Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
Ondankbre gruwelpest, de stooksteres van quaat,
Het onverzoenbaarst mensch het geen de groote gode
Toelieten, dat ooit d'aard, onwaardig, heeft betreên;
Het heilloos bastertbloet, het geen zijn bloet verzaakten.
En nydig stervende, voer voor den duyvel heen,
Die voor haar einde ook, haar verdoemde keurwil maakten,
Verfoeylijk voor den mensch, verdoemelijk by Godt,
Haar faam zal stinkken tot haar beenders zijn verrot.
Amanter.
|
|