Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] [Nummer 3] [Guillaume van der Graft: Gedichten] In exilio I Het oud klavier is hopeloos ontstemd. Als grijze draden tussen zwarte haren klinkt de verwelkte toon van enk'le snaren en alle geestdrift wordt vermoeid gedempt. Maar als de wind er zich mee gaat bemoeien waait hij twee eeuwen zonder moeite weg, ik sta weer aan een rozenheg en leg mijn oor te luister aan muziek die vloeien komt uit de meisjeskamer van een buiten. Zij speelt een sierlijk spel en op de ruiten, de toetsen en haar poederhaar glanst licht. Ik kan niets zien van haar bedwelmd gezicht, alleen den cavalier die, wat gebogen, het blad omslaat herken ik, aan mijn ogen. II 's Nachts droom ik van mijn aankomst op de kade waar zij woont en van haar betraand gezicht. Maar 's morgens in het onbarmhartig licht luister ik naar de regen, lig te raden hoe lang het nog zal duren eer ik vrijkom. Dan neemt het ruisen mijn gedachten mee naar huis en naar de havens en de zee, naar vorig jaar Augustus en zijn rijkdom. Ik denk aan het kanaal waarop wij roeiden, de late kabbeling en de vermoeide schepen voor anker, aan de tuin vol ooft, aan vrede en aan haar genegen hoofd en aan de glimlach van verstandhouding tussen haar oogen en de schemering. [pagina 50] [p. 50] Rondeel Voortdurend bezig met hetzelfde vervolg ik een eenkennig lied over haar hals en de gewelfde vloedlijn van een geheim verschiet. Voortdurend bezig met hetzelfde vervolg ik (en waarom ook niet?) een vaste lijn tot het ter elfder ure mijn hart te binnenschiet: hoe diep ik in mijn liefde delf, de wereld blijft boordevol verdriet voortdurend bezig met hetzelfde. Het land Glashelder avondlicht op de gebogen meubelen uit de tijd van Kierkegaard. Naderhand nacht. Zij vat, beschenen door mijn lamp, het leven samen in haar ogen. De kamer met boeken en tekeningen leent de allures van een buitenplaats, de regen bootst het bos na, buitengaats glimlachen in hun slaap herinneringen. Eschatologisch Nu het leven de luttele speelruimte bleek in Gods bijna gebalde vuist, werd de dood het klimaat van deze streek en schaamte de schutkleur van 't huis. Genegenheid goot laat avondlicht over ons godverlaten veld waar door zon en maan een oud heldendicht hortend ten eind werd gespeld. [pagina 51] [p. 51] Allemansgeest in de winter Wanneer de wolken zoo verbeten naar den einder jagen en het water droeve versregels mompelt, vouwt de lage hoeve de handen boven 't hoofd. Om dit gebaar lachen de vogels wel, maar die behoeven zich niet te dekken tegen luchtgevaar. Ben ik jaloers? Het tegendeel is waar: de vogels kunnen naar de West oploeven maar ik zie luisterend uit over het veld en voel weer een gemis, gerustgesteld. Op schilderijen zou de zon nu groen zijn. Eigenlijk moest dit vers zijn bedacht achter ginds raamkozijn te middernacht, maar er wordt niet gestookt. Het zou geen doen zijn. Blaam op Utrecht aan Ad den Besten Utrecht en herfst zijn tot elkaar vervallen en slepen dichters mee in hun verderf. Die zochten een Walhalla op de wallen maar wat zij vonden was: Utrecht en herfst. Het nageslacht baseert zich op de smalle ontferming van de grachten en verwerft hetgeen het kalme loof aan achterstallig verleden heeft beheerd als klam versterf. De lucht erfde een goudreinet. Als fruit hing oud leven omtrent bomen en behuizing maar het geloof werd een klokhuis van steen. Hier liep de hoop alles van oudsher tegen, alleen de liefde voelt men overwegen over veel te veel dromen op de been. GUILLAUME VAN DER GRAFT Vorige Volgende