doen is: ‘Zoals golven, zonder duidelijk begin, / misschien als rimpeling veroorzaakt / door een vis, zich naar gelang de wind,/ onstuimig of gedwee, verheffen uit de zee’. Mocht het begin door de opeenvolging van i's en o's de indruk wekken van een homerische zang, dan was de dichter zich daar, naar hij zegt, niet van bewust. ‘Maar het klopt wel, en dat duidt erop dat het goed is. Ik heb de neiging ondoorgrondelijk te beginnen. Toch is dit wel een pakkende scène. Natuurlijk heb ik het beeld van de golfslag wel bewust gebruikt als aanduiding van de afwisseling tussen proza en poëzie. Als ik het boek ergens willekeurig opensla en op een verhalende passage stuit, dan vindt na drie pagina's altijd een omslag plaats naar een poëtischer taalgebruik, zonder dat een van beide overheerst. Daarnaast heeft het beeld van de golfslag ook betrekking op de thematiek, het aardse gescharrel van de hoofdfiguren - de op en neergaande beweging van voorspoed en tegenslag, momenten van geluk gevolgd door tragische ongelukken en verlies.’
Niet zonder ironie voegt Boskma daaraan toe dat De aardse komedie wat dat betreft als het leven zelf is. Ironisch of niet, evengoed is het niet toevallig, vervolgt hij, dat op vijfzesde van het boek een versnelling plaatsvindt. Boskma maakt in de afdeling ‘Als een schaduw’ namelijk een flinke sprong in de tijd, van een jaar of vijftien. Bijna achteloos, met een paar pennenstreken, beschrijft hij hoe de beide kinderen Laura en Dante zijn opgegroeid tot adolescenten, en hoe hun ouders Hera, Tosk en Sarah na hun avonturen in het rustiger vaarwater van hun alledaagse routines zijn beland - ook dat is, volgens Boskma, als het leven zelf.
‘Het betreft het gegeven dat het leven sneller verloopt naarmate je ouder wordt, om de eenvoudige reden dat ervaringen zich herhalen: het is meer van hetzelfde. Misschien gaat het boek daar deels over, de herhalingen, wat dat doet met je leven, met als conclusie dat je dus moet proberen in het moment te leven. Dat leer je door dingen los te laten. Je zou dat, enigszins pathetisch gesteld, de levensvisie kunnen noemen die uit het boek spreekt.’
Zo staat ergens te lezen ‘[...] Alles liep rond, herhaalde zich / werd een telkens fletsere echo van zichzelf, / zoals een rots in de rivier ten slotte zand werd / in de oceaan’ (p. 58). Klinkt dat wellicht berustend, voor Boskma is dat allesbehalve het geval. Een tegenwicht biedt volgens hem ‘de naakte volkmaakte ervaring van het maken’. ‘Die regel vormt een soort formule, vooral door de opeenvolging van a-klanken. Het fungeert dan ook als refrein dat een aantal keren in de tekst terugkeert.’