Arie Storm
De wanhoop van een chaoskunstenaar
Over Tongkat en Memoires van een luipaard van Peter Verhelst
Wat er in een roman staat is niet het leven zelf, net zoals het leven zelf zich nooit voordoet als een roman. Het lezen van een boek is een intellectuele en rationele bezigheid, terwijl het leven van een leven - hoe rationeel en afstandelijk je dat ook probeert te doen - meer met je zintuigen te maken heeft. Gedreven door vaak onverklaarbare impulsen en duistere verlangens slaat een mens zich door de dag heen. Het lezen van een boek is daarentegen een intellectueel proces. Het is díé tegenstelling - hoofd versus lichaam - die Peter Verhelst in zijn proza probeert teniet te doen.
Ik heb een keer in een radioprogramma gezeten met Verhelst (Knetterende Letteren, 14-12-2000). Het programma was gewijd aan de invloed van de beeldcultuur op de literatuur. Verhelst zei in die uitzending dat hij enige verwantschap voelde met de filmregisseur David Lynch, en dan met name de Lynch van Lost Highway; een film met een onduidelijke intrige, een film die je als kijker in zekere zin alleen maar als een beeldsensatie kan ondergaan en waarderen. Verhelst legde een link tussen de films van Lynch en zijn eigen schrijverschap, ‘dat meer een beroep doet op het lijfelijke en de ingewanden van de lezer, dan echt op de ordenende hersenen - omdat dat ook mijn manier van denken en van leven is’. Verhelst streeft ernaar, zo lichtte hij toe, ‘puur een impuls te geven. Mensen weten bij mijn werk automatisch waarover het gaat, maar kunnen dat nauwelijks beschrijven. Alsof je hele lijf weet waarover het gaat, over welke angstgevoelens enzovoort, maar je die reactie nauwelijks kunt benoemen.’ Het schrijven van een zinnige beschouwing over het werk van Verhelst is door deze opmerkingen in diepste wezen en passant tot een zinloze activiteit verklaard. Je reageert immers als lezer wel op zijn boeken, maar waaruit je reactie bestaat is niet in nieuwe woorden onder te brengen. Je krijgt beelden aangereikt, impulsen en sensaties - maar die verwerk je zintuiglijk of fysiek.
In alles wat Verhelst zegt en schrijft, wordt de scheppende kracht van het lichamelijke en intuïtieve benadrukt. In dat radioprogramma vergeleek hij zijn werkwijze met die van een componist: ‘Het is echt geen wiskunde. Alles komt op die ene plek terecht omdat je intuïtief denkt: nu is het in evenwicht, of net niet.’ Daarbij gaat Verhelst op een fragmentarische manier te werk, als om het intuïtieve en fysieke - dat immers ook een ongeordend en daardoor fragmentarisch karakter heeft - te benadrukken. Dat is een gevaarlijke werkwijze, want bij het ontbreken van een duidelijke structuur van een roman zou tijdens het schrijven ervan het hele project ook wel eens kunnen