Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] [H.P.G. Wringer: Gedichten] Zal jij wel ooit... Zal jij wel ooit tot dit, mijn hart behoren, Dat zonder vrienden en verwanten leeft, Eenzelvig wonend in d'ivoren toren, Waar nooit een meisje bij den dichter bleef? Eens zul je argeloos mijn verzen storen, Die ik afwezig op kwitanties schreef. O, harmonie, uit koele geest geboren, O burgerzin, die aan mijn kleren kleeft. Na deze droom ga 'k in het huw'lijk treden Met rooie meisjes van de huishoudschool, Om dan tenminste goed te kunnen eten. Voor 't burgeraltaar klinkt 't bekend parool; Het wordt misschien wat ordinair beleden, Maar om hun hoofd denk ik een aureool. Afscheid Ik zal nooit zeggen zoals eens Ronsard: Grijp nu je kans, stel niet tot morgen uit. Al ben je oud en grijst je donker haar, Dan nog kus ik je dierbaar tot mijn bruid. Want als 'k dan 's avonds bij het lamplicht staar Diep in je ogen en het zoet geluid Hoor van je warme adem, dan bedaart De wilde vogel, die nog in mij fluit. Edoch, de kansen, lief, zijn zo gering, Dat ik behouden in de eigen woning Zou keren, als ik eens vertrekken ging. Daarom, maar meen niet, dat ik j' ertoe dwing, Vraag ik je nederig om een beloning: Verlies mij nooit uit je herinnering. H.P.G. WRINGER Vorige Volgende