Bzzlletin. Jaargang 29
(1999-2000)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Hester Eymers
| |
[pagina 56]
| |
zich afvragen of we Coetzee wel kunnen vereenzelvigen met Costello of een van de andere personages in het verhaal. Zo stelt Marjorie Garber dat in het verhaal dat Coetzee vertelt de filosofen veel sterker lijken te staan dan de dichters. Ze suggereert dat het eigenlijke thema van Coetzee wellicht de verhouding van de literatuur tot de filosofie is. In deze reacties op Coetzee's tekst lijken slechts twee interpretaties mogelijk: òf Coetzee houdt een betoog voor de rechten van dieren bij monde van Elizabeth Costello, òf hij wil eigenlijk iets heel anders, bijvoorbeeld de waarde van literatuur onderzoeken ten opzichte van een filosofische discussie. Beide interpretaties kunnen tegelijkertijd gelden. Sterker nog, ze moeten tegelijkertijd gelden, want ze sluiten nauw bij elkaar aan. | |
Costello's argumentenVoordat ik de vraag beantwoord hoe Coetzee zich verhoudt tot het verhaal en de daarin geformuleerde argumenten moet ik eerst vrij uitgebreid ingaan op die argumenten. Elizabeth Costello wordt uitgenodigd om twee lezingen te houden aan de universiteit van Appleton. Toevalligerwijs is dat tevens de universiteit waar haar zoon Bernard werkt als professor in de natuurkunde. Het spreekt vanzelf dat hij zijn moeder gaat ophalen van het vliegtuig en dat zij bij hem logeert. Dat leidt direct al tot strubbelingen, want het strenge vegetarisme van Elizabeth bevalt haar schoondochter Norma maar matig. Elizabeths weigering om vlees te eten komt op Norma over als een verkapte poging om zichzelf als moreel superieur te presenteren. De verhouding van de mens tot het dier, waar het al dan niet eten van vlees een onderdeel van is, is het hoofdthema van Elizabeths lezingen. Zoals haar zoon moet constateren brengt ze het er niet zo goed vanaf. Filosofisch argumenteren is duidelijk niet haar vak. Misschien had ze zich beter bij haar eigen metier, het schrijverschap, kunnen houden, zo peinst hij. Ook de discussie tijdens het diner verloopt stroef. De volgende dag geeft Elizabeth een tweede lezing en daarna gaat ze in discussie met filosofieprofessor Thomas O'Hearne. Deze discussie eindigt in openlijke vijandigheid. De argumenten die Elizabeth Costello aandraagt, gaan ver. Om haar positie filosofisch te onderbouwen is ze gedwongen onorthodox en radicaal te werk te gaan. Ze houdt geen strak gestructureerd betoog, daarvoor is ze te zeer emotioneel betrokken bij haar onderwerp. Maar desondanks zijn er wel drie argumenten te onderscheiden in haar verhaal. Om te beginnen trekt Costello de status van de menselijke rede in twijfel. In de filosofie wordt de rede traditioneel gezien als de belangrijkste onderscheidende factor tussen mensen en dieren. Descartes maakte het misschien wel | |
[pagina 57]
| |
het bontst door dieren te beschouwen als niet meer dan mechaniekjes of machines, terwijl mensen beschikken over rationaliteit en zelfbewustzijn. De rationaliteit waarover de mens beschikt is in de ogen van filosofen niet zomaar een eigenschap, meent Costello, nee, ze verleent ons toegang tot het universum door ons in staat te stellen dat stap voor stap te ontcijferen. In de natuurwetenschappen passen wij onze rationaliteit toe en ontraadselen steeds meer mysteries. Wanneer die ontwikkeling zich ten slotte zal voltooien, bevinden wij ons op dezelfde hoogte als God. Costello haalt dit beeld rigoureus onderuit. Ze vraagt: ‘If the being of man is really at one with the being of God, should it not be cause for suspicion that human beings take eighteen years, a neat and manageable portion of a human lifetime, to qualify to become decoders of God's master script, rather than five minutes, say, or five hundred years?’Ga naar voetnoot2. Dat de rede precies toegesneden zou zijn op de ambitieuze taak de werkelijkheid zoals zij werkelijk is, te doorgronden, lijkt Costello al te toevallig. Zij vermoedt dat hier sprake is van een alomtegenwoordige cirkelredenering. ‘For, seen from the outside, from a being who is alien to it, reason is simply a vast tautology. Of course reason will validate reason as the first principle of the universe - what else should it do? Dethrone itself?’Ga naar voetnoot2. In feite is het een middel om ons staande te houden in het leven en als zodanig heeft het niet meer waarde dan de sonar waarover vleermuizen beschikken om zich te oriënteren. Ondertussen gebruiken wij deze toevallige eigenschap wel om onze misdaden tegen dieren goed te praten. Het doden van een dier om andere redenen dan zelfverdediging is in de meeste menselijke ogen toegestaan, omdat een dier geen besef van dood en leven heeft zoals wij dat hebben. Een wezen doden dat dit besef wel heeft, of nog zal krijgen, zoals een baby, is daarentegen een zware misdaad. Maar, zo vraagt Costello zich af, ‘What is so special about the form of consciousness we recognize [as human, HE] that makes killing a bearer of it a crime, while killing an animal goes unpunished?’Ga naar voetnoot3. Het op een voetstuk plaatsen van de menselijke rede heeft iets onredelijks in zich, aldus Costello. Ze gaat verder door op die onredelijkheid wanneer ze een vergelijking trekt met het Derde Rijk. Dit beschouw ik als haar tweede argument. De misdaad van het nazisme bestond erin joden te behandelen als beesten. Andersom gaat de analogie ook op: de manier waarop wij met dieren omgaan in de bioindustrie en de vivisectie is net zo misdadig als wat de nazi's in de Tweede Wereldoorlog deden. Deze stelling is uiteraard zeer provocerend. In het verhaal wordt dit geïllustreerd doordat een van de genodigden uit protest 's avonds wegblijft bij het diner. Costello brengt dit argument echter niet om te provoceren. Ze is er werke- | |
[pagina 58]
| |
lijk van overtuigd dat de misdaden die wij tegen dieren begaan immens zijn. Ze gaat niet uitgebreid in op de gruwelijke praktijken, maar stipt ze slechts aan. Iedereen weet donders goed wat er gaande is, maar ook nu willen de meeste mensen het liever niet weten, suggereert Costello. De intensieve veehouderij vindt plaats achter gesloten staldeuren, de slachthuizen staan op een achteraf gelegen stuk grond. Het mag dan provocerend zijn en sommige mensen in het verkeerde keelgat schieten, Costello maakt wel duidelijk dat er iets aan de hand is met onze verhouding ten opzichte van dieren. In het derde deel van haar lezing laat ze zien waar wij te kort schieten. De eigenlijke misdaad is een gebrek aan verbeelding of compassie.Ga naar voetnoot4. Ze illustreert dit punt door een verhaal te vertellen over een chimpansee, geïnspireerd door wat Franz Kafka in 1917 schreef over de chimpansee Rotpeter. Kafka was op zijn beurt hoogstwaarschijnlijk weer op een idee gebracht door wetenschappelijk onderzoek naar apen dat toentertijd plaats vond. Costello leeft zich in in de gedachtenwereld van een van de slimste apen die onderzocht werd, Sultan. Om zijn intelligentie te testen voert men de gebruikelijke experimenten uit. Op een gegeven moment krijgt Sultan zijn eten niet meer in zijn voerbak, maar wordt een tros bananen drie meter boven de grond opgehangen. Ook worden er drie houten kratten in zijn kooi gezet. Costello schrijft: Sultan knows: Now one is supposed to think. That is what the bananas up there are about. The bananas are there to make one think, to spur one to the limits of one's thinking. But what must one think? One thinks: Why is he starving me? One thinks: What have I done? Why has he stopped liking me? One thinks: Why does he not want these crates anymore? But none of these is the right thought. Even a more complicated thought - for instance: What is wrong with him, what misconception does he have of me, that leads him to believe it is easier for me to reach a banana hanging from a wire than to pick up a banana from the floor? - is wrong. The right thought to think is: How does one use the crates to reach the bananas? | |
[pagina 59]
| |
Costello is van mening dat wij dieren weleens veel te laag zouden kunnen inschatten, waarmee we hen ernstig tekort zouden doen. In het bovenstaande citaat laat ze zien dat zelfs wetenschappelijk onderzoekers dieren vaak beschouwen als machientjes, die volgens simplistische behavioristische principes onderzocht kunnen worden. Sultan wordt gedwongen tot praktisch redeneren, waardoor bij voorbaat al geen plaats is voor meer complexe of emotionele redeneringen. Het zijn niet de dieren die een gebrekkige intelligentie hebben - wijzelf, mensen, blijken te lijden aan een ernstig tekort aan verbeeldingskracht. | |
TegenargumentenDe argumenten van Costello worden in de tekst van Coetzee op uiteenlopende manieren weersproken. Eén tegenargument kwam al kort ter sprake. De vergelijking met het Derde Rijk wordt indirect weersproken door Abraham Stern, de gast die wegblijft bij het diner. In een brief legt hij uit waarom hij niet samen met Costello aan tafel kan zitten: ‘You took over for your own purposes the familiar comparison between the murdered Jews of Europe and slaughtered cattle. The Jews died like cattle, therefore cattle die like Jews, you say. That is a trick with words which I will not accept. [...] The inversion insults the memory of the dead. It also trades on the horrors of the camps in a cheap way.’Ga naar voetnoot6. Stern neemt te veel aanstoot aan Costello's woorden om zijn reactie rechtstreeks te kunnen overbrengen. Costello op haar beurt antwoordt überhaupt niet. Ze leest zijn brief om die vervolgens met een zucht terzijde te leggen. Een gebrek aan inlevingsvermogen verhindert hen met elkaar te communiceren. Hier zien we een tegenargument tegen Costello's centrale stelling dat onze misdaad tegen dieren erin bestaat dat we een gebrekkig inlevingsvermogen hebben. Wanneer het mensen onderling al zo moeilijk valt elkaar te begrijpen, lijkt het beslist te veel gevraagd ons in te leven in een geheel andere diersoort. Haar zoon John vraagt haar na afloop van de lezingen of zij denkt dat de verbeelding werkelijk iets kan veranderen. Verrassend genoeg is haar antwoord een onomwonden ‘nee’. Hoe graag zij het ook zou willen, zij moet toegeven dat zij als schrijfster machteloos staat. Haar enige wapen, haar verbeeldingskracht, blijkt weinig effectief te zijn wanneer het erop aankomt de wereld te verbeteren. Costello's filosofische argumenten zetten evenmin zoden aan de dijk. Zoals haar zoon terecht moet vaststellen, is argumenteren niet haar metier. In de | |
[pagina 60]
| |
discussie met filosofieprofessor Thomas O'Hearne delft zij duidelijk het onderspit. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, wijst hij haar erop dat zij de filosofen nogal karikaturaal heeft neergezet. Hij nuanceert de wijze waarop filosofen een onderscheid tussen mens en dier maken, waardoor Costello's kritiek minder hout snijdt. Daarnaast neemt hij revanche voor Costello's relativering van de rede door op zijn beurt Costello's compassie met dieren te relativeren. Mededogen met dieren is een recent westers verschijnsel en niet iets om je buitensporig over op te winden, zo betoogt hij. Costello heeft geen weerwoord. (Eén van de co-referenten wel: theologe Wendy Doniger haalt diverse voorbeelden aan van andere culturen waarin vegetarisme de norm is en respectvol met dieren wordt omgegaan.) Al met al moet geconcludeerd worden dat Costello's bezoek uit is gelopen op een mislukking. Ze heeft verschillende mensen tegen zich in het harnas gejaagd en voelt zich eenzaam en verward. Ze kijkt met een wantrouwige blik naar de mensen om zich heen die in haar ogen bijna allemaal deel hebben aan de wereldwijde gruweldaden tegen dieren. Op de terugweg naar het vliegveld probeert ze het haar zoon uit te leggen: It is as if I were to visit friends, and to make some polite remark about the lamp in their living room, and they were to say, ‘Yes, it's nice, isn't it? Polish-Jewish skin it's made of, we find that's the best, the skins of young Polish-Jewish virgins.’ And then I go to the bathroom and the soapwrapper says, ‘Treblinka-100% human stearate.Ga naar voetnoot7. John weet slecht raad met zijn moeders gevoelens van verdriet en vervreemding. Hij zet de auto aan de kant en neemt haar in zijn armen. Het verhaal besluit met zijn dubbelzinnige woorden: ‘There, there,’ he whispers in her ear. ‘There, there. It will soon be over.’Ga naar voetnoot8. | |
RaamvertellingTot zover het verhaal. Hoe verhoudt Coetzee zich tot dit verhaal? The lives of animals is een raamvertelling: een lezing in de vorm van een verhaal over een lezing. De argumenten die te berde worden gebracht legt de auteur in de mond van de verhaalpersonages, waardoor hij er zelf niet rechtstreeks op aangesproken kan worden. Hiermee gaat Coetzee een directe discussie uit de weg. Op sommige momenten lijkt hij zich zelfs op voorhand te verontschuldigen, bijvoorbeeld waar hij bij monde van John kritiek formuleert op het optreden van de schrijfster Elizabeth. | |
[pagina 61]
| |
Het verhaal van Coetzee kan gerangschikt worden onder de zogenaamde academische romans: romans die het academische leven tot onderwerp hebben. Illustere voorgangers zijn Kingsley Amis met Lucky Jim en Randall Jarrell met Pictures from an Institution. Dit genre gaat niet alleen over het academische leven, het is vaak ook geschreven voor academici, met dien verstande dat zij de grapjes en verwijzingen naar bestaande situaties en personen waarschijnlijk als eerste zullen herkennen. Ook Coetzee heeft dit soort grapjes in zijn verhaal verstopt. Zo vinden de lezingen van Elizabeth Costello plaats in Stubbs Hall, wellicht naar de schilder George Stubbs, die dikwijls honden en paarden met hun eigenaars op doek vereeuwigde. Andere bekende namen zijn bijvoorbeeld Elaine Marx (naar de econoom en filosoof Karl Marx) en mr. Arendt (naar de filosofe Hannah Arendt). Coetzee speelt een spelletje met zijn publiek door zijn argumenten niet rechtstreeks te presenteren maar ze te verpakken in fictie. Pak me dan als je kan. Misschien heeft Coetzee de grap van zijn raamvertelling nog eens willen benadrukken door de protagoniste Costello te noemen (naar Abbott en Costello). Op twee manieren geeft Coetzee te kennen dat hij het in essentie eens is met de positie die Elizabeth Costello inneemt. Waar Costello haar mening echter nogal boud naar voren brengt, daar gaat Coetzee uiterst subtiel te werk. Net als Costello verrast Coetzee zijn publiek. Costello door het onderwerp dat ze voor haar lezingen heeft gekozen, Coetzee door de vorm waarin hij ze giet. De ernst van het academische vertoog wordt door Coetzee gerelativeerd doordat hij een verhaal vertelt waarin allerlei geestigheidjes verborgen zijn. Ook hier schaart hij zich achter Elizabeth Costello, die, zo blijkt wel uit haar lezingen, evenmin veel op heeft met het academische denken. Maar het meest veelzeggend is de fictieve vorm die Coetzee kiest. Hij lijkt hiermee te willen zeggen dat Costello gelijk heeft wanneer ze stelt dat een gebrek aan verbeelding de eigenlijke misdaad is die de mensheid begaat tegenover dieren. Costello twijfelt en wanhoopt aan de veranderingen die literatuur of poëzie kunnen bewerkstelligen. Maar Coetzee niet. Hij is ervan overtuigd dat fictie effectiever is dan een betoog, anders zou hij niet zelf een fictieve vorm hebben gekozen voor zijn Tanner Lectures. In ieder geval heeft zijn verhaal genoeg stof tot nadenken gegeven. Het is aannemelijk dat een rechtlijnig filosofisch betoog minder discussie zou hebben opgeroepen, of dat men er eerder over zou zijn uitgepraat. Coetzee heeft zijn ethische vraagstuk verpakt in een literair jasje, waarmee hij een discussie introduceert zonder haar zelf aan te snijden. Het effect daarvan is dat de toehoorder niet direct in de verdediging hoeft te gaan tegen de radicale argumenten die geopperd worden, aangezien zij immers ‘slechts’ fictie zijn. Doordat de onmiddellijke reactie wordt uitgesteld, is er meer ruimte voor | |
[pagina 62]
| |
overdenking van het onderwerp zelf. De vorm die Coetzee heeft gekozen voor zijn lezingen versterkt de inhoud van het fictieve verhaal dat hij vertelt. Er is geen sprake van dat hij eigenlijk iets heel anders wil zeggen dan Costello, integendeel: hij zegt precies hetzelfde maar zijn presentatie is oneindig veel subtieler. De suggestie van twee van de co-referenten dat Coetzee's boodschap misschien een heel andere is dan die van Elizabeth Costello is dan ook misplaatst. Er is weliswaar een gelaagdheid in Coetzee's tekst aanwezig, maar door vorm en inhoud uit elkaar te trekken, heeft hij juist weten te bewerkstelligen dat beiden nauwer met elkaar samenhangen. Hester Eymers (1968) studeerde letteren en wijsbegeerte. Ze schijft over filosofie in o.m. de Volkskrant. |
|