Chrysallis. Jaargang 1979(1979)– [tijdschrift] Chrysallis– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Meggie Staal Andromeda m'n weidende blik heeft zich gehecht aan haar zoals zij boven menig ander is verheven kaarsrecht en fier een standbeeld van gratie ik nader en drink haar schoonheid in het bronzen lichaam in haar naakte luister het zwartkrullend haar de donkere ogen verloren in de verte onverstoorbaar is zij van marmer deze starre vrouw een levende godin een koningsdochter ik heb de ban verbroken op 't laatst en haar naar de naam gevraagd Andromeda vernoemd - zij spreekt niet onze taal gebaart slechts met onbekende klanken dat zij hier staat tot slavendienst gedwongen eens prinses in het verre Nubia aan haar zusters in de strijd ontschaakt en buitengaats met zware ketens aan dek geklonken door kapers als een prooi besprongen ik heb haar verkoren ongeacht haar staat en nu zij onze gastvrijheid heeft gesmaakt vergunt zij ons de duistere tover van haar kunst onweerstaanbaar is Terpsichora's talent wanneer mijn Drom zachtjes als ingetoomd dansante wiegend op de maten van haar trom plots kreten slaakt en als geducht Amazone aan 't krijgsdansen slaat veroverend al wie haar boosaardigheid niet kent ik heb haar bemind ach mijn ziel vond geen verwante (O Eros je hebt me bedrogen met het aanzicht van een ijs'lijk Gorgoonse -) [pagina 75] [p. 75] m'n verwonde vriendin niet verwend met tedere kussen schenkt mij een oogwenk lang de schaduw van een glimlach dan treft mij haar boze oog koel en hard als steen verstil ik zit daar gevangen in vuur en schaamte bij de vloek aan mij gericht jij vraagt erom mij laat dit koud (- ik kreun overzacht verbijt mijn gram peur trots zelfs uit een geminacht hart ik kan mijn meerdere toch niet erkennen in een barbaars priesteres die liefdeoffers smaadt) zelfgenoegzaam zwijgend dan wel met argumenten strijdend is zij mij 't meest nog welgezind (maar ach hoe ijl toont mijn minnezang zonder haar dans) alleen Artemis in haar uitheems gewaad heeft zij haar lievelust gewijd de jacht op mannen als zoenoffer weliswaar en voor 't nageslacht mij mishaagt zulk eerbejag als minnares nochtans welaan blijft zij gereserveerd en pijnt mij haar naam mijn dierbaar hartevuur zal niet bedaren maar oplaaien van hiel tot hoofd voor haarlief die in een reidans Afrodit' ter ere eigen gewichtigheid ontspringen wil en haar zang in harmonie wil laten klinken met mijn snaren want Afrodite's feest geniet bijzondere faam daar elke nimf bacchante of hetare Haar gunst verkrijgt die bevrijdt van angst en dwang Vorige Volgende