Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 196]
| |
'tZYn Dianaas toortsen niet,
Die by nacht zoo aan den hemel blinkken,
Maer Wijndrupplen ('t is geschiet,)
Die God Bachus storten onder 't drinkken;
Doen hy op Ariadnes Feest,
Spoog hele stroomen, als een dronkken beest,
Met zijn Saters, bly van geest.
2.[regelnummer]
't Was bruits kroon niet die hy nam,
En, met kracht, ten hemel smeet van verre,
Dat de bladeren, vol vlam,
Door zijn macht, veranderden in sterren.
O die loogen is veel te grof!
't Was anders niet, als braaksel, wijn, en stof;
En hier sproot 't gestarrente of.
3.[regelnummer]
Doen de broeder van de Maan,
By Admetus zijne schapen weiden,
Niet wou om den hemel gaan,
| |
[pagina 197]
| |
Goôn en mensch de duisternis beschreiden;
Gaf vader Liber, vol van wijn,
Met zijn purper bakhuis, veel schoonder schijn,
Als de zoon van Godt Jupijn.
4.[regelnummer]
Wat de Hemel ook vertoont,
En Starrekijkers al konnen reek'nen,
[...]n zijn godlijk aenschijn woon,
Zon, Maan, gestarnt en al haare teek'nen,
Lucht, water, aarde en 't lichte vier,
Toont zijn wonder troony, zoo braaf van swier;
Wegh dan Febus met uw Lier.
Amantur.
|
|