Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] [H.J. van Tienhoven: Gedichten] Het afscheid zal.... Het afscheid zal heel stil zijn en een winters licht zal in de blinde vensternissen hangen. En voor de laatste maal slaat met een bange, verbaasde slag de brede deur achter ons dicht. Nog eenmaal groetend naar omhoog te staren en stil te peinzen aan vertrouwde lampeschijn die nooit meer glanzend langs de wimperharen zal stralen van het nauw gelokene gordijn. En droef te weten dat zo vele schimmen nu stervend moeten rondgaan in 't verlaten huis, als losgeslagen schepen die zich nimmer de haven zullen vinden van een ander thuis. En op de hoek voor 't laatst nog om te kijken glimlachend, moeizaam in een vreemd, verbijstrend leed, als vorsten van verloren koninkrijken. En het traag bonzend hart: Vergeet.. vergeet.. vergeet.. En eens wellicht; schuw opziend; te passeren: - een prins incognito in 't eigene domein... en aan herinneringen zich bezeren - Een dood gebouw, aan 't open, zonlicht plein. Unschuld vom Lande Die nooit van 's harten bodem heeft gebeden, en nimmer raadloos om bevrijding riep of sidderend haar wellust had beleden, die - altijd eenzaam - met zichzelve sliep en door geen lieflijk waanbeeld was bezeten, door zwoele dromen niet gekweld - wordt plotsling door een hartstocht aangevreten die haar verbijstert en ontstelt. [pagina 117] [p. 117] Als schimmel woekert kuisheid langs haar handen; haar lippen: dorrend vruchtvlees van de mond; zij voelt het bloed wild in de aderen branden; zij is, God, zo meedogenloos gezond! Maar weet, beschaamd, haar lusten zinverloren in de armen van haar vaders knecht, en droomt verbaasd en droef van open voren waaraan het zaaisel bleef ontzegd. En later, als ze ontgoocheld en geschonden leeg in de lente van het weiland staart, slaat haar dit oeroud beeld nog wreder wonden: het blonde veulen onder 't moederpaard. Mood indigo Regen die verbeten valt in dit trage winterland en de horizon versmalt tot een bleke rafelband. Nergens leeft er in dit lege randgebied de wilde schijn van verzonde, langverzwegen, in Gods licht geheelde pijn. Immer bier en grauwe luchten, soms jenever, nimmer wijn, in dit land waar winden zuchten van verdronken vaadren zijn. H.J. VAN TIENHOVEN Vorige Volgende