| |
| |
| |
Rob van Erkelens
Onzekerheid als condition humaine
Stefan Hertmans' bezwaarschriften tegen de geest des tijds
Dat hij genomineerd werd voor de AKO-literatuurprijs was vrij verrassend. Het gemiddelde publiek zal hem niet hebben gekend. Stefan Hertmans is, naast bijvoorbeeld Jeroen Brouwers, Gerrit Krol en Harry Mulisch, niet de meest beroemde schrijver. Hertmans schreef nooit fictie die voor een groot publiek toegankelijk was, en zijn poëzie drong evenmin door tot een duizendkoppige schare lezers. Dat geldt voor alle poëzie in het Nederlandse taalgebied, natuurlijk, maar bij Hertmans speelt er nog meer mee. Zijn proza en poëzie zijn niet echt gemakkelijk, niet zomaar te behappen door ongeoefende lezers. En dat is goed. Daar is literatuur natuurlijk (ook) voor: een plek waar, in tegenstelling tot elders, het intellect moet werken, waar inspanning vereist is en moeite zich loont. Waar taal meer is dan een eendimensionaal voertuig voor eendimensionale boodschappen.
Als geen ander is dichter, dramaturg, romancier en essayist Stefan Hertmans daarvan doordrongen. Zijn stijl is het tegenovergestelde van eenvoudig en functioneel. En wat hij beweert evenzo.
De dichter Hertmans wil in zijn werk door de confrontatie van het intellectuele met het zintuiglijke ‘inzichtschokken’ teweegbrengen. Zijn poëzie heeft dan ook een essayistisch karakter. Zelf zegt de dichter daarover: ‘Poëzie is vaak een zoektocht naar spanningen tussen metafoor en metoniem, een voortdurend proberen deze twee van plaats te laten verwisselen. Zo ontstaat een identiteitscrisis, een vraag naar de werkelijke band tussen ons en de wereld via een lichamelijke taal, een taal die door onze ervaring van ons eigen lichaam tot stand komt.’
De romancier Stefan Hertmans heeft weer andere preoccupaties. Zijn meest recente roman, of eigenlijk roman in verhalen, Als op de eerste dag, is het verhaal van een obsessie voor onbevangenheid, ongereptheid en onschuld. Zuiverheid is in de postmoderne cultuur een bijna onmogelijk idee, omdat deze tijd verziekt is door het gezwel van de namaak. Authenticiteit is iets van het verleden, de wereld is tweedehands geworden, wordt in elk geval als tweedehands ervaren door de moderne mens, die leeft in een realiteit die telkens weer overvloeit in een schijnrealiteit, die door de media wordt gecreëerd.
De essayist Stefan Hertmans bestrijkt zo'n breed scala aan onderwerpen dat iedereen er wel iets waardevols in kan vinden. De verschillende genres, onderwerpen, obsessies en thema's schuiven over elkaar heen, mengen zich, en worden het reservoir waaruit de denker Hertmans naar believen kan put- | |
| |
ten. Een van de interessante kanten van Hertmans' essayistische werk, althans voor deze lezer, is zijn belangstelling voor en betrokkenheid bij de maatschappelijke realiteit. Waar hij in de essaybundel Sneeuivdoosjes, uit 1989, nog exclusief zijn vergrootglas hield boven een aantal modernistische schrijvers, ontgint Hertmans in zijn latere essayistische werk een veel groter gebied. De cultuur van nu, de wereld waarin hij leeft, de tijdgeest - die probeert hij te duiden; hij probeert betekenis en waarde te geven aan de werkelijkheid van nu.
| |
Postmoderne zelfkweller
De realiteit van het moment is een eindeloze bron van verwondering en onderzoek. Ook zelfonderzoek, want Hertmans neemt vaak zichzelf als beginpunt, uitgangspunt, middelpunt of ijkpunt van het onderwerp waarmee hij zich bezighoudt. En daarmee maakt hij het zichzelf niet gemakkelijk. Neem bijvoorbeeld het essay Het bedenkelijke. Hertmans gaat daarin op zoek naar ‘het obscene in de cultuur’, en hij weet, natuurlijk, zeer veel voorbeelden en bewijzen te vinden voor zijn stelling dat de ‘wezenlijke grond van het leven zelf’ obsceen is. Kijk naar de televisie, en zie Jerry Springer. Ga naar de film. Ga naar buiten en loop door de warme buurt. Lees de krant. Hertmans schrijft op zo'n manier over het obscene en de obsceniteit dat de lezer het benauwd krijgt. Er is zo veel, en het is zo indringend, en het is zo scherp dat het niet meevalt iets te vinden dat tegenwicht kan bieden. Hoe kan men hoopvol blijven in een wereld als deze, waar alles in al zijn gruwelijkheid wordt getoond, waar niets meer wordt verhuld? Hertmans omschrijft het obscene als een verdwijntruc: ‘het is op zo'n manier alles tonen dat er niets meer te zien is’.
Die openheid, dat gebrek aan verhulling en versluiering is typerend voor een cultuur, een maatschappij waarin morele waarden steeds meer uitgehold raken.
Een maatschappij waarvan voorstelbaar is dat een dichter/essayist als Hertmans zich ervan afkeert, om zich strikt bezig te houden met de literatuur. Hertmans, door Arnold Heumakers eens een ‘postmoderne zelfkweller’ genoemd, doet dat niet. Misschien is het masochisme, misschien trots, maar Hertmans schuwt de ellende niet, want hij heeft een missie, een zelfopgelegde taak: op zoek gaan naar betekenis in een wereld als een spiegelpaleis. In 1999 vroeg het Nieuw Wereld Tijdschrift op de cover: ‘Is er nog toekomst?’ Die vraag werd aangesneden in drie artikelen: Vaclav Havel (president), Sophie de Schaepdrijver (universitair docente) en Stefan Hertmans gingen, op het hoogtepunt van de millenniumgekte, op zoek naar een antwoord. Hertmans vraagt zich in zijn bijdrage niet af hoe die toekomst eruit ziet,
| |
| |
maar in eerste instantie hoe die zich laat verbeelden. Dat is essentieel aan de idee van ‘de toekomst’: het is iets dat alleen bestaat in de verbeelding van de mens. Hoe laat die toekomst zich nu het best verbeelden? In wat voor omgeving? In welke ruimte? Hertmans omschrijft die ruimte als een combinatie van een doolhof en spiegelpaleis met hier en daar een doorkijkje.
| |
Essayeren als een vorm van zelfonderzoek
Hoe vind je betekenis in een doolhof of een spiegelpaleis? Hoe vind je überhaupt betekenis in deze wereld, in deze tijd van postmoderne verwarring en fragmentatie? Het postmoderne credo wil dat er geen God, geen waarheid en geen subject meer is, en dat identiteit een vloeiend, onvast begrip is geworden. Dat zijn inmiddels clichés, platitudes van heb ik jou daar. Maar dat mag de denker er niet van weerhouden ze aan te pakken. Hertmans zei zelf dat je over clichés moet dúrven schrijven. In de bundel Steden, een reeks reportageachtige stukken over Sydney, Tübingen, Triëst, Dresden, Amsterdam, Brussel en vele andere steden, noteert hij ergens: ‘Clichés gaan leven als je ergens bent, en wat je dacht achter te laten, tikt je weer op je schouders. Het zit in heel wat kleine nuances.’
Als hij in het haveloze, voorheen communistische Bratislava ziet hoe jongeren pronken met bezittingen en gedragingen die afkomstig zijn uit het kapitalistische Westen, beseft hij hoezeer het algemene, en het denken in algemene termen, een hindernis vormt voor de precieze blik.
Misschien speelt de blik die je als outsider in steeds weer andere steden krijgt, mij parten. Het leven verschijnt er anoniem, overweldigend en aantrekkelijk omdat je niets ziet van de relaties en de ongecompliceerde situaties die mensen met elkaar verbinden. Je ziet de buitenkant, de gebaren en de lichamen, de ogen en het nu, en je leeft eigenlijk in een droom van geschiedenis en ruimte. Je krijgt de neiging om in algemene termen te denken, dus moet je uitkijken naar de kleine dingen, naar het particuliere, of je begint te denken dat je de wereld begrijpt - de zekerste manier om hem niet te begrijpen.
Wat steeds weer terugkeert in de essays van Stefan Hertmans - en ook in zijn andere werk, overigens - is de notie van het ongrijpbare, datgene wat niet te bevatten is, wat zich onttrekt aan eenduidige interpretatie, het onbekende. Ook het onbekende in zichzelf. Essayeren wordt daarmee een vorm van zelfonderzoek, dat Hertmans goddank op een intellectualistische manier uitvoert. Het is in de eerste plaats zijn denken dat hem moet leiden, niet zoiets vaags als zijn ‘spiritualiteit’.
| |
| |
Het ongrijpbare, of het ‘onvatbare’, zoals het bij Hertmans vaak heet, is de drijvende kracht achter het menselijk handelen. Het verlangen naar datgene wat er niet is, en wat ook niet binnen bereik ligt. Hertmans pleit ervoor het onvatbare te eren, als het ware te cultiveren, en een plaats te geven binnen het leven. In plaats van te proberen alles te duiden en betekenis te geven, is het beter de fundamentele onzekerheid van het bestaan te omarmen. ‘Natuurlijk is onoverzichtelijkheid en complexiteit een onophoudelijke provocatie voor ons voorstellingsvermogen en onze geestelijke stabiliteit,’ schrijft hij, maar toch is het goed om de kloof te aanvaarden die gaapt tussen ons bewustzijn van de wereld en de werkelijkheid. Het eindeloos proberen de realiteit te interpreteren en een eenduidige betekenis te geven is zinloos, en niet constructief. De mens moet berusten in de onzekerheid als condition humaine.
| |
Bezwaarschriften tegen de geest des tijds
Dat is ook de teneur die spreekt uit de essaybundel Fuga's en pimpelmezen, uit 1995. Bas Heijne noemde in NRC Handelsblad dit boek een ‘pleidooi voor een leven in onzekerheid’. Fuga's en pimpelmezen, de meest geëngageerde en maatschappelijk betrokken bundel van Hertmans, is een verzameling bezwaarschriften tegen de geest des tijds, en tegen het behoudende denken. Hij plaatst de onnadrukkelijkheid tegenover de nadrukkelijkheid, de aanvaarding van de ongrijpbaarheid van de dingen tegenover de geforceerde duidelijkheid van de theorie.
De inzet van Fuga's en pimpelmezen is het blootleggen en interpreteren van breuken in de tijd. Een essentieel begrip daarbij is dat van de leegte. In het eerste essay, Religieus renouveau: design of brocante?, gaat het om de leegte die God heeft achtergelaten, een leegte die vraagt om te worden ingevuld. Hertmans windt zich op over de tendens onder intellectuelen om zich in te laten met een nieuw soort vage religiositeit - waar hij ook de activiteiten van de moderne media toe rekent. Hertmans zei daarover in een interview:
Af en toe ontstaan er in de cultuur leegtes, die je eerst niet duidelijk ziet, maar later des te pijnlijker ervaart doordat de ziektekiemen die zich in die gaten hadden genesteld, zijn gaan woekeren. [...] Op het moment dat een cultuur ervan overtuigd is geraakt dat de samenleving volstrekt maakbaar en beheersbaar is en het zonder God kan stellen, heeft zij het hiaat verwaarloosd en gaan de kiemen opspelen. Er ontstaan sekten en drogbeelden waarin de religieuze behoefte geen maat meer weet te houden.
| |
| |
Hoe scherp die observatie is, bewijst de actualiteit, schrijnend genoeg. Een dergelijk ‘spiritueel’ vacuüm vullen met vage religiositeit, wijst Hertmans af. In het openingsessay van Fuga's en pimpelmezen schrijft hij:
De hooggeroemde christelijke waarden worden aan het gapende publiek voorgeschoteld als waren het hamers en tangen om mee aan de slag te gaan. Enerzijds is religie nergens nuttig als geestelijke oplossing voor de instabiliteit van een samenleving die zichzelf wil begrijpen, anderzijds is het niet de functie van transcendente waarden om als ombudsman te worden ingeschakeld. Door dit appèl wordt het specifieke probleem van transcendente verlangens in feite ontkend, namelijk hun onvatbaarheid en het feit dat we over weinig geschikte taal beschikken om daar correct over te spreken.
In plaats daarvan pleit Hertmans voor het accepteren van het gemis, en het ‘individueel leren leven (wat iets anders is dan egocentrisch), met de niet vervulbare begeerte in het centrum van al onze handelingen en speculaties over onszelf en de anderen’.
De (diepmenselijke) behoefte om dat wat niet te begrijpen, te ‘vatten’ is, te willen begrijpen, is verklaarbaar. Maar dat kan slechts leiden tot frustratie en teleurstelling. Deze wereld is nu eenmaal niet te begrijpen. Het onvatbare is niet te vatten. Maar in die leegtes in de cultuur kunnen zich ook positieve krachten bevinden. Hertmans, opnieuw in een vraaggesprek:
Er zijn mensen die positief met de leegte om kunnen gaan. Dat is de Umwertung die je krijgt op het moment dat je die leegte in de focus krijgt, het moment dat je beseft dat daar dingen zijn die onoverbrugbaar zijn. Dat is ook in de wetenschap bekend: als er twee paradigma's botsen, als er twee verschillende vakdisciplines met elkaar spreken of wanneer behavioristen van de oude stempel en lacanianen het woord ‘gedrag’ uitspreken. Daar ontstaat een cesuur, als je ervan uitgaat dat daar het positieve punt zit, dan gebeurt er wat, dan komt ook het hele vertoog een beetje in zicht, zo van: aha, dat is de manier waarop wij ons hebben afgebakend, terwijl wij dachten dat onze stelling universeel gold.
| |
Icarus
Stefan Hertmans wordt - terecht - beschouwd als een avant-gardistisch denker. Hij heeft ook duidelijk zijn wortels in wat wel de historische avant-garde wordt genoemd. In het essay Kiezen voor Icarus? neemt Hertmans de
| |
| |
avant-gardistische attitude tot onderwerp. Hij laat zien dat de erfenis van de avant-garde nog niet helemaal verkwanseld is, maar dat het postmodernisme haar soms wel op slinkse wijze voor het eigen karretje gespannen lijkt te hebben.
Hertmans heeft een groot zwak voor de avant-gardistische kunstenaar, denker of schrijver, alleen al door diens wens of bereidheid om risico te nemen en grenzen te overschrijden. Icarus was de eerste grote avant-gardist uit onze beschaving. In Kiezen voor Icarus? meent Hertmans dan ook:
Wat relevant is of wat niet, wat kan vliegen en wat niet, dat kan vader Daedalus vanaf de grond nooit helemaal bedenken. Alleen die roekeloze zot, die verloren zoon van hem, Icarus, kan dat voor ons doen. Hij is het meest melancholische, maar ook het meest poëtische voorbeeld van wat de praktijk boven de theorie vermag: haar grenzen tonen, elke dag.
Stefan Hertmans is de Icarus onder de Nederlandstalige essayisten. Hij heeft buitengewoon veel moed, hij durft hoger te vliegen dan vele anderen, hij durft zichzelf bloot te stellen aan onzekerheid en twijfel. Hij zoekt de nuance, het detail, het onverwachte, het ongrijpbare, en vertrekt van daaruit met zijn denken. Een denken dat intellectualistisch is (Hertmans laat telkens weer zien dat achter elke letter die hij schrijft een kast vol boeken staat, dat achter elke gedachte een batterij filosofen schuilgaat, een reservoir aan grote denkers wier ideeën hem blijven inspireren: Adorno, Benjamin, Bloch, Baudrillard, Lyotard, Levy en vele, vele anderen) maar niet ontoegankelijk. En zijn stijl is soms prachtig, zijn taal elegant en scherp. De cultuur waarin wij leven, dat doolhof vol spiegels, is niet alleen iets beter te vatten door de essays van Stefan Hertmans, maar ook een beetje interessanter.
Rob van Erkelens (1963) studeerde Algemene Literatuurwetenschap en Film en Opvoeringskunsten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en studeerde in 1989 af met een boek over Georg Trakl (verschenen bij Uitgeverij Ambo). Hij debuteerde in 1993 als schrijver met de roman Het uur van lood (Nijgh & Van Ditmar). Hij was oprichter van diverse literaire tijdschriften, waarvan Zoetermeer het bekendste is en vertaalde werk van o.a. Danielle Sarréra, Nick Cave, Abraham Rodriguez Jr., Denis Johnson, Iceberg Slim en Judy Budnitz. Momenteel is hij redacteur van De Groene Amsterdammer, waarvoor hij essays en kritieken schrijft. Zijn tweede roman, De angstcommune, verschijnt in de nabije toekomst bij Nijgh & Van Ditmar.
|
|