Bzzlletin
Proza
Gestrand in Le Boulou
Over Peter Smink
Er schijnt een korte satirische film te bestaan met de titel Bambi Meets Godzilla. De film begint met het door Walt Disney bekend geworden schattige reekalfje dat vrolijk ronddartelt in een frisse bladerachtige omgeving. Plotseling verschijnt er een grote reptielenvoet die hem verplettert. Splats. Einde film. De plot heeft niet helemaal de kans gehad om tot ontwikkeling te komen: de strijd tussen de twee protagonisten was te ongelijksoortig. Langer dan vijf minuten duurt de film niet, meer zat er niet in.
Iets vergelijkbaars is er aan de hand in de roman Passage van Peter Smink (1954). Hoofdpersoon Arnold Faber raakt op doorreis naar Andalusië zijn paspoort kwijt en komt met zijn vriendin Frida min of meer vast te zitten in een Frans hotel in het plaatsje Le Boulou, vlak voor de Spaanse grens. Het is meteen helemaal mis met Arnold. Het kwijtraken van zijn paspoort heeft op hem het effect dat Godzilla's monsterpoot heeft op Bambi. Er is een verschil: Peter Smink sleurt zijn hoofdpersoon nog 170 bladzijden lang door de roman heen. En hoewel Arnold Faber door zo'n schijnbaar onbeduidend incident als het tijdelijk zoek raken van zijn paspoort direct geestelijk totaal verpletterd is, werkt zijn lichaam nog naar behoren.
En nu het rare: je moet er niet aan denken dat de film Bambi Meets Godzilla langer zou duren dan vijf minuten. Dus zou je denken dat je na vijf bladzijden ook wel klaar bent met de toch al zo overduidelijk verslagen Arnold Faber. En dat blijkt niet het geval te zijn. Peter Smink weet 174 bladzijden lang te boeien. En waar zit 'm dat nou in? Tja (zou Martin Bril schrijven).
Allereerst is er iets bijzonders aan de hand met de stijl waarin Peter Smink schrijft. Het taalregister waarvoor hij kiest, zeg maar. Dat taalregister, die stijl, is over het algemeen totaal opgefokt. Van het begin af aan. Arnold drukt het gaspedaal van zijn auto niet in, nee, hij geeft ‘flinke dotten extra gas’. Hij rijdt niet rustig over Gods wegen, daar krijgt hij de kans niet toe: ‘De snelweg ademt amechtig.’ Daarbij schijnt de zon ‘meedogenloos’. De motor ‘loeit bevrijd’. Het zweet breekt Arnold uit ‘in ijskoude golven’. Zijn vriendin sluit wanneer ze uitstappen niet rustig het portier van de auto, maar kwakt het in het slot. Enzovoort, en zo verder. Aangekomen in de hotelkamer wordt er meteen gesekst (voltooid deelwoord van seks/sex). Ook dat heeft niets ontspannends: ‘Arnold haalt uit en sleurt Frida op het hotelbed.’ Neuken doe je met je ogen open: ‘De half weggedraaide irissen trillen in hun kassen en het oogwit is doortrokken van het bloed.’ ‘Haar tors is opgezwollen; of er iets op uitbreken staat.’ Buiten adem haalt de lezer het einde van het eerste hoofdstuk. Smink geeft je aan het begin van het tweede hoofdstuk de rust waarnaar je inmiddels wel eventjes verlangt: ‘Arnold trekt de deur van het hotel in het slot en wandelt op zijn gemak naar de kruising aan de rand van het dorp.’ Een rust die je overigens niet lang wordt gegund: aan het eind van dit hoofdstuk ligt Arnolds auto in puin.
Die opgefokte stijl, met de noodzakelijke momenten van ontspanning ertussen, wérkt. Ook omdat bij wijze van prettig contrast we uitgebreid zicht krijgen op Arnolds gedachtewereld: die is volkomen verliteratuurd en, hoe zeg je dat, beïnvloed door het wat al te intensief zien van avant-gardistische films (Arnold schrijft beroepshalve stukken voor filmbladen). Wat dat laatste betreft: hij meent al snel in een dorpsbewoonster een actrice te herkennen uit Luc Bressons film L'argent. Hij laat het daarbij niet zitten,