De Heilige met een blik zo teer, zo esoterisch snoot haar neus.
Mijn god, wat een neusje.
Neusje, neusje, neusje.
Ik schoof een stoel op en zat naast haar. Hoe moest ik haar aanspreken? Heilige? Nee. Neusje? Oh neen.
Dan maar niets.
‘Mag ik u een pilsje of een neutje aanbieden?’
‘Ja’, zei de Heilige met een basstem.
Ik schrok en dacht met weemoed aan Badeloch wier stem als zilver had geklonken toen zij den ober een glas Voorburg met suiker had verzocht. De Heilige haalde haar neus op. Kortsluitmotor.
‘Laten we een Cuba libre drinken.’
Ik riep den kelner en even later lebberde de Heilige aan haar glaasje.
‘Koud hè?’, zei ze.
‘Ja, koud’, zei ik.
Dan weer niets. Achter mij zaten nog steeds de twee jongemannen om zo te zeggen het begrip syncoop te determineren.
De filosoferende dames hadden plaats gemaakt voor een zestal studenten van de zeevaartschool, die met veel durf stookolie bestelden.
Alleen Santos en Fermina vreeën gestaag door.
Het spel der muzikanten werd wilder en wilder al naar gelang de drukte in het kroegje groter werd. Alleen mijn vriend zei niets en staarde onafgebroken naar Nefertete. Hij moet aan de woorden van een groot dichter gedacht hebben: je suis pâle comme la mort.
En ik zat met Neusje, die ook niets zei en maar dronk. 3 × 80, 4 × 80, 5 × 80.
Achtergelaten schoonmoeders worden, indien niet na veertien dagen afgehaald, onherroepelijk vernietigd.
‘Leuk hè?’
‘Wat’, baste ze.
‘Daar’, en ik wees op de tekst aan de muur.
‘Ja.’
‘Nu moet ik weg, want ik moet nog een heel eind lopen.’
‘Ja’, zei de Heilige.
Ik rekende af. 6 × Cuba libre is f 4.80, 4 × pils f 1.-, f 5.80 astublieft. Ik stond op en vroeg aan mijn vriend: ‘Ga je mee?’
‘Nee.’
En hij staarde naar het gepoederde gelaat van Nefertete.
Buitengekomen liet ik God's water over God's tegels lopen.
A. VAN PELT