Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] [Jan Engels: Gedichten] Herfst Dicht in het bosch kleuren de laatste berken, de zon giet een bleek licht over de straat en op het kerkhof waar een vrouw stil staat groeit wat ijl gras over bedolven zerken. Maar boven stad en land loeien motoren en zijn de nachten wit en vol geluid, werpen de vogels staal en ijzer uit en wordt een kind in grooter pijn geboren. De laatste bloem heeft nu het blad verloren, de wind is op een holle dag gestuit en ieder kind breekt het den bloedgang uit, dat deze Herfst voor immer is bevroren. Zinloos vallen de blaren op de wegen en staan twee boomen roerloos in den mist. Op gindsche hoeve wordt een lijk gekist. Er hangen vreemde vlaggen in den regen. 1941 Boerenvrouw Het koren rijpt in de geschonden handen van deze vrouw die in de velden stond, toen in de stad de huizen gingen branden en er een eenzaam kind de dood in vond. De moeders bijten hulploos op de tanden en zien hoe aan een holle kindermond de vraag om brood haast groeit tot bitt're schande van deze vrouw die in het koren stond. Het gras tiert welig tusschen de plavuizen, de straten liggen vreemd en desolaat. De honger treedt met looden ernst in huizen, waarvan de deur al jaren openstaat. Maar deze vrouw bidt God en alle kruizen als er een vreemde langs de hoeve gaat. 1943 JAN ENGELS Vorige Volgende