. Een mist van twijfel hult mij in gevaar en aldoor meet ik mij met nieuwe maten. Want niet te weten, is aan kennis zwaar: maakt het verschil, te minnen of te haten? Ik blijf van God en duivelen verlaten en word begraven als een bedelaar. Wat jij verlangt, schijnt verder weggedreven dan zomerwolken uit een stormgebied. Ik kan je niets meer ten geschenke geven dan een verregend en gerafeld lied. Over de liefde is zoveel geschreven, men leest de woorden en gelooft ze niet. IWAN ALJAGOV Vorige Volgende