| |
| |
| |
Rein Bloem
Zungchin
Aenleidinge ter Nederlandse filmkunste
Op het eind van zijn leven schrijft Vondel het drama Zungchin (1667), dat niemand meer kent. Toch is het een virtueel ijzersterk Chinees spel, dat drie eeuwen later bewerkt werd door Lodewijk de Boer (toneelschrijver en musicus) en op de wagen gebracht.
Het toneel stelt voor: de Rijkskanselarij te Berlijn. Duitsland. 29 april 1945. De authentieke Chinese personages van weleer worden rücksichtlos als een boemerang heen en weer gegooid, zij spelen een dubbelrol in ons aller geschiedenis:
Keizer Zungchin |
Adolf Hitler |
Keizerin Jasmijn |
Eva Braun |
Prinses Pao |
Blondi, een sprekende Elzasser dog, lieveling van Hitler |
Us, Aartskanselier |
Martin Bormann |
Kolaüs, Stadspresident |
Josef Goebbels |
Lykungzus |
Maarschalk Zjoekov
SS-officieren, ordonnansen, satrapen, bewakers, adjudanten en raadslieden. |
Het eerste bedrijf zal plaatsvinden in de Tuin van de Kanselarij.
Eerste scène:
Uit de verte het gierende geraas van onophoudelijke bombardementen.
Bormann neemt het woord:
Iedereen in Berlijn is krankzinnig geworden.
De Keizer is razende omdat het leger hem heeft
In een andere passus gaat Vondel op zijn eigen manier te werk.
Het is aan het eind van de nacht. In het paleis doemen twee onderdanen radeloos op of we in Elsinore verkeren, in plaats van Peking, waar het drama speelt.
De stadhouder Kolaüs en de kanselier Us vallen om beurten met de deur in huis:
| |
| |
- Wat raad? Wij staan ten doel der opperste ongenade.
Wij waarschuwen, helaas, de majesteit te spade
't Ontvluchten; aangezien het onheil met de dag
Haar plotseling overvalt, en waarschuwt met de slag.
- Hoe staat het dan? Men moet niet zonder reden schromen.
- Hij borst ter westpoorte in. Het krijgsheir bruist, als stromen,
Ter stede in naar het hof.
- Wie openden de poort?
- De krijgsraad, schelmen, rijksverraders. Dat de moord
Hen sla, de donder schende. O Heilloze onverlaten!
De trouw heeft teffens uit bij burgers en soldaten,
En oversten. Wij zijn geleverd en verraân.
Wat raad? wat raad? Geen raad. Daar stapt de keizer aan.
In de voorstelling van Lodewijk de Boer weten we meteen waar iedereen aan toe is: onophoudelijk oorlog. Ook de eerste spreker is van alles op de hoogte. De afloop staat vast.
Suspense is er niet bij; aan uitstel van executie denkt men niet meer; ontsnapping is onmogelijk.
De stap voor stap, die Vondel steeds dreigender laat klinken, is vol spanning. De eindeloze bombardementen in Berlijn zijn eentonig... de angstige geluiden, drie eeuwen eerder, zijn van ander kaliber.
Joosts Us staat alleen op de bühne en spreekt in zichzelf of tot het meelevend publiek.
De Boer voert een officier ten tonele - aanstrompelend-hijgend-bebloedonder het stof - om zich als boodschapper te melden nu bij de Oostpoort zijn escortebataljon ligt... driehonderd man, grotendeels gewonden en verminkten... wat moet hij doen?
Geen adem wordt ingehouden, onmiddellijk breekt de grand guignol los en een lachsalvo slaat in:
- U moet onmiddellijk optreden!
- Optreden? Mijn mannen liggen plat en verstard onder het moordend vuur van Zjoekov en zijn barbaren...
| |
| |
(met overslaande stem)
- Maak dat u wegkomt! Kies de heldendood of riskeer het executiepeloton
- (met klikkende hakken en knikkende knieën)
Heil Caesar!
(verdwijnt in een wolk van gruis)
En pas dán verschijnt de Keizer ter plekke, in trouw gezelschap van Kolaüs en de lijfwacht:
(bevend)
- Schiet ze neer! Schiet ze allemaal neer!
De verraders...
(Een granaat ontploft, achter in de tuin.
De Keizer rent terug, de bunker in)
Dat liegt er niet om!
Maar van de weeromstuit raakt Vondel in alle ernst het hoogtepunt van het drama:
- Wat 's dat te zeggen? drijft het hof op avontuur?
- Lykungzus is in de stad. Hij heeft de dubble muur van 't hof verweldigd.
- Hoe?
- Alle elefanten dronken...
In één pennenstreek wordt de penibele situatie helder verklaard, zonder omslag.
De suspense heeft juist weer succes geboekt.
Vondel staat voor barok en breedsprakigheid, maar af en toe kan hij bondig en geslepen voor de dag komen. De stokoude meester weet tot onze verrassing van wanten.
De staccato van de dialoog is voorbeeldig en de uit de lucht gevallen olifanten, gedrogeerd nota bene... dat is warempel een voltreffer, een staaltje Chinees vuurwerk!
| |
| |
Om nooit te vergeten:
Alle elefanten dronken...
Opmerkelijk zijn ook de voorgeschreven wetten van één afgemeten plaats, voor de duur van een etmaal. Alleen de vakman ziet kans daar listig gebruik van te maken: stilte en geluid, dubbele deuren en poorten, die open en dicht kunnen slaan en wie kan er dan bijvoorbeeld onverhoeds binnen komen.
Vondel laat de familie van links verschijnen en rechtsomkeert verdwijnen; de getrouwen en boodschappers komen van de andere kant binnen en vandaar lijkt gevaar op de loer te liggen. Op de werkvloer ijsbeert in zijn eentje de keizer... niet wetend wat hem boven het hoofd hangt, wachtend tot de dag aanbreekt. Dan beseft hij in die aanwakkerende en angstaanjagende sfeer, dat hij geen kant meer op kan.
In het begin van het tweede bedrijf voorziet Stedehouder Kolaüs, dat het niet goed zal gaan met onze keizer:
De keizer wandelt door de hofzaal hene en weer,
Dan ras, dan langkzaam, zwaait met eenem korten keer,
Of daar de gouden wand hem stuit in zijn gedachten.
Bijwijlen staat hij stil, en mompelt, dat de wachten
Het hooren aan 't poortaal, en twijfelen ontsteld
Of 't ernst is. Niemand durft, eer binnen wordt gescheld,
Ter kamer intreên en hem vragen ongeroepen.
Maar pas in het vierde bedrijf komt de spanning goed op zijn kookpunt, waarmee we al kennis hebben gemaakt.
Het moet wel gezegd worden, dat de aanloop in het eerste bedrijf van het treurspel buitengewoon traag op gang komt.
De eerste acteur, die hoogwaardig het toneel betreedt, wordt met applaus begroet. Het is immers een illustere bekende: Adam Schal, Agripijner overste der priesteren, Jezuïet-Mandarijn, Keulenaar, landsman van Vondel, als missionair naar China gezonden, door de Keizer aangesteld tot officieel wetenschappelijk leider der Chinese astronomie, bij zijn dood in 1666 liet hij een Latijns werk na, tijdgenoot van de wereldberoemde Athanasius Kircher, auteur van Sina Illustrata of Tooneel van China, jaren later ontdekt door Anton Haakman.
Wanneer de toeschouwers bij zijn gekomen en de zwijgende heilige desondanks uit de dood opstaat... kan de preek beginnen:
| |
| |
Hier staan we op 't voorhof van het keizerlijk Peking...
De titel van het drama is Zungchin, de gedoodverfde. In het rollenspel kan eigenlijk geen ander tornen aan de status van keizer en zijn getrouwen.
In de allereerste claus is nochtans Adam onmiddellijk aan het woord en in de dialoog die erop volgt, maakt de voorzichtige kanselier een buiging en de priester gedraagt zich hoffelijk en superieur.
Us moet het ermee doen:
- | Eerwaarde vader Schal. |
- | Doorluchtste aartskantzelier |
- | Uw komste is aangenaam |
- | Dat oogmerk drijft ons hier |
De Reien van Priesteren bevestigen dat. Op deze wijze zal er hoegenaamd niets meer gebeuren. Pas op de plaats, maar zonder spanning.
Bewerker De Boer schrapt wat hij kan: geen vijf bedrijven, reien, zangen, priesters, wichelaars en luttele figuranten.
Adam Schal staat goddank niet op het toneel; erfprins Fungiang, de laatste telg van Taimingen, komt in het stuk niet voor, Xaianga, vorstin en staatjoffer, nooit van gehoord, de geest van Franciscus Xaverius is vervlogen.
De inleider van ons project probeert nog wat details, informatie, geschiedenis en karakters aan te geven: de passieve keizerin Jasmijn; de keizer die het nog niet wil geloven; de ondernemende zoon (die De Boer heeft overgeslagen); de waardige opvolger Lykungzus die de troon wil bestijgen, maar driemaal struikelt en die het steevast niet meer lang zal maken.
De verrassende zichtbare informatie komt van Frank Raven, medewerker van Lodewijk de Boer in het theater. Hij laat ons niet Berlijn zien, maar het toneel in Peking op het voorhof.
| |
| |
In een mum van tijd, zesenhalve pagina's tekst, is het gedaan. Het andante uit de zevende symfonie van Bruckner weerklinkt, komt uit de koker van de musicus. Us verkondigt dat de keizer dood is, en wie niet met hem, en daar ligt het testament. Zjoekov laat hem dat voorlezen. Hij rukt het papier uit de handen van de kanselier.
Dan snuit hij zijn neus erin.
Met Vondel zijn we nog niet klaar: hoe de keizer eigenhandig zijn bloedeigen dochter Pao slacht, hij kust zijn vrouw, loopt weg, verhangt zich aan een pruimenboom met zijn kousenband, Jasmijn gaat dezelfde weg:
In 's pruimbooms schaduwe, een ellendig treurtooneel.
De keizer kust ze, en spoedt te scheiden uit dit leven,
Verhangt zich aan den boom, van wanhoop aangedreven,
Met zijnen kouseband. Zij volgt den keizer na.
Dat is niet mis... maar helaas zijn de woorden in de mond van Xaianga (de staatjoffer) gelegd, niet in die van de hoofdpersoon. De Boer heeft haar zonder bedenken de laan uit gestuurd: ze is overbodig, een rol zal ze niet spelen. De beruchte standaardeenheid van plaats en tijd komt hier in het geding: de familie is in het vierde bedrijf voor altijd vertrokken om gedrieën te sterven, de zoon is allang met de noorderzon vertrokken en niemand maalt erom. Vandaar heeft De Boer hem ook gelukkig geschrapt.
In het laatste bedrijf moeten de kanselier Us, de nieuwkomer Lykung, de rijksvorstin Xaianga, de geest van Franciscus Xaverius hun boodschap en zegje doen. Dan herdenken ze de familie. Ze zijn er niet meer, de trouwe stedehouder Kolaüs is hen voorgegaan.
Niets zien we, niets gebeurt er, nergens leven we mee.
Met een Rei en met een kaars valt het doek:
Al zien we boven 't hoofd veel donk're wolken hangen:
Wij geven ons aan Gods voorzienigheid gevangen,
Met onvermoeid geduld, uit ootmoed en ontzag.
Het licht komt, na de nacht, veel schooner voor den dag.
Kan het ook anders?
Frank Raven laat het zien met tekst (van Vondel zelf) en prent:
| |
| |
Verplaatsen we ons tenslotte in een summier en toekomstig filmscenario, zonder tekst en beeld, met hier en daar aanwijzingen voor geluid en muziek:
Het hof in Peking van boven gezien.
De camera zoemt langzaam in.
Van buiten trekt een vijandig leger op naar het kasteel.
Zo stil als het kan en onder dekking.
Authentieke kostuums en wapens.
Uit één van de dubbele poorten komt angstig het voetvolk te voorschijn,
ongewapend en wenkend dat zij overlopers zijn en de weg zullen wijzen.
Enkele krijgen houwelen in de hand om de poorten te slechten.
| |
| |
De overlopers brengen een tiental op de tenen naar binnen.
De slapende olifanten blijken van te voren al gedrogeerd.
De insluipers geven de overlopers een goedkeuring, sst... zegt er een.
Het binnenhof heeft twee deuren, links en rechts, ze zijn beide dicht.
De keizer is niet op zijn gemak, hij ijsbeert door de ruimte, blijft staan,
ruikt lont, luistert, een zacht klopsignaal rechts.
De rechterdeur gaat plotseling open.
De klop klinkt iets harder.
De kanselier komt verwilderd binnen en slaat de deur meteen dicht.
De keizer schrikt. De kanselier maant hem tot stilte.
Uit de linkerdeur komt verontwaardigd de zoon van binnen, hij wil
vloekend blijkbaar tot actie overgaan, hij smijt de rechterdeur open.
Het klopsignaal is sterker. Onverstaanbare stemmen klinken.
Keizer en kanselier trekken de zoon terug en doen de deur dicht.
Uit de linkerdeur snellen de keizerin en haar adjudant huilend en ver-
ontrust toe. Ze worden onmiddellijk terug gewezen.
Moeder rent op haar dochter toe.
Ze vallen elkaar in de armen.
Het Diës Irae van Verdi zet in.
Ze knielen en bidden hartverscheurend.
Ze veranderen van kleding, om beurten achter een scherm.
Hun loshangende zwarte, doorschijnende waden spreken voor zichzelf.
Intussen zijn buiten alle poorten vrijwel gesloopt.
Een hels lawaai dringt ook in de hof door.
In het eerder verschanste vertrek van de keizer loopt de hofhouding cha-
otisch in rep en roer en jammerend in het rond, de keizer incluis.
Plotseling slaakt hij een ijselijke kreet. Hij heft zijn zwaard in de lucht.
De onderdanen staan stokstijf op hun plaats.
Het lawaai buiten verstomd, het is doodstil.
De keizer draait zich om en verdwijnt door de linkerdeur, die dichtvalt.
De veldheer of roverhoofdman, die de bevelen op zijn paard heeft gege-
Door de ruïne heen loopt hij voorop naar de rechter dichte deur.
In de ruimte staan de hovelingen. Zij knielen eerbiedig op bevel van de
| |
| |
Hij heeft een zetel naar voren geschoven.
Een triomfmars vangt aan.
De nieuwe keizer struikelt driemaal voor hij zit.
In het boudoir achter de linkerdeur staat de ex-keizer met zijn rug tegen
Zij weet wat er gaat gebeuren. Ze plooit haar doodswade open. Haar
maagdelijke staat mag niet bezoedeld worden door de vijand.
Hij kust zijn vrouw. Loopt naar een pruimenboom. Maakt zijn kousen-
band los en hangt zich op.
Het andante uit de Zevende symfonie van Bruckner weerklinkt.
Via een pan rijdt de camera door de nu open deur naar de kroonzaal, waar iedereen luistert, vervolgt zijn weg, waar geen levend mens meer te zien valt, maar nog verder in het natuurlijke landschap; daar lopen de wakker geworden olifanten, achter elkaar, slurf en staart met elkaar verbonden.
Einde
Met dank aan Jacques Kruithof
Rein Bloem (1932) is dichter. Zijn laatst verschenen bundels zijn De troost van de pelgrim (1997) en Roman (1998).
|
|