De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids
(1625)–Anoniem De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids– AuteursrechtvrijOp die Voys: Alst begint.VVT mijnder herten gronde,
Seg ick u lof en danck,
In dese Morghenstonde,
Daer toe mijn leven lanck,
| |
[Folio CCL.r]
| |
O God in uwen Throon,
V ter Prijs, Lof en Eeren,
Door Christum onsen Heeren,
Dijn eengeboren Soon.
2. End dat ghy my, uyt g'naden,
In dees voorleden nacht,
Voor vaer end alle schaden
Behoet hebt, door dijn cracht.
Ick bid ootmoedelijck,
Wilt my mijn sond' vergeven,
Daer met ick in dit leven
V heb vertoornet dick.
3. Wilt my oock g'naedichlijcken
Behoeden desen dach,
Voor s'Duyvels list en tucken,
Voor sonden end haer plaegh'
Voor vuyr en waters noot,
Voor armoed' en voor schanden,
Voor ketenen en banden,
En voor een haesten doot.
4. Mijn Ziel, mijn lijf, mijn leven,
Mijn Wijf, goet, eer en Kind',
In dijn hant ick doe gheven,
Daer toe mijn huys-gesind',
T'is dijn geschenck certeyn.
Mijns Ouders en verwanten,
Mijn Broeders en becanten,
Beveel' ick u alleyn.
5. Dijn Engel laet oock blijven
| |
[Folio CCL.v]
| |
Om my, te doen bystant,
Den Sathan te verdrijven,
Dat my niet die vyant
Mogh' in dit jammer dal,
Met zijn duysent practijcken
Aen lijf en Ziel beslijcken,
En brengen my te val.
6. Godt wil ick laten raden,
Want hy al dinck vermach:
Hy seegg'ne mijne daden,
Mijn voornemen en sach,
Want ick hem toegestelt
Mijn lijf, mijn Siel, mijn leven,
En wat hy my heeft geven,
Hy maeck't, so t'hem gefelt.
7. Daer op so spreeck ick Amen,
En twijfel niet daer aen,
Godt sal het al te samen
Hem welbehagen laen,
En streck nu uyt mijn handt,
Grijp aen dat werck met vreuchden,
Daer toe my Godt bescheyden
In mijn beroep en stant.
|
|