mede-wezen op te kunnen leggen. Zoals ze het nu zag, in dit korte verlichte ogenblik, scheen het haar toe dat een dergelijk gedrag niet minder een misdaad was of het nu met goede of slechte bedoelingen geschiedde.
Toch had ze hem lief gehad - soms. Dikwijls had ze dat niet gedaan. Wat deed het ertoe. Hoe kon liefde, dat onopgeloste mysterie, tellen ten opzichte van dit bezit, deze persoonlijke geldingsdrang welke ze plotseling als de sterkste drang van haar wezen herkende.
‘Vrij, vrij in lichaam en ziel!’ bleef ze maar fluisteren.
Josephine zat buiten de gesloten deur geknield en smeekte met haar lippen bij het sleutelgat om toegelaten te worden. ‘Louise doe de deur open! Ik bid je, doe open - je maakt jezelf nog ziek. Wat ben je aan het doen, Louise? Doe in hemelsnaam de deur open!’
‘Ga weg, ik ben mezelf niet ziek aan het maken.’ Nee, door dat geopende raam dronk ze gretig van een waar levenselixer.
Ze liet haar verbeeldingskracht genieten van de dagen die komen zouden. Lentedagen, zomerdagen, allerlei dagen die van haar zouden zijn. Ze zuchtte een schietgebedje, dat haar leven lang mocht zijn. Nog pas gisteren had ze gedacht dat haar een lang leven beschoren zou kunnen zijn en gehuiverd.
Uiteindelijk stond ze op en opende de deur voor de bemoeienissen van haar zuster. Er lag een koortsige, triomfantelijke blik in haar ogen, onbewust nam ze een houding aan als was ze de godin der Zege. Ze omvatte de taille van haar zuster en samen daalden ze de trap af. Beneden stond Richards hen op te wachten.
De voordeur werd geopend door iemand met een huissleutel. Brently Mallard kwam binnen, een beetje verreisd, met zijn aktetas en paraplu netjes in de hand. Hij was ver van de plek van het ongeluk vandaan geweest, hij wist niet eens dat er een ongeluk gebeurd was. Hij bleef staan, verbouwereerd van de snerpende gil van Josephine, van de snelle beweging van Richards die voor hem ging staan om zijn vrouw het zicht op hem te beletten.
Maar Richards was te laat.
Toen de dokters kwamen zeiden ze dat ze aan een hartkwaal was gestorven - aan moordende vreugde.
Vertaling: Judith Smedts