De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids

[fol.  iij.r]

Psalm. III. Domine quid multipl.

Op de Voys: So Godt de HEER niet by ons houdt.

ACh HEEr wat syn der Vyand' veel
End' veel my teghen streven,
Veel segghen nu van mijner Siel,
Godt heeft hem al begheven,
Maer ghy Heer zijt voor my den Schilt,
Die my ter eeren helpen wilt,
En doet mijn hooft op rechten.

2. Mijn stem den Heer aenroepen sal,
End' hy sal my verhooren,
Ick slaep gherust, ontwaeck oock wel,
Gheen Vyandt mach my stooren,
Want Godt de Heer my selfs onthout,
Al haten my veel duysent stout,
Noch vreest hem niet mijn herte.

3. Helpt Heer mijn Godt, aenvaert die saeck
Redd' my van mijn Vyanden,
Ghy slaet den Vyant op syn kaeck,
Ghy breekt der Godloos' tanden,
Dijn hulp is wel te vinden HEEr
Dijn Segen gaet noch ymmer meer,
Dijn Volck machs' al ghenieten.