| |
| |
| |
Bio-bibliografie
Wies de Bles, geboren in 1941, kreeg haar opleiding aan de Vrije Academie op de Hoefkade in Den Haag. Ze is lid van de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst en van de Haagse Kunstkring. Sinds 1971 woont ze in Heinekenszand in Zeeland. Ze maakt polyester objekten, die ze regelmatig exposeert.
Boccarossa, publiceerde eerder in Kentering, De Gids (onder het door Gerrit Kouwenaar verzonnen pseudoniem ‘de dichteres zonder naam’), Nieuw Vlaams Tijdschrift. Dietsche Warande, Kreatief en andere bladen. Onlangs verscheen haar eerste bundel Ik rijd uit met een zweep.
Leopold M. van den Brande, werd geboren te Mechelen in 1947, volgde middelbaar onderwijs in elektriciteit & elektronica, verder autodidact. Leeft sinds 1973 van zijn pen.
Publiceerde poëzie in vele literaire tijdschriften in Vlaanderen, Nederland, Wallonië, Frankrijk, Duitsland, Zuid-Afrika en Polen. Werd een aantal malen opgenomen in bloemlezingen als Literair Akkoord 16/19 en 20, Vijftig na 50, Opwenteling 100e bundel e.v.a. Van hem verschenen een achttal bundels, nl.: Hoog-tij (eigen beheer, 1967); Met nauwelijks nog adem (Morgen-uitgave, 1968); Het woord, een ruine (uitg. Saefthinge, 1968); Blues voor de guerrilla (Opwenteling, 1969); Boodschap van bloed (uitg. Noord-Zuid, 1969); In staat van ontbinding (Morgen-uitgave, 1970); Moulin-rouge (Orion-DDB 1971, + fr. vert.); Geschraagd geraamte (uitg. H.F. 1973); Alchemie van de roos (Animal Farm ed., 1976). In voorbereiding: De nabijheid van spiegels, en: Gedichten 1966-1976 (bloemlezing).
Sophie van Bijsterveld, geboren in Baltimore, 1960. Bezocht het Christelijk Gymnasium in Utrecht en studeert daar nu rechten.
Erica Dedinszky, Hongaarse van afkomst, woont sinds 1957 in Nederland. Na haar eindexamen gymnasium-A in Alkmaar studeerde ze te Nijmegen Frans waar ze in 1969 cum laude doktoraal deed. Zij is medewerkster van Film International en Poetry International te Rotterdam en verzorgt de filmrubriek voor
| |
| |
Opzij. Haar eigenlijke beroep is echter dichteres. Haar eerste Hongaarse bundel verscheen in 1973 te Parijs, haar eerste Nederlandse bundel in 1975 bij Uitgeverij Holland te Haarlem; haar twee volgende bundels verschijnen binnenkort. Zij is lid van de literaire werkgemeenschap Magyar Mühely, forum voor de internationale Hongaarse avantgarde, te Parijs, en van de Stichting Mandala, een soortgelijk, sterk internationaal gericht, literair atelier, in Nederland.
Wendela Gevers Deynoot, onderneming De Meermin, Vrolikstraat 381hs, Amsterdam.
Margaretha Ferguson, debuteerde in 1959 met Anna en haar vader (verhalen). Verder werk o.a.: In 1962 Onmogelijke mensen, roman, 1965 Het bloed en de haaien, roman, 1972 Onstuimig Rusland, 1973 Mijn vrienden in Khartoem, 1974 Nu wonen daar andere mensen, terug op java, 1975 Een haagse dame in China, 1976 Mammie ik ga dood, aantekeningen uit de japanse tijd op java 1942-1945, 1977 Zeven straten en een park (autobiografisch), 1977 Elias in Batavia en Jakarta, roman.
De verhalen zijn, gewijzigd en aangevuld, herdrukt in: Neurotisch Winkelen en Hollands-Indische verhalen
Een dertigtal vertalingen w.o. populair-wetenschappelijke psychologie (Rogers, Maslow e.d.) en Heinrich Böll: Groepsfoto met dame, Mary Mc Carthy: Zeg me wie je vrienden zijn, Lou Salomé, en zes delen Dagboek Anaïs Nin, het zevende komt nog. Literaire kritieken en studies o.a. in De Nieuwe Stem, radio-Boekenwijsheid, nu nog regelmatig in Bzzletin en Het Vaderland.
Madelon Hooykaas, (1942, Nederland) en Elsa Stanfield, (1945, Schotland) werken sinds 1972 samen onder de naam ‘White Bird’ in Amsterdam en Londen.
Zij maken multi-media environments, gebruikmakend van o.a. video, fotografie en reële objecten. Zee van licht is een keuze uit een serie foto's, geïnterpreteerd voor dit tijdschrift, waarbij de lezer deel kan worden van het geheel.
De beelden zijn veroorzaakt door de golven van de zee, die over de spiegels spoelen, (fragment van het environment ‘Sea of light’ Chapter Gallery, Cardiff, Great Britain 1978).
| |
| |
Annie Leclerc woont en werkt in Frankrijk, waar ze les geeft in filosofie. Ze is getrouwd en heeft een dochtertje. Haar eerste roman Pont du Nord verscheen in 1967. In 1974 publiceerde ze Parole de Femme, een roman-essay over het schuldgevoel, de schaamte en het lijden dat vrouwen zich eeuwenlang door de spraakmakende gemeente hebben laten opdringen.
In haar laatste boek Epousailles (1976) heeft ze de oude patronen afgelegd en betreedt ze nog aarzelend een niemandsland van onontdekte emoties. Je zou het een liefdesverhaal kunnen noemen, een beschrijving van de verlangde huwelijksvoltrekking met alles wat in de ons omringende wereld leeft en leven wil, zonder tussenkomst van verstikkende normen en structuren. Een centraal thema is de herontdekking van het pure genieten, de meest zuivere vorm van liefde, zoals ze die als kind beleefd heeft. Een liefde die niet stoelt op beheersing of ontkenning, maar juist op een bevestiging van wat leeft en die elke machtsrelatie teniet doet. De oorspronkelijke en directe ervaring is voor haar als vrouw en filosofe de bron van alle kracht, genot en kennis. Fel verzet ze zich in haar werk dan ook tegen de in onze westerse wereld tot in het absurde doorgevoerde scheiding tussen voelen en denken, lichaam en geest, subjectieve en objectieve kennis.
De hier af gedrukte tekst van Annie Leclerc is een fragment uit Epousailles.
(J.H.)
Monika van Paemel, geboren 4 mei 1945, te Poesele (prov. Oost-Vlaanderen), handelstudies, gehuwd, twee kinderen.
Eerste publikatie, N.V.T., 1969, Amazone met het blauwe voorhoofd, 1971, (Elsevier) bekroond, prijs beste literair debuut.
De confrontatie, 1974 (Nijgh & Van Ditmar) Marguerite, 1976 (Nijgh & Van Ditmar) bekroond, letterkundige prijs provincie Oost-Vlaanderen.
In voorbereiding: De vermaledijde vaders. Verzamelbundel: Vrouwen in Vlaanderen schrijven nu (Reinaert Uitgaven).
Medewerking aan diverse tijdschriften: Dietsche Warande & Belfort, De Vlaamse Gids, Het Nieuw Vlaams Tijdschrift, Lover, Opzij.
Radiomedewerkster (redactie & uitvoering).
| |
| |
Ethel Portnoy, keerde na drieëntwintig jaar de Verenigde Staten de rug toe. Leefde en studeerde in Parijs. Woont nu in Den Haag. Ze schreef de bundels Steen en been en De brandende bruid. In 1977 verscheen er van haar bij Meulenhoff het toneelstuk Belle van Zuylen ontmoet Cagliostro. In 1979, bij De Harmonie, Broodje Aap.
Fabienne de Quasa Riera Ayats werd in 1951 in Parijs geboren. Ze volgde er opleidingen in schilderen en scenografie. Ze is een veelzijdig kunstenares, die zich uitdrukt in teksten, tekeningen, muurschilderingen, foto's, maar ook met geluid, film en performances. In 1975 bezoekt ze Marokko en begint ze op de huid en met maskers te werken. In 1977 maakt ze samen met Vitor Pomar de film Curriculum Vitae, met geluid van Han Bennink. In 1978 realiseert ze haar eerste performance, met dezelfde titel, in Studio Amazone in Amsterdam. Fabienne de Quasa Riera Ayats woont en werkt afwisselend in Amsterdam en Parijs.
Francine Rijkegras, publiceerde eerder in Avenue Literair en Chrysallis, nr. 2.
Olive Schreiner, 1855-1929, geboren in Zuid-Afrika. Toen ze 26 was en naar Engeland reisde, had ze al jaren van schrijven en werken als gouvernante op het platteland achter de rug. De roman die haar tot een van de bekendste feministen en schrijfsters van haar tijd zou maken, droeg ze bij zich. Het was The Story of an American Farm, ironisch genoeg in eerste instantie onder een mannennaam uitgegeven. Schreiner schreef verder romans, korte verhalen, allegorieën, ‘dromen’, artikelen, een boek over vrouwen, en een boek over Zuid-Afrika. In haar geschriften blijkt ze veel problemen te voorzien waarmee de moderne vrouw, het moderne Zuid-Afrika, en de moderne wereld geconfronteerd worden. Zij beïnvloedde Woolf, Richardson en Lessing (zie ook: Elaine Showalter, A Literature of Their Own, p. 195-204).
The Story of an American Farm gaat over drie jonge mensen die opgroeien op een boerderij in Zuid-Afrika. Em is huishoudelijk en conventioneel. Waldo is een eenvoudige jongen die van de natuur houdt. Lyndall, de centrale figuur van de roman, is opstandig en intellectueel. Zij is de eerste serieuze feministische heldin in de Engelse roman. Het gedeelte dat in Chrysallis is opgeno- | |
| |
men, gaat voornamelijk over Lyndall, net terug van kostschool, en zich pijnlijk bewust van de problemen, waarmee ze als vrouw te maken gaat krijgen. (1883)
Sitor Situmorang (Djakarta) werd in 1923 geboren op het eiland Samosir in het Sumatraanse Tobameer. Nadat hij enkele jaren als journalist in Medan werkzaam was geweest, maakte hij in 1950 een reis naar Nederland en Frankrijk. Hij bezocht de Verenigde Staten en China.
Onder President Soekarno zat Situmorang als vertegenwoordiger van de kunstenaars in het Voorlopig Adviserend Volkscongres, de mpr(s), in 1960. Verder was hij in diezelfde tijd voorzitter van het Instituut voor Nationale Cultuur, de lkn.
Onder het regiem van Soeharto zat hij acht jaar gevangen. In december 1976 werd hij zonder vorm van proces weer vrijgelaten.
Situmorang schreef gedichten, verhalen en toneelstukken.
Meggie Staal, geboren in Maastricht, 1947. Ontmoette een andere wereld in Amerika, kwam daarvan terug. Beëindigde studie psychologie, werkte enige tijd in de gevoeligheidsindustrie, zag daarvan af. Woont in Amsterdam. Schrijft sinds twee jaar gedichten. Dit is haar debuut.
Hannemieke Stamperius (vh. Postma), publiceerde in boekvorm, in kranten en tijdschriften (van De Nieuwe Taalgids tot Opzij). Theoretisch werk op het gebied van de roman- en de poëzietheorie. Bij De Arbeiderspers verschijnt haar Vrouwen en Literatuur; een inleiding.
Henri Stroet, 1944, oudste van drie zonen en een dochter van een meisje-voor-dag-en-nacht en een tuinman, woont samen met een econometriste en een kind, studeert opvoedkunde, en geeft les aan een sociale academie.
Ria Versteegh, geb. te Renkum (Gld.) in 1927. Kand. Ned. Taalen Letterkunde.
De ‘Sonja’ aan wie het verhaal is opgedragen is de helaas veel te vroeg gestorven Sonja Witstein - een werkelijk ‘onwaerdeerlycke vrouw’.
| |
| |
Nell Wagemakers schrijft over zichzelf:
Ik ben Nell Wagemakers, geboren 13 december 1941 in Midden-Brabant. Na de lagere school haalde ik alle diploma's naaldvakken en ging een jaar later in de verpleging. Al gauw werd ik ziek en slikte jaren medicijnen; zie Chrysallis 3: mf.
Om mijzelf wat te bevrijden van pijn schreef ik gedichten - ik vond geen oren genoeg die luisteren wilden. Dacht ik.
In de beginjaren zeventig ben ik halve dagen in een bibliotheek gaan werken, op de administratie. Sinds vorig jaar zomer werk ik niet meer in een systeem, ik wil het niet meer, en leef van een wao-uitkering, niet groot. Enkele dagen per week arbeid ik ‘voor geld’ en doe de meest gevarieerde klussen. Ik werk legaal, mijn leven was grotendeels zo donker dat ik nu niets ‘zwart’ wil doen. Ik ben een vernieuwd mens.
Ik schrijf gedichten, beschouwingen, sprookjes, verhalen en vooral brieven.
Publikaties: gedichten, in enkele tijdschriften; twee keer voor de radio; mijn eerste bundel Sprekend mijn handen verscheen 14 februari 1979 in eigen beheer. De tweede druk is in voorbereiding.
In de winter zal er zeker één sprookje verschijnen.
| |
| |
| |
Mais où est donc Unica?
Unica Zürn maakt onmiskenbaar deel uit van de surrealistische beweging, al manifesteerde zij zich pas laat. Zij was dichter en kunstenaar en schreef briljante anagrammen die aan gnomische poëzie doen denken.
Unica Zürn werd op 6 juli 1916 in Berlijn geboren. In 1953 leerde zij daar de kunstenaar Hans Bellmer kennen die met zijn erotische tekeningen, sculpturen en collages een bijzondere plaats binnen de surrealistische beweging innam. Zij liet haar man en twee kinderen in de steek en volgde hem naar Parijs. Het jaar daarop verschenen haar Hexentexte - tien anagrammatische gedichten en tien dessins automatiques.
De laatste acht jaar van haar leven leed zij aan depressies en moest regelmatig in psychiatrische klinieken worden opgenomen. In het jaar waarin zij stierf verschenen haar ‘impressions de clinique’, L'Homme Jasmin (Gallimard) en een bundeltje jeugdherinneringen, Sombre Printemps (Belfond). Beide boeken zijn opmerkelijk door de briljante geest die eruit spreekt. Unica Zürn is echter altijd overschaduwd door de faam van Hans Bellmer.
Eén van haar beste vriendinnen in Parijs, Herta Hausmann, liet mij het manuscript zien waarvan de tekst hiervoor is afgedrukt (in een vertaling van Caroline Bos-Everts). Dit is de eerste maal dat het in druk verschijnt.
Van Herta Hausmann hoorde ik ook wat nadere bijzonderheden over de laatste levensjaren van Unica Zürn. ‘Ik heb Unica Zürn in 1964 voor het eerst ontmoet in Galerie Point Cardinal in Saint Germain des Prés waar tekeningen van haar ten toon werden gesteld. Onder de aanwezigen bevonden zich onder meer Hans Bellmer, Max Ernst en Henri Michaux. Niet lang daarvoor was Unica opgenomen in de Clinique Ste. Anne en zij mocht die avond voor het eerst alleen weg.
Zes jaar later pleegde Unica Zürn zelfmoord door van het balkon van Hans Bellmers appartement in de Rue de la Plaine te springen. Hij had haar (patiënt in een psychiatrische inrichting!) geschreven dat hij niet meer met haar wilde samenleven en raadde haar aan naar Berlijn terug te gaan - terwijl zij alles, haar land, haar kinderen, haar vrienden, voor hem in de steek had gelaten!
| |
| |
Zij was een fantastische vrouw. Bellmer had haar eenvoudig levend verslonden. Elke keer dat zij in opstand kwam tegen het leven dat zij leidde raakte zij in een depressie en moest worden opgenomen. Aanvankelijk gebeurde dat in Rijksinrichtingen, maar later vonden vrienden een particuliere kliniek waar haar toestand werkelijk verbeterde. In de laatste weken voor haar dood werkte zij koortsachtig. In die periode begon zij ook weer belangstelling te krijgen voor het leven - en voor de mensen om haar heen. In diezelfde periode vertrouwde zij mij ook een aantal manuscripten toe (waaronder de hier afgedrukte tekst).
Zij begon weer te leven, ze was weer aan het werk; zij tikte haar manuscripten over en ze was zelfs weer verliefd! Maar op een ongelukkig moment besloot ze naar Parijs te gaan en Bellmer een avond te bezoeken. We weten niet wat er die avond en nacht is gebeurd; alleen een overvolle asbak bleef als stille getuige achter. Toen Bellmer 's ochtends het appartement had verlaten sprong zij van het balkon.
Zij ligt begraven op Père Lachaise. Bellmer liet een opschrift in haar grafsteen beitelen: “Mijn liefde zal je in de eeuwigheid volgen”. Vijf jaar later stierf hij; hij ligt naast haar begraven.’
E.P.
(vertaling NVM)
|
|