De bewuste redactrice was Angenies Brandenburg. Ze zegt: ‘Ik heb het hem in december gevraagd, en hij zei ja. Met Pinksteren - het was allemaal uitgelopen door ziekte - belde ik naar Parijs om de afspraak te maken en toen zei hij letterlijk: “Ik moet u teleurstellen. Er zijn niet alleen niet-geëmancipeerde vrouwen, maar ook niet-geëmancipeerde mannen.
Mijn vrouw heeft uw blad dat u ons toestuurde gelezen, en staat niet toe dat ik meewerk aan een interview.”
Ik was verbijsterd. Ik vond het zo gênant dat ik het voor me heb gehouden - zelfs mijn mede-redactieleden weten nog van niets. Maar dat hij het nu zelf in Het Parool naar buiten brengt en daarover niet eens contact met me opneemt ...’
Het vreemde en hypocriete van de zaak is nog het duidelijkst af te lezen aan het stijlverschil van Hermans zelf. Is zijn column in Het Parool nog zeer geprezen met het woord ‘oubollig’, zijn brief aan Angenies Brandenburg is aardig en fatsoenlijk van toon.
De brief: ‘Geachte mevrouw Brandenburg, uit het feit dat ik precies een maand gewacht heb uw brief van 19 dec. '77 te beantwoorden, kunt u begrijpen dat ik er lang over nagedacht heb: wel of geen interview over het feministische streven.
Ten slotte heb ik besloten van wel. Misschien kunt u mij dus eens schrijven of opbellen om een andere afspraak te maken. Wilt u wel zo vriendelijk zijn mijn telefoonnummer geheim te houden? Mijn enige voorwaarde is dat het gesprek over feminisme en vrouwen gaat, waarmee ik voornamelijk bedoel: niet over onderwerpen die de laatste tijd door allerlei andere interviewers op het tapijt zijn gebracht.
Tot ziens! Beste groeten, W.F. Hermans.’
Van haar machtigste middel tot wraak - het geheime telefoonnummer openbaar maken - heeft Angenies Brandenburg geen gebruik gemaakt.