De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids
(1625)–Anoniem De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids– AuteursrechtvrijOp de Naevolghende Voys:Wt dieper Noot,ACh HEEr straft niet in dijnen thoorn
Castijdt niet grimmich seere,
Ontfermt u, oft ick ben verloorn,
Mijn cracht vermach niet meere,
Mijn Lijf en Ziel syn heel verschrickt,
Ist dat ghy HEEr my niet verquickt,
Hoe mach ick langher dueren?
| |
[Folio v.v]
| |
2. HEEr help mijn Siel wt Ancx end Noot,
Om dijner Goetheyt wille,
Prijst u doch niemant in den Doot,
Noch danckt u in der Helle,
Van sufften ben ick also mat,
Dat d' Nachtes is mijn Laegher nat
Van Tranen end' van sweete.
3. Mijn Aengesicht van Treuricheyt
Is Oude end' heel vervallen,
Van allen kanten swaricheyt
Heeft my seer overvallen.
HEer woud' ghy nu mijn Trooste zijn
Verquicken d'Lijf end' Ziele mijn,
Vrymoedich soud' ick segghen.
4. Wijct af van my all' quaet gespuys,
Met schanden moet ghy wijcken,
Draghen so helpt de Here mijn Cruys,
Syn Hulpe doet hy blijcken.
Mijn Tranen syn al wel bestaet,
Die Vyand' hy verschricken gaet,
Subijtelijcx all' te schanden.
|
|