[Nummer 274]
Voor de lezers
van de redactie
Dit nummer van BZZLLETIN is in z'n geheel gewijd aan de stand van zaken in de Nederlandstalige poëzie en poëziekritiek. Behalve essays over het oeuvre of over de laatste bundel(s) van voor de Nederlandstalige literatuur markante dichters als Hans Faverey, Marc Kregting, Stefan Hertmans, Theo Verhaar, Henk van der Waal en Nachoem Wijnberg bevat dit nummer een drietal opstellen over enkele stellingnames in de hedendaagse poëzie en poëziekritiek. Marc Reugebrink rekent af met enkele hardnekkige misverstanden die er in de die poëziekritiek bestaan over het vermeende ‘autonomistische’ karakter van een deel van de Nederlandstalige poëzie. Geert Buelens bespreekt naar aanleiding van het gebruik van het begrippenpaar modernisme/postmodernisme door Redbad Fokkema in diens Aan de mond van al die rivieren de bruikbaarheid daarvan voor de Nederlandstalige poëzie(kritiek) en pleit naar aanleiding daarvan voor een weidsere, meer internationaal georiënteerde blik op de polderlandse poëzie. Ilja Leonard Pfeijffer ten slotte zet zijn eigen poëticale opvattingen af tegen die van enkele jonge dichters als Bart FM Droog, Serge van Duinhoven, Hagar Peeters, Tommy Wieringa en Ramsey Nasr, die zich in hun poëzie verzetten tegen ‘elitarisme’ en zich, in plaats daarvan, laten voorstaan op ‘verstaanbaarheid’.