Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Gezangk. Wijze: Houw Charon houw. IN 't zwoele West, heeft Ericijn een tempel Van Marmorsteen, wiens hagel witte drempel Nooit is betreên van een onkuisch gemoet. Want deugt en eer en trouw de deur bewaken; Geen valsche mag den tempelpoort genaken, Op duzent voet. 2.[regelnummer] De kuisheit heeft den toegang en de paden, Bestrooit met Palm en Lauweriere bladen, De Tortelduif en schelle Nachtegaal, Die zingen elk, om strijt, vergoode klankken: De dartle God der groene Wijngertrankken, Wert daar bespot. 3.[regelnummer] Geen sterflijk mensch vermag de digte heggen [pagina 79] [p. 79] Te naderen, of moet aanstonts afleggen, Al wat de deugt en ware trouw bevlekt; Of anders, zoo hy voort trat, zouw haar d'aarde Flux openen, die nooit een schepsel spaarde, 't Geen Goôn begekt. 4.[regelnummer] Eurimedon, de trouste aller knapen', Die vrouw natuur op aarde heeft geschapen, Quam, door de min vervoert, in dit gewest; Om Ericijn, t'aanbidden, droef te smeken, Dat zy dog 't hart van Erremgaart zou breken, Nog ongequetst. 5.[regelnummer] De vriendlijk heit, de heusheit, twee gezanten Van Pafos troon, de naaste bloet verwanten Der Zeegodin, geleide Eurimedon; Door laanen, die na tulp en roozen rooken, Tot dat hy zag zijn ziel, zijn lief, gedooken [pagina 80] [p. 80] By Venus bron. 6.[regelnummer] Zy trat gezwint ter marmre tempel binnen Eurimedon volgt haar, vol kuifche Minne, En doet bedrukt aan Venus zijn beklag; Die hem tot loon, heeft Erremgaart gegeven. Wat Minnaar zag, ooit levendig in 't leven, Zoo blyden dag? Amanter. Vorige Volgende