Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] [Theo van Alkemade: Gedichten] Adieu En dan weggaan - de deur behoedzaam sluiten, warend door schaduwen die 'n kleine lamp neerhangt in 't trappenhuis als zwarte damp, en in een bezonken peinzen naar buiten gaan in de doodstille, winterse stad. Een drang omhoog te zien wordt niet te stuiten: sta ik daar zelf nog aan de lichte ruiten van het vertrek, waar 'k haar heb liefgehad? Misschien droomt zij van mij. Het was zo zuiver maar ook zo week, dat ik niet dorst te blijven. Vrijwillig heb ik deze vlucht gekozen. - Ik zal haar - denk ik - later nog wel schrijven - Sneeuw kraakt onder mijn voeten, licht-bevrozen, en ik loop verder, in een zachte huiver. Herfst in de zomer De avond draalt onder het loof der bomen. Ik luister naar de wind die langs mij schrijdt. En onverminderd is teruggekomen - maar nu voor 't laatst - de oude opstandigheid. Want stilte doet zijn mijmerende ronde in 't hart dat weet te zwijgen. Reeds voorgoed? Ik heb de zuiverheid nog niet gevonden, die eenmaal toch mijn leven leiden moet; om dan, bevrijd van ieder klein verlangen, als 't pad naar 't einddoel zienderoog versmalt, van 't laatste boek het sluitstuk aan te vangen, naar Bach te luisteren als de avond valt, en bij een kaarsvlam in Gods boek te lezen, en zeer eenvoudig zijn in woord en wezen. [pagina 37] [p. 37] Vervreemding Uit duizend sterren stroomde breed de nacht, en waar wij liepen over wijde zanden was er licht stuiven: in de hemellanden betrok de wind zijn huiverende wacht. En elk verlangen was nu moegedacht in ons en stil geworden; onze handen raakten elkaar wel even, maar hun branden was nu tot enkel tederheid verzacht. Maar 't ogenblik dat ik op je bleef leunen wist ik een haastige muziek ophanden, en door de ruige dennen liep een kreunen als 't moede fluist'ren van een bijna dode. En meeuwen sliepen, sneeuwen onheilsboden, her en der in aangrenzende weilanden. Adagietto Landschap, in stille grijzen uitgezegd, uw lijnen lossen op in dunne nevels, de zachte kartellijn van verre gevels, contouren, roerloos-stil, en haast on-echt, en vèrgezichten met veel ijle bomen, hoe vindt mijn hart heul voor het oud gemis, want nu moest één die even zwijgzaam is, langs stille paden met mij samenkomen tot in het diepst geheim van dit droef landschap, en mee aan 't dicht gedachtenspinsel weven: dekmantel van een oude eenzaamheid. Want 't is dit spel van liefde en verwantschap dat ons omhoog houdt in de mist van 't leven: onzer gedachten zwevende gemeenzaamheid. THEO VAN ALKEMADE Vorige Volgende