Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] Aan Hageroos. LAast had ik by my zelf standvastig voorgenoomen, Van Hageroos te gaan; Ik gaf 't haar te verstaan, Zy nam het voor een droom en ik scheen zelfs te droomen. Ach, zey zy, kan uw hart, uw hart zoo tegenspreken? Wat heb ik u misdaen? Waarom wilt gy u aan Mijn min beproeven, en onschuldig aan my wreken? Zoo sprekend', noch ontslootz'er kristalijne kraanen, En storten zilvre traanen, Dat zulk een vochtgeween, Geen water, noch geen nat, maar eerder paarlen scheen. Ik, door die daauw beweegt, en brandent van verlangen Docht in mijn mont te vangen Dat overdierbaar nat, [pagina 142] [p. 142] Maar doen heeft my de vlam meer als voor dees gevat. Zoo dat ik nu niet weet wanneer ik ooit zal scheyen; O liefde, 't is gewis, Dat niets zoo magtig is Dan Maagdetraanen, om den minnaars te verleyen. Amanter. Vorige Volgende