Bzzlletin. Jaargang 31
(2001-2003)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| ||||||
Wideke Piël en Hilde Meeus
| ||||||
[pagina 87]
| ||||||
zen: ‘met schemer gevulde’ is vervangen door ‘schemerige’ en de woordvolgorde is omgedraaid. De woorden ‘met schemer gevulde’ vormen een bepaling waarin een situatie met meerdere woorden omschreven wordt, terwijl het bijvoeglijk naamwoord ‘schemerige’ direct benoemt. Deze verandering maakt de zin simpeler. De tweede verandering heeft een soortgelijk effect. De informatie is compacter weergegeven; staan er in de eerste versie twee zinnen (een bijzin en een hoofdzin), de tweede versie bestaat nog maar uit één zin. De komma is verdwenen en daarmee de adempauze waardoor de zin wordt onderbroken. De veranderingen in de zin zijn klein, maar wel effectief: de tweede versie leest vlotter. Het verschil in uitwerking tussen ‘met schemer gevulde’ en ‘schemerige’ is wat we stijl noemen, het gaat er dan niet om wat er gezegd wordt, maar hoe het gezegd wordt. Door beide versies naast elkaar te leggen kunnen we precies zien wat het effect is van een woord meer of minder. Wolkers herschrijving biedt hiermee een buitenkans. Je kunt als het ware over de schouder van de schrijver meekijken hoe hij zijn stijl perfectioneert. Rond het schrijverschap hangt een sfeer van geheimzinnigheid, zeker op het gebied van stijl: iedere keuze voor een woord lijkt ingegeven door het unieke taalgevoel van de auteur. Schrijven komt over als een ongrijpbaar staaltje magie; het is onduidelijk waar de woorden vandaan komen en op grond waarvan gekozen wordt voor die ene formulering. De herschrijving van Wolkers geeft ons echter de kans de sluiers wat op te lichten. Wanneer we de verschillende versies naast elkaar leggen en vergelijken, blijken bepaalde veranderingen steeds terug te keren, ze zijn consequent doorgevoerd. Door deze ingrepen te benoemen is enigszins te begrijpen hoe de auteur omgaat met woorden. De achterliggende normen die een rol spelen bij wat Wolkers waarschijnlijk onbewust en op zijn gevoel heeft gedaan, kunnen zo beschreven worden. | ||||||
Dorst of durfdeEen van de normen die te achterhalen valt wanneer de oude en nieuwe versie van Kort Amerikaans worden vergeleken, is die van modernisering. Wolkers heeft de soms oubollig aandoende taal uit de eerste versie vervangen door moderner taalgebruik. Consequent heeft hij ouderwetse woorden vervangen door vlottere equivalenten: Versie 1: Erik liep haastig naar de draaideur. | ||||||
[pagina 88]
| ||||||
niet meteen terug te trekken. De woorden ‘dorst’ en ‘haastig’ brengen een plechtige, gedateerde sfeer met zich mee, die in de tweede versie is verdwenen. Je zou kunnen denken dat het Nederlands in de krap twintig jaar tussen beide versies (1962-1979) erg veranderd is. Zo snel slijten woorden niet. Het is niet zo dat men in 1979 het woord ‘dorsten’ niet meer goed begreep omdat het inmiddels was vervangen door ‘durven’. ‘Dorsten’ kende men nog wel, net zo goed als men in de jaren zestig het werkwoord ‘durven’ zeker heeft gekend en gebruikt. Spreektaal en schrijftaal lagen toen Wolkers als schrijver opkwam echter verder uit elkaar. Het werkwoord ‘durven’ was voorbehouden voor de spreektaal, ‘dorsten’ werd voornamelijk gebruikt in schrijftaal. In de loop van de jaren zeventig is dit onderscheid tussen spreek- en schrijftaal vervaagd. Woorden uit de taal van alledag drongen meer en meer door in literaire teksten. Wolkers heeft zich bij deze ontwikkeling aangesloten door in zijn herschreven tekst dichter tegen de spreektaal aan te leunen. | ||||||
Lopende zinnenDat de tekst moderner is geworden komt niet alleen naar voren in vervangen woorden. Ook constructies die ouderwets aandoen heeft Wolkers uit de tekst gehaald en herschreven: Versie 1: Voor de kassa stond alleen een groot, manshoog bord, waarop de aanvangstijden der voorstellingen en kranteknipsels achter glas waren aangebracht. De zin waarin ‘der’ veranderd is in ‘van de’ is een heel duidelijk voorbeeld van toenadering tussen spreek- en schrijftaal. De andere passages spreken minder voor zich. Is ‘op de deur af lopen’ een oudere constructie dan ‘naar de deur lopen’? Intuïtief lijkt het te gaan om een vernieuwing, zeker in de context van de al eerder genoemde wijzigingen. Ditzelfde gevoel geldt ook voor een aantal andere ingrepen die inwerken op de structuur van de zin: Versie 1: Daarna liepen ze, het hoofd gebogen, naar de overkant van de | ||||||
[pagina 89]
| ||||||
straat. Hier zijn twee ingrepen te zien, die Wolkers consequent toepast. Waar het kan voegt hij ‘met’ toe, en vervangt hij ‘als’ door ‘alsof’. De regelmaat waarmee Wolkers deze wijzigingen toepast, laat zien dat hij het niet zomaar doet. Ook hier spelen er bepaalde normen mee. In het eerste voorbeeld is de oude versie, zonder ‘met’, gelaagd van opbouw. Bij het voorlezen van deze zin zou de spreker na ‘Daarna liepen ze’ een korte pauze moeten inlassen en bij ‘het hoofd gebogen’ als het ware even wat lager moeten gaan praten, om daarna weer op de gewone toon verder te gaan met de rest van de zin. Deze intonatie - en de komma's in de geschreven versie - zijn nodig om de structuur van de zin en de verbanden tussen de woorden te kunnen begrijpen. De herschreven zin is makkelijker te begrijpen. De gelaagdheid uit de eerste zin verdwijnt doordat de verbindingen worden uitgesproken in het woord ‘met’. Er zijn geen leestekens meer nodig om de structuur van de zin te doorgronden en de zin kan gewoon in één keer door worden opgelezen, zonder nadrukkelijke pauzes of intonatiewisselingen. Dit doet vermoeden dat de tweede versie meer naar de spreektaal neigt, oftewel: moderner is. In het tweede voorbeeld is niet alleen ‘als’ door ‘alsof’ vervangen, maar is de hele zinsstructuur mee veranderd. In de oude versies dwingt ‘als’ de persoonsvorm op een bepaalde plek, namelijk direct achter ‘als’, vóór de rest van de zin. Hierdoor krijgt de zin een vraagzinvolgorde (‘was het gevaar van buiten tot voor de balie doordrongen’), terwijl er geen vraag is. Bij de nieuwe versies is deze onnatuurlijke woordvolgorde weggewerkt (er is nu een normale bijzinsvolgorde), waardoor de zinnen minder stijf klinken en beter te begrijpen zijn. | ||||||
Luxe omslachtigheidEr zijn verschillende plekken waar Wolkers moderniseert en de tekst er tegelijkertijd directer of simpeler van wordt. Het is logisch dat dit samengaat; de schrijftaal van rond de jaren zestig (en daarvoor) week met opzet af van de spreektaal. Een zekere omslachtigheid in formuleren hoorde erbij, een omslachtigheid die toen waarschijnlijk chique werd gevonden. In de loop | ||||||
[pagina 90]
| ||||||
van de jaren zijn de normen wat dit betreft veranderd, Wolkers heeft zich hierbij aangesloten. Hij heeft veel geschrapt in de nieuwe versie. Zo heeft hij regelmatig voltooid deelwoorden weggelaten: Versie 1: Waarschijnlijk was het ze alleen maar om die ene man te doen geweest. In een gesprek zou je deze voltooide deelwoorden niet uitspreken, ze zijn ook niet nodig voor het begrip van de zinnen. Dat ze in de eerste versie wel zijn uitgeschreven heeft te maken met correctheid in de schrijftaal (alles wat hoort bij de grammaticale constructie moet uitgeschreven worden) die we nu eerder ervaren als overcorrect. De tweede versies zijn minder omslachtig en lezen makkelijker. Hetzelfde geldt voor de volgende zinnen: Versie 1: Voor de kassa stond alleen een groot, manshoog bord, waarop de aanvangstijden der voorstellingen en kranteknipsels achter glas waren aangebracht. In deze voorbeelden klinken de herschrijvingen directer. Dit komt doordat het onderwerp in de oude versies passief is, terwijl het in de herschreven tekst actief is gemaakt. Zo staat er dat de krantenknipsels ‘achter glas waren aangebracht’, waarbij verwezen wordt naar een onuitgesproken ‘men’ die hoort bij deze activiteit (er zou bijvoorbeeld achter kunnen staan: ‘door een aantal mensen’). Maar het gaat er niet om dat de krantenknipsels zijn aangebracht door bepaalde personen, het gaat erom dat ze er zitten, dat is wat de schrijver wil zeggen. En dat is ook wat hij in de verbeterde versie zegt. Het lijkt er op dat Wolkers al het overbodige (ook al is dat niet direct zichtbaar, maar impliciet aanwezig in de constructie) heeft geschrapt waardoor de tekst helderder is geworden. Het is duidelijk dat hij bij de eerste versie een andere norm als uitgangspunt had. Zo is het te begrijpen waarom hij in de eerste instantie koos voor de formulering ‘waren aangebracht’. In vergelijking met het simpele ‘zaten’ klinkt deze formulering chiquer. In de tweede | ||||||
[pagina 91]
| ||||||
versie heeft hij minder nadruk gelegd op het zo mooi mogelijk zeggen van dingen en meer aandacht besteed aan hoe de tekst overkomt bij de lezer. | ||||||
HerordeningIn de volgende herschrijving is dezelfde aandacht voor de leesbaarheid te herkennen: Versie 1: Van de navel uit schoten over haar buik sidderende bliksemschichtjes als radiogolven, bestemd om door iedere manlijke antenne te worden opgevangen. In de oude versie komen het onderwerp (‘sidderende bliksemschichtjes’) en de persoonsvorm (‘schoten’) pas laat in de zin, na een bepaling (‘van de navel uit’) en zijn ze ook nog eens van elkaar gescheiden door een andere bepaling (‘over haar buik’). Dit zorgt ervoor dat de lezer bepaalde belangrijke informatie moet blijven onthouden, zonder er nog een plaats aan te kunnen geven. In de tweede versie staan de belangrijkste delen van de zin, het onderwerp en de persoonsvorm, meteen aan het begin, en daarna volgen pas de bepalingen. Dit maakt de zin makkelijker te lezen. Bovendien krijgt het beeld van de ‘sidderende bliksemschichtjes’ meer nadruk doordat het naar voren is geplaatst. Wolkers heeft in deze zin niet alleen gespeeld met de woordvolgorde. Hij heeft ook van één zin twee zinnen gemaakt, die makkelijker te verwerken zijn dan de eerste lange zin. Het ‘als’ is hiermee weggewerkt en de vergelijking is directer geworden. Om het verband tussen de sidderende bliksemschichtjes en de radiogolven toch te suggereren heeft hij gezorgd voor een parallelle opbouw van de zinnen: dat wat met elkaar vergeleken wordt staat in beide zinnen aan het begin. Het effect van deze herordening is vergelijkbaar met dat van de eerste zin die besproken is, die van de moeder in de rieten stoel. Ook daar is de informatie in de verbeterde versie logischer, meer in één lijn geordend, waardoor het beeld sneller wordt opgeroepen. Door het herschikken van de informatie kan een zin dus van karakter veranderen. In de vorige zin heeft Wolkers niet alleen de woordvolgorde veranderd, maar ook de zin opgesplitst en ‘als’ weggelaten. In verschillende zinnen heeft hij echter niets anders gedaan dan een aantal woorden verplaatsen: | ||||||
[pagina 92]
| ||||||
Versie 1: In zijn broek zat, halverwege zijn dijbeen, een grote rode vlek. Dit zijn herschrijvingen die op het eerste gezicht raadselachtig lijken, aangezien alleen de woordvolgorde is veranderd. Waarom heeft Wolkers de moeite genomen deze te veranderen? In het eerste voorbeeld is het antwoord hierop niet moeilijk te geven. Wolkers heeft er een tangconstructie weggewerkt, door het onderwerp (een grote rode vlek) en de persoonsvorm (zat) dichter bij elkaar te plaatsen, waardoor de informatie voor de lezer makkelijker te verwerken is. Hier is het soort stijlnormen te herkennen zoals we die in adviesboeken voor zakelijke teksten tegenkomen. Zo waarschuwt Jan Renkema in Stijlwijzer. ‘vermijd [...] de door veel lezers als onnodig moeilijk en lastig ervaren tangconstructie’. Een ander voorbeeld van dit soort haast schoolse veranderingen zijn de samentrekkingen in de nieuwe versies. Onder het motto ‘Schrijven is schrappen’ (alweer een wijze les van Renkema) heeft Wolkers in de tweede versie vele samentrekkingen gemaakt, waardoor de zinnen meer verband krijgen. ‘Had hij ze zien aankomen, en had hij kunnen ontsnappen?’ wordt ‘Had hij ze zien aankomen en kunnen ontsnappen?’. Twee keer ‘had hij’ is overbodig, schrappen dus. Maar zo duidelijk als bij deze herschrijvingen, zijn de normen niet altijd. De reden voor de omkering van de woordvolgorde uit het tweede voorbeeld ligt veel minder voor de hand. In de zin ‘De hal was verlaten, de bioscoop gesloten’ is immers geen tangconstructie aanwezig om weg te werken. Wat is er dan veranderd? In de oude versie staat de waarneming dat de hal verlaten is voorop, en daarna komt de oorzaak van deze situatie: de bioscoop is gesloten. In de tweede versie staat de oorzaak voorop, waarna men het logische gevolg daarvan te horen krijgt. Je zou kunnen zeggen dat de informatie in de tweede zin logischer geordend is. Een meer gewaagde interpretatie zou zijn dat de eerste versie uitgaat van een subjectief personage dat observeert en aan de hand van zijn waarnemingen concludeert, terwijl de tweede versie van een objectieve verteller uitgaat, die de oorzaak al kent en daarbij de waarneming geeft. | ||||||
De filmcameraOp verschillende plaatsen is te zien dat Wolkers zinnen objectiever heeft gemaakt: | ||||||
[pagina 93]
| ||||||
Versie 1: Voor de kassa stond alleen een groot, manshoog bord, waarop de aanvangstijden der voorstellingen en kranteknipsels achter glas waren aangebracht. In het eerste voorbeeld zijn ‘alleen’ en ‘groot’ weggelaten, zoals in het tweede voorbeeld ‘vreselijk’ is geschrapt. Je zou dit op twee manieren kunnen verklaren: Wolkers vond de woorden overbodig en liet ze daarom weg. Het is bijvoorbeeld de vraag of een woord als ‘groot’ nog wel nodig is, wanneer er al ‘manshoog’ staat in de zin. Een tweede verklaring, die de eerste niet uitsluit is dat Wolkers op een andere manier wilde schrijven, objectiever en filmischer. Wolkers heeft namelijk meer gedaan dan alleen de niet-noodzakelijke woorden te schrappen. Dit is goed te zien wanneer je hem vergelijkt met een andere herschrijver: E. du Perron. Du Perron heeft de klassieker Het land van herkomst (1935) een jaar na verschijnen herschreven. In 1996 verscheen een editie van dit boek waarin de laatste, geautoriseerde versie naast de eerste druk is gezet. Hieraan is goed te zien wat voor een soort herschrijver Du Perron is. Hij heeft net als Wolkers veel geschrapt, maar bij hem zijn het vooral overbodige functiewoorden als ‘nog’ en ‘toch’ die weggestreept zijn. Hij toont zich als een nuchtere, zakelijke herschrijver. Wolkers daarentegen heeft vooral bijvoeglijke bij naamwoorden geschrapt. Dit zijn het soort toevoegingen dat een subjectieve verteller maakt, maar die weggelaten moeten worden als je wilt dat het verhaal zichzelf vertelt (alsof het door een camera wordt waargenomen). Hierbij aansluitend is het feit dat Wolkers op meerdere plaatsen de stelregel ‘tonen in plaats van zeggen’ lijkt te hebben gevolgd: Versie 1: ‘Hebt u buiten ook een jongen met een lichtblauw colbertjasje aan gezien,’ vroeg hij luid. [...] Erik herhaalde zijn vraag langzaam en duidelijk, als hield hij er rekening mee dat de man doof kon zijn. In de eerste versie zegt Wolkers dat Erik zijn vraag herhaalt, in de tweede versie laat hij de dialoog in het geheel zien. Ook is hier te zien hoe de taal van Eric is aangepast; die is in de tweede versie veel realistischer, of: vlotter. (Dat | ||||||
[pagina 94]
| ||||||
hij het in de eerste versie heeft over een jongen in een blauw colbertje en in de tweede over een lange regenjas valt nu buiten het aandachtsgebied). De keuze voor een meer filmische schrijfstijl komt niet uit de lucht vallen. Kort nadat de tweede versie van Kort Amerikaans verscheen, kwam er een verfilming van dit boek uit. Deze film is gemaakt terwijl Wolkers schreef aan zijn nieuwe versie en het is dus niet onwaarschijnlijk dat de verfilming in zijn achterhoofd heeft meegespeeld. Het filmisch schrijven is ook terug te zien wanneer Wolkers minder vanuit het personage beschrijft, maar meer als door een camera registreert: Versie 1: Hij voelde dat uit de donkere streep iemand naar hem keek. De subjectiviteit en bijbehorende onzekerheid uit de eerste versie (de hoofdpersoon voelt alleen dat er iemand naar hem kijkt, zeker is het niet) is in de veranderde versie verdwenen. In de tweede versie heeft Wolkers het kijken tot een objectief feit gemaakt. Zo'n soort zin zou bij wijze van spreken in een filmscript kunnen staan, terwijl de zin uit de eerste versie typisch boekentaal is. | ||||||
Literaire opsmukOver het algemeen kan gezegd worden dat Wolkers in zijn tweede versie vlotter heeft willen schrijven. De lezer glijdt gemakkelijk door het verhaal heen. Wolkers heeft zijn herschrijving minder literair, minder talig, met minder woorden en constructies uit een afstandelijke schrijftaal vormgegeven. Hij heeft zijn manier van schrijven hiermee aangepast aan hedendaagse normen. Zijn stijl is bovendien filmischer geworden; de lezer ziet het verhaal meer voor zijn ogen afspelen. Wolkers ideeën over hoe te schrijven zijn in de loop van de tijd blijkbaar een bepaalde richting uitgegroeid. Zijn eerste roman sloot niet meer aan bij deze veranderde normen, vandaar dat hij de noodzaak zag het boek te herschrijven. Maar er valt meer over te zeggen. Aan de manier waarop Du Perron Het land van herkomst heeft herschreven is te zien hoe hij zichzelf heeft verbeterd om zo goed mogelijk te passen in het beeld dat hij naar buiten toe wil uitdragen. Iets soortgelijks zou van Wolkers gezegd kunnen worden. Du Perron wilde voldoen aan het beeld dat hij samen met Menno Ter Braak in het literaire tijdschrift Forum uitdroeg, dat van ‘de vent boven de vorm’. De vorm zou ondergeschikt zijn aan de inhoud, literatuur zou gewoon moeten zeggen waar het op staat, zonder mooischrijverij. Du Perron heeft zichzelf herhaaldelijk verbeterd om in het beeld van de vent-schrijver te passen. Aan zijn herschrijving is te zien dat hij | ||||||
[pagina 95]
| ||||||
zichzelf nog wel eens betrapte op overbodige mooie woordjes. Imago en beeldvorming spelen dus ook mee bij herschrijvingen. Hoe toevallig is het dan dat Wolkers herschrijving precies aansluit bij het beeld van hem als schrijver? In de loop van zijn schrijverscarrière is Wolkers te boek komen te staan als de schrijver van romans ‘zonder veel “literaire” opsmuk’. In schoolboeken wordt hij geprezen om zijn ‘korte felle zinnen’ en plastische, beeldende taalGa naar voetnoot1. Dit zijn nu niet direct woorden die je zou gebruiken bij het lezen van de eerste versie van Kort Amerikaans. Wolkers eersteling past wat dit betreft niet geheel bij zijn imago. Het is tekenend hoe de openingszin er in de eerste versie uitziet en hoe Wolkers deze heeft veranderd: Versie 1: ‘Hartstikke naakt, alleen zo'n klein dingetje hier.’ Peter illustreerde zijn bewering door op de hoogte van zijn lichaam waar zich zijn geslacht moest bevinden, met zijn vingers en duim een beweging te maken, alsof hij vogels, die tot aan zijn schoenen genaderd waren, behoedzaam voederde. Deze nogal ingewikkelde mooischrijverij uit zijn eerste roman heeft hij twintig jaar later verwijderd. De zin is radicaal veranderd in: Versie 2: ‘Hartstikke naakt, alleen zo'n klein dingetje hier,’ zei Peter en klopte genotzuchtig op zijn kruis. Dat is pas zonder opsmuk. Hier is aan te zien dat stijl en stijlnormen niet een uniek en vaststaand gegeven van de schrijver zijn, maar ook te maken hebben met imago dat de schrijver wil uitdragen. | ||||||
Literatuur
Wideke Piel (1979) studeert neerlandistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hilde Meeus (1980) voltooide deze opleiding en studeert momenteel aan de Rietveldacademie. |
|