Bzzlletin. Jaargang 30(2000-2001)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Marc Kregting Vier gedichten ‘Geachte lieve E., wat heb je me weer voorzien! Die daffodil, noem het een rariteit met heimwee. Je windsels kwamen van pas, het rantsoen het meest. Als ik het helemaal dien te vertellen wijk ik naar jou, de kliffen. Achter vandaan het kirren begon. Postiljons scheerden over, van sprokkig getortel in formatie. Je vader heeft toch niets gemerkt? Het wolkendek spleet open, overtrokken leken ze met zilver en wierpen hun lading af (meer een neerdalen, half verbijsterd). Witkalk benodigd, verleent brandgangen nieuwlichterij. Hier in D. zijn inmiddels wilde rozen, echt een weelde. Van perkament worden ze onder schijn, hebben sap bitter. Vlees eigenlijk ook, zuurstof zet dat om, want te kluiven moet er een waterdrager. Vocht het imperfectum van vecht, humus is latijn. Erg schoon allemaal hè. Dat weet mijn meester, hij is analfabeet. Pieker jij nog of een morgen veren heeft. Toch vind ik je liefde voor het veld misplaatst. Tuurlijk, afstemmen aan de kelk, het rijstvogeltje. Maar die is hier niet. En mijn mond blijft droog. Weide ontvang je te zijner tijd, wees daar zeker van. Je herkent haar karigheid, het ontbrekende waarin ze zich toont. Het wordt zomer. Zei ik dat je ogen wel wat weg hebben van je boodschapsters. Meester vroeg of je boomnimf was. Met jouw kooi! Hij is dus nagelhoog. Immer getooid in die plisséjurk? Nu houd ik op. Was getekend-’ uit: De gezel. Gedichten. Kleurenreeks deel 1. Uitgeverij Perdu, Amsterdam, 1994 [pagina 89] [p. 89] Kopstem komt De brief ligt naast het vlootje. Hees inklaren van. Hij ondertekent zo dicht mogelijk op de andere. Dat gaat zo met overtrekken en vliegenpapier. Het uur verstrijkt ongemerkt in een zuurtje. Zijn beflijsters houden zich parmantig. Hij smeert wat. Aan de chefs van staven kleeft iets venerisch. Floxen staan er bij, wanneer hij dan wordt uitgejouwd. Zijn naam behoort hem bijna niet meer. uit: Kopstem/Stopnaald. Gedichten/verhalen. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 1997 [pagina 90] [p. 90] Punk Jazz Je hebt te stellen met zo'n huisvriend. Aarde van slijm, nagels door de posten. Onteer zijn ontwerp. De spade steekt dieper naargelang zijn kunde verkiest. Al ben je buikziek, je navel is in al. Zijn toon ook zo vaderlijk aangeblazen. Granaatappelen sieren de tuin, een bord van tufsteen. Je gaat maar ga je dan. De ingang is aan een veiligheidsspeld. uit: Hakkel je, hakkel je. Brieven. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2000 [pagina 91] [p. 91] - Op een toon waar je haast iets van wilt vermoeden spreek je in jezelf tegen een goede tweede. ‘Zij is een teem.’ En jij bent van de etensschap en daaraan ontschilt men zijn ogen, die van langs de mond van je hand. De goede tweede bestiert het rijk, de schat. Want zonder gezag wil menig men raar praten uit zijn bombardon, met veile daden eraan. De etensschap werd in het verloop bittertafels, zo heel en orgelend naar het bewaarregister amen. Eerst maar wat amandelvla, om het appel van de toon niet in ongerede te laten komen ook. Je hebt al vilten sloffen, daarop welt je aansprakelijkheid evident vooraf. Planken kun je dus nu goedgemutst aanleggen boven het nat. Opgetrokken en vernageld de stem der op toekomst bedachte natie, of tralie. Dat verstond je slecht door het reiken van de meet en je dankt god met grote hoon om het verlof. Af breekt je de kokkerd, bandeloos en vastverbonden, je bent een zoete naar men van het publiek gevoelen zeggend koppiekras, zij is een totebel. Er piept iets omdat er opengaat. Het maakt niets dat je verbastert - uit: De Gids CLXII 9/10 (sept/okt 1999) [moet te zijner tijd belanden in de dichtbundel Zoem!] Vorige Volgende