| |
| |
| |
Judith Herzberg
Werd 4 november 1934 te Amsterdam geboren. Schreef enkele dichtbundels: Zeepost, 1963, Beemdgras, 1968, Strijklicht, 1971, Vliegen, 1970, 27 Liefdesliedjes, 1971. Vanaf 1973 houdt zij zich vooral bezig met toneel, film en televisiespelen, o.a. Het is geen hond, toneel, Dat het 's ochtends ochtend wordt (tv bewerking van Het is geen hond), Lieve Arthur, tv-spel, Rooie Sien, film, Een giraffe zijn is erger, tv-spel en Cranky Box, toneel (bewerking van: Een giraffe zijn is erger).
| |
| |
| |
Stevie
door Hugh Whitemore
Stevie: |
Glenda Jackson |
Aunt: |
Mona Washbourne |
Friend: |
Peter Eyre |
The Vaudeville Theatre, London. |
Het publiek om me heen was hoorbaar en bijna voelbaar enthousiast en ik niet, een vervelend geïsoleerd gevoel geeft dat. Zou Stevie Smith zelf, als ze nog leefde, en als ze toestemming gegeven zou hebben een stuk over zich te laten vertonen (wat héél onwaarschijnlijk is) zou ze, als ze die toestemming wèl had gegeven, en ze zat nu in de zaal, met instemming kijken? Ik denk haast zeker van helemaal niet. Ik denk dat ze door de grond zou zijn gegaan van schaamte en ellende. Maar dat zegt niet zo veel. Een stuk zien over iemand die je goed kent moet altijd een vreemde teleurstelling inhouden en dus, zeker, als het gaat over iemand die je zo goed denkt te kennen als jezelf.
En waarom was het publiek zo enthousiast? Ik vroeg aan een paar mensen voor, achter, naast me, hoe ze het vonden. Mijn directe buurvrouw hoefde ik niets te vragen, die vertelde uit zichzelf, terwijl ze me mee liet snoepen van haar zuurtjes. Een Amerikaanse toeriste. Voor het eerst in London had ze in Time Out gezocht naar een middagvoorstelling, want ze wist dat het toneel in Londen bloeide, maar ook de misdaad, dus 's avonds durfde ze niet op straat. Haar oog was gevallen op Glenda Jacksons naam, die ze kende van de tv-serie over die Engelse koningin, welke was het ook weer, en toen wou ze haar natuurlijk graag in levende lijve zien. Die kans krijg je niet vaak, om een tv-ster van zo dichtbij te zien dat je háár als het ware iets toe zou kunnen roepen, dat zij naar jou zou luisteren, voor een keer. Ik vroeg of ze wel eens van Stevie Smith gehoord had, vóór ze dit stuk ging zien. Nee, nooit van gehoord, hoezo? Maar na afloop vroeg ze me waar de dichtst bijzijnde boekwinkel was; ‘die vrouw wist waar het leven over ging.’
| |
| |
Ook de andere mensen om me heen waren gekomen voor Glenda en vertrokken vervuld van Stevie. Geen poezie-lezers, maar door Glenda ‘erin gelopen’ en zo voor het eerst in aanraking gekomen met één van Engelands meest originele, grappige, en intrigerende dichters.
Ik was naar Engeland gegaan om te zien hoe dit stuk, waarover ik veel lovends had gelezen, gemaakt was. Voor Stevie Smith heb ik een bijna levenslange bewondering, ik heb een paar keer eerder over haar geschreven, en haar gedichten vaak proberen te vertalen; enkele waarbij het me min of meer lukte zelfs gepubliceerd. Omdat ik me ook met toneel bezig houd, en mijn eigen eerste toneelproject het op toneel brengen van een dichter (Jan Hanlo) was, was ik op allerlei manieren benieuwd. Ik vroeg me af hoe de structuur zou zijn, hoe de gedichten verwerkt en gepresenteerd werden, en, vooral, welke personen de schrijver om Stevie heen gegroepeerd had, en hoe. Hoe breng je ‘drama’ aan in een leven als het hare, dat, naar buiten toe, zo totaal on-dramatisch was, en waarbij het werkelijk schokkende binnenskamers, binnenshuids zelfs, bleef. Uit de gedichten en uit haar romans, valt veel te raden. Maar is het geoorloofd de gissingen die gemaakt kunnen worden als waarheden te presenteren en is de ‘ik’ in proza en poezie vertaalbaar in de ‘ik’ Stevie? Ik geloof het niet, en dit is een van mijn voornaamste bezwaren tegen het stuk.
Stevie Smith leefde vanaf haar derde jaar in één en hetzelfde huis in Palmers Green, Londen. Eerst met haar moeder en zuster (de vader was naar zee, kwam zelden thuis en liet zijn gezin, ook financieel, in de steek) later ook met haar tante, die ze in haar werk The Lion of Hull zou noemen.
Haar moeder stierf vroeg, haar zuster verhuisde, en Stevie bleef alleen met haar tante. Stevie werd secretaresse en bleef dertig jaar op het kantoor van een uitgeverij werken. Ze ging vanwege haar zwakke gezondheid met vervroegd pensioen en nam toen geleidelijk de huishouding over van The Lion of Hull. Vóór die tijd kon ze, naar eigen zeggen, nog geen ei koken.
Haar tante stierf in 1968, Stevie overleefde haar drie jaar en overleed in maart 1971, op 68-jarige leeftijd, aan een hersentumor. Haar leven lang schreef ze poezie, een poezie die in al die jaren nauwelijks veranderde, haar laatste gedichten hebben dezelfde kinderlijke toon en ernstige helderheid als haar allereerste. Toen
| |
| |
ze in 1935 probeerde een bundel gepubliceerd te krijgen gaf de uitgever haar de raad het maar liever eerst met een roman te proberen. Een jaar later verscheen inderdaad haar eerste roman: Novel on Yellow Paper, zo genoemd naar het gele kantoorpapier waar ze het boek, tijdens kantooruren, op schreef. Er volgden nog twee romans: Over the Frontier (1938) en The Holiday (1949) en een tiental dichtbundels, door haarzelf met mooie stakerige karikaturale tekeningetjes geillustreerd. De twee latere romans heb ik tot mijn spijt nooit te pakken kunnen krijgen. Over The Holiday was Stevie Smith zelf het meest tevreden, Novel on Yellow Paper vond ze zelf later nogal gemaniereerd.
Het aantal dichtbundels is niet precies aan te geven doordat er enkele bloemlezingen uit eerdere bundels bij zijn, een speciale uitgave voor Amerika, etc. etc. In 1975 verscheen er een Collected Poems bij uitgeverij Allen Lane, waarin al haar bundels en ook haar laatste, ongebundelde verzen bijeengebracht zijn. Van de eerdere bundels wil ik een paar titels noemen omdat ze zo typerend en animerend zijn.
A Good Time Was Had By All (1937) |
Tender Only To One (1938) |
Mother, What is Man? (1942) |
Harold's Leap (1950) |
Not Waving but Drowning (1957) |
Het was geloof ik door een bespreking van Not Waving but Drowning door Philip Larkin dat ik op haar spoor gezet werd. In die bespreking, die ik jammer genoeg niet bewaarde, zei hij dat Stevie Smith sprak ‘With the authority of sadness’. Sadness is zeker één van de ingredienten van Stevie Smiths speciale mengsel. Angst, vooral angst voor alleen zijn, was er ook één, zoals bij de meesten van ons. Maar wat haar grappig en interessant maakte is daarmee niet verklaard. Misschien is één van de redenen waarom haar werk zo ontroerend is wel: de angst, gecombineerd met een grote moed, nl. de moed om die angst toe te laten en zelfs aan anderen te laten zien. En droefheid, gecombineerd met de moed deze vorm te geven. In het toneelstuk ontbreekt deze tweepoligheid. Het is een merkwaardig stuk. Het is opgebouwd uit flarden; bijna alles uit Stevies eigen werk, romans, gedichten, interviews, maar gesproken door drie verschillende personen; Stevie zelf, de tante, en een Man. (Deze personen werden
| |
| |
gespeeld door Glenda Jackson, Mona Washboume en Peter Eyre.) De laatste staat in het programma als vriend aangeduid, maar hij heeft een zeer varierende functie; eerst meer een anonieme commentator die de teksten (poezie) zegt waarover Stevie, op een andere kant van het podium mijmert. Even denk je dan dat hij De Dood voorstelt, of De Herinnering, want eerst is hij er, in het donker, en zegt alleen
‘There were never so many poppies as there were then,
So much yellow com, so many fine days,
Such sharp bright air, such seas.’
en houdt dan weer een hele tijd zijn mond terwijl Stevie en haar tante gezellig zitten te kletsen, waarbij gezellig ook niet helemaal het juiste woord is, want hoewel Stevie thuiskomt in Scene 1, Act 1, en hoewel het gesprek over alledaagse dingen gaat, een mengsel van herinneringen en prietpraat van de dag, lijkt het soms opeens alsof Stevie en haar tante elkaar nooit eerder hebben ontmoet, terwijl ze toch, wanneer het stuk begint (1950), al 44 jaar samen in één huis wonen. Maar goed, eerst even over de Man. Hij valt ongeveer tien minuten later weer in om een gedicht ten beste te geven. Alsof hij er niet is, staat onmiddellijk daarop de oude tante op om boontjes te gaan afhalen, en het gesprek-niet-gesprek tussen de tante en Stevie wordt voortgezet, alsof de Man nooit een duit in het zakje had proberen te doen. Wordt hiermee gesuggereerd dat in dit huis de stem van de Man genegeerd wordt? Als tante de deur uit is merkt Stevie het publiek op, en begint ons toe te spreken, met een fragment uit haar eerste roman, en stopt dan, om de Man gelegenheid te geven één van haar gedichten te declameren. Dat gaat zo een tijdje door, zo ongeveer als een literaire collage op de radio waarbij een mannestem en die van een vrouw elkaar afwisselen, voor de afwisseling, denk ik vooral. In elk geval is het een goeie manier om veel poezie over het voetlicht te krijgen, en Stevie's gedichten, merkte ik tot mijn verbazing, wérken, zelfs wanneer ze op zo'n willekeurige en onvergeeflijk sentimentele manier worden gebracht.
Stevie heeft juist verteld dat haar moeder stierf toen zij, Stevie, nog jong was, en dat haar ouders een ‘unsuitable marriage’ hadden, ‘Unsuitable marriages breed the Stevies of this world,
| |
| |
and a lot of other troubles as well’, als de tante weer binnenkomt. Dan volgt er iets dat ik zal citeren omdat ik denk daarmee duidelijk te kunnen maken waarom het geen goed stuk is.
Aunt: |
The rat died, did I tell you? |
Stevie: |
What rat? |
Aunt: |
The one who lived in the garden. He used to sit by the fence, grinding his teeth. Big as a dog he was, I got quite fond of him, poor old fellow... |
Nou. Als twee dames, dol op elkaar, al jaren bij elkaar wonen, bovendien dol zijn op hun tuin, en dol zijn op dieren, vooral ‘onerkende’ dieren, zoals ratten, dan vindt zo'n gesprekje niet plaats. Dan is dat niet een mededeling die pas komt na alle andere en na uitvoerig overleg over wat er gegeten zal worden, maar dan is dat het allereerste wat er gezegd wordt, zo'n middag. Of als het niet het allereerste is, dan zullen we ook moeten voelen dat er iets is dat de tante eigenlijk aldoor wil zeggen, maar dat ze uitstelt, om Stevie er niet te rauw mee op het lijf te vallen. Dan zouden we dus (dit is blz. 14 in het script) hiervóór aldoor gevoeld moeten hebben dat er ‘iets’ is dat de tante op het hart heeft. Dan komt Stevie's antwoord, dat zo mogelijk nog vreemder is. ‘Welke rat’, Of ze hebben werkelijk een rattenfarm, óf deze vraag is totaal onzinnig, en zo ver van Stevies denkwereld af als maar mogelijk is. Welke rat. Alsof Stevie zeggen wil: ‘hoor eens, ik heb wel iets anders aan mijn hoofd.’ Dan, onwaarschijnlijkheid op onwaarschijnlijkheid gestapeld, gaat de tante werkelijk uitleggen wélke rat. Heeft ze het tegen Stevie? Nee. Zelfs als Stevie in grote gepreoccupeerdheid en verstrooidheid niet direct geweten had wélke rat, dan was het toch zeker genoeg geweest om nog één keer te herhalen: de rat. Maar nee, nu gaat de tante werkelijk uitleggen welke rat, en ook nog haar gevoelens tegenover de rat. Ze heeft het dus niet tegen Stevie. Maar ze kan het ook niet tegen het publiek hebben; wat ze doet is een portret dat de schrijver heeft proberen te maken, zelf uitspreken. Ik kan niet zeggen dat dit slechte dialoog is, want, zoals ik al zei, het stuk is zo gemaakt dat de mensen af en toe elkaar toespreken, en af en toe het publiek, dus van dialoog als zodanig is geen sprake. Dat is een stijlkeuze, die, als hij wordt volgehouden, acceptabel zou
kunnen zijn. Maar dan
| |
| |
is het toch óf dialoog, óf toespreken van het publiek. Dit is geen van beide. Nog zoiets, zo mogelijk nog pijnlijker:
Stevie: (tot publiek, terwijl tante thee inschenkt) Smart writing people think it's not at all chic to live in the suburbs with an aunt, but I don't care what they think. I've never cared about chic things, fashion and so on. What does it matter? I love aunt and aunt loves me. That's what really matters.
Dit is iets dat anderen misschien over Stevie konden zeggen. Te suggereren dat ze zelf in deze woorden over zichzelf sprak betekent een totaal onbegrip. Maar terug naar de Man. Hij blijft, voorlopig, poezie-declamator. Intussen wordt Stevie's hele leven in het gesprek tussen haar en The Lion of Hull, opgeroepen. Als we aan het huwelijk toe zijn, dat ze uiteindelijk niet sloot, is de Man opeens Freddy, de verloofde. De verloofde van Stevie? Nee, de verloofde van Pompey, de hoofdpersoon in Novel on Yellow Paper. Alsof dat hetzelfde was. Dit is een van de belangrijkste scenes, want er moet duidelijk in worden waarom Stevie nooit getrouwd is.
Er volgt een ruzie, de verhouding wordt afgebroken. Waarom? Een van de verwijten van Stevie is dat Freddy ‘suburban’ is. Hoogst onwaarschijnlijk. Het gesprek is samengesteld, zoals het hele stuk, uit stukjes en beetjes, sommige achterhaalbaar. De schrijver laat haar, in dat gesprek, al zeggen wat ze later, in 1970, als uiteindelijke conclusie geeft in een interview. Even lijkt het of er leven in het gesprek komt, als Stevie zegt dat ze graag alleen vrienden wil zijn met Freddy. Waarop de Man: Friends? What do you mean friends? Grow up, Stevie! en Stevie: Grow up? Man: Yes, grow up! You're like a child, living with your aunt, cossetted night and day, that's not a proper way of life for anyone', en: ‘Grown people don't spend their lives in a cocoon, writing poems with an old-maid aunt.’
Dit is de stem van de redelijkheid, van de ‘proper way of life’. Dat Stevie's manier van leven een soort hogere eerlijkheid vertegenwoordigde komt niet ter sprake. Ze werpt er zelf vaak genoeg een licht op, zoals bijv. in een gedicht dat ik in zijn geheel wil citeren:
| |
| |
| |
Valuable
(After reading two paragraphs in a newspaper.)
All these illegitimate babies...
Silly little cheap things,
Why do you not put some value on yourselves,
Nobody teaches anybody to say No nowadays,
People should teach people to say No.
Oh you poor black animal,
At large for a few moments in a school for young children in
How your great eyes bulge with bewilderment,
There is something there that accuses us,
In your angry and innocent eyes,
I am too valuable to be kept in a cage.
Oh these illegitimate babies!
Silly little valuable things
You should have said, No, I am valuable,
And again, It is because I am valuable
Nobody teaches anybody they are valuable nowadays.
And you, panther, you are valuable,
But the girls say: I shall be alone
If I say ‘I am valuable’ and other people do not say it of me,
I shall be alone, there is no comfort there.
No, it is not comforting but it is valuable,
| |
| |
And if everybody says it in the end
It will be comforting. And for the panther too,
If everybody says he is valuable
It will be comforting for him.
Een eerlijkheid, waar moed voor nodig is, want natuurlijk was ze ‘alone’. Maar in plaats van in te gaan op deze specifieke Stevieachtige moed, die geen ‘comfort’ accepteert wanneer deze niet op de overtuiging is gebaseerd dat zij, de combinatie, of de zaak ‘valuable’ is. Dit is haar eigenlijke gevecht geweest, zowel waar het de liefde als de godsdienst betreft:
‘I do not think we shall be able to bear much longer the dishonesty
Of clinging for comfort to beliefs we do not believe in
For comfort, and to be comfortably free of the fear
Of diminishing good, as if truth were a convenience.’
zegt ze in een lang gedicht over The Holy Spirit of God.
Niets van dit al in het stuk. Niets dat antwoord geeft op de stem van de ‘proper way of life’ met de nóg overdachter, subtieler en persoonlijker ‘proper way of life’ die de hare was. In plaats van een antwoord op de aanval van Freddy, een soort excuus, een aanvaarding, en een grote droefheid. Natuurlijk was die droefheid er ook, en bijna voortdurend. Maar dat het de prijs was die Stevie bereid was te betalen voor haar integriteit, dat wordt nergens duidelijk gemaakt. En een stap verder; dat er misschien een nóg grotere moed voor nodig was om ja dan om nee te zeggen, daar komt het stuk helemaal niet aan toe, en daar zou het interessant worden. Het werkelijk droevige is immers dat Stevies die wél ja zeggen tegen de Freddies, dit vaak niet doen vanuit de hogere moed maar vanuit de behoefte aan comfort.
Het gevoel van eenzaamheid na de scheuring wordt wel uitgediept, alweer met Stevie's eigen woorden, maar door het overslaan van Stevie Smith's werkelijke conflict, krijgt de monoloog die volgt nadat de man vertrekt iets zieligs, iets van zelfbeklag.
| |
| |
‘... then it's over. But when it's over, then it's tearing inside, it's “tearing in the belly,” and one wishes oneself dead and unborn’. Dit geeft het publiek weer houvast. Dit is iets dat iedereen kent, heel goed onder woorden gebracht bovendien. Van dit punt af in het stuk is Stevie zielig. Zielig en inleefbaar. Van hieruit komt ook de zelfmoordpoging ter sprake zonder Stevie's zeer eigen verhouding tot de zelfmoord duidelijk te maken. Zij stond met het idee op goede voet. Ze beschouwde de mogelijkheid als een reden tot levenslust.
Als Freddy uit haar leven verdwenen is verandert de Man in een journalist, een nogal opdringerige interviewer. (Misschien was het minder verwarrend geweest als voor al deze verschillende rollen ook verschillende acteurs waren gebruikt, zodat de illusie vermeden was dat deze rollen op één of andere manier in elkaars verlengde lagen.) Hij is ook degene die aan haar zelfmoordpoging refereert. Weliswaar op een moment dat Stevie niet op het toneel is, als een soort onderonsje tussen hem en het publiek, maar, nadat de Man af is, de lichten weer aan, en Stevie en The Lion of Hull, waar Stevie intussen voor is gaan zorgen, alweer enige tijd hun conversatie hebben opgevat, vat Stevie het onderwerp zelfmoord weer op, vooral om te zeggen hoe het haar spijt ooit aan die neiging te hebben toegegeven. De tante eet het eten dat Stevie met veel toewijding heeft klaargemaakt, en dan is er een toneelaanwijzing in de tekst die alweer, mijns inziens, een hoop ellende veroorzaakte. Er staat: ‘(Stevie lights a cigarette. When she speaks her tone-of-voice is bright and animated, with no hint of suicidal despair.)’ Op het toneel leidde deze aanwijzing tot een griezelige opgeschroefde kalmte, zo'n kalmte als in sommige ‘proper way of life’ gezinnen te bespeuren is en die juist leidt tot zelfmoord, of nog erger wanhoopsdaden als bijv. het aangaan van een passende verbintenis, het studeren van een veelbelovend vak, of het volharden in een verminkende baan vanwege de ‘grote mogelijkheden’. Dit is niet Stevie Smith's wereld, maar juist die waartegen zij zich verzette.
Glenda Jackson, op haar schoenen met nadrukkelijk lage hakken, met haar motoriek van oudere keurige meisjesstudente straalde uit: Glenda Jackson die met groot zelfvertrouwen zich verwaardigt een dichteres met klein zelfvertrouwen te spelen, iemand die voortdurend wanhopig en op de rand van zelfmoord is
| |
| |
maar hiervan niets laat merken. Terwijl voor Stevie Smith, zoals ik al zei, zelfmoord niet een droevig maar een hoopvol gegeven was, een mogelijkheid om het leven als een vrijwillige onderneming te zien.
‘Always the buoyant, ethereal and noble thought is in my mind: Death is my servant.
So I think every sensitive young child should early learn this. It is a great source of strength and comfort. It is so possible that things may become more than we can bear, is it not? That is not my thought at all. But rather, it is so possible we may be afraid that things will become more than we can bear. There is a deadly poison in the fear that things may become more than we can bear. There is a very deadly sort of slave feeling in this thought. For if we think this and become undone by our fear, we may too anxiously placate our fellow-beings, who appear to us to be in more authoritative positions and to have more of power than we over the things that oppress us. But with death as our immediate ally, such thoughts vanish.’
Maar dit soort gedachten komen in het toneelstuk niet ter sprake. Dat de enige God waar Stevie fiducie in had de Dood zelf was, en dat deze een centrale figuur in haar leven was, een houvast, dat zou te verontrustend zijn. Verontrustend en ingewikkeld. Zo bleef er niet veel over van Stevie, behalve de dingen die we allemaal kennen, en dus herkennen, en daarom graag bij een ander zien. Dichters zijn ook maar gewone mensen die net als ze op een feestje binnenkomen een plas moeten doen en ook maar een beetje rondploeteren tussen plezier en verdriet. Ze kon wél dat plezier en verdriet goed onder woorden brengen, op een manier die wakker houdt. Af en toe was er een glimp herkenbaar, een rukje naar een ongebruikelijke gedachtenrichting. Af en toe ontsnapte er, dankzij of ondanks? Glenda's nette spel iets van Stevie's eigengereide gewetensvolle bedenksels. Misschien zijn er inderdaad een paar mensen die door deze voorstelling geintrigeerd, haar echt nu lezen.
|
|