Bzzlletin. Jaargang 29
(1999-2000)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||
Margreet de Lange
| |||||
[pagina 12]
| |||||
Iedere schrijfdaad in zo'n extreem gepolitiseerde situatie als Zuid-Afrika is een politieke daad geworden. De schrijver die bewust politiek de rug toekeert heeft een politieke beslissing genomen. Daar valt niet aan te ontkomen.Ga naar voetnoot2. Veel van Coetzee's werk ontsnapt aan de sterke politieke druk waaronder het geschreven is. Tot Age of Iron (IJzertijd) uit 1990 is geen van zijn romans duidelijk gesitueerd in het hier en nu van het contemporaine Zuid-Afrika. Hierdoor werd de kans kleiner dat de boeken verboden zouden worden. Tegelijkertijd werd er uit een andere hoek wel steeds meer druk uitgeoefend: voor schrijvers en critici die zich tegen het apartheidsregime verzetten moesten literatuur en ook andere vormen van kunst een wapen vormen in de strijd tegen apartheid. Een schrijver werd op deze manier in twee tegenovergestelde richtingen getrokken. Enerzijds stelde de officiële censuur eisen met als sanctie het verbod op de verspreiding van je werk. Anderzijds eiste de oppositie dat schrijvers hun werk in dienst stelden van de strijd tegen apartheid. Op de vraag of censuur zijn creatieve werk heeft beïnvloed tekent Dick Penner, auteur van het boek Countries of the Mind: The Fiction of J.M. Coetzee, het volgende antwoord op uit de mond van Coetzee: Definitely not. And I would think that you would get the same answer from any serious writer in this country. I think you act as if it didn't exist while you're writing.' Four years later, in 1986, Coetzee was less sanguine: ‘For the writer the deeper problem is not to allow himself to be impaled on the dilemma proposed by the state, namely either to ignore its obscenities or else to produce representations of them. The true challenge is how not to play the game by the rules of the state, how to establish one's own authority, how to imagine torture and death on one's own terms.’Ga naar voetnoot3. Penner ziet het probleem van censuur evenwel op de volgende manier weerspiegeld in het werk van Coetzee: There is a suggestion in [the above] statement that the fiction writer should turn away from the tangible, the evanescent present to draw from the imagination the kinds of archetypal representations that have characterised some of Coetzee's works, particularly Waiting for the Barbarians. Yet there seems to be in Coetzee a contradictory desire to confront South Africa's present agony with all of the candor that realism and naturalism can summon, as he did in Life & Times of Michael K.Ga naar voetnoot4. | |||||
[pagina 13]
| |||||
Het is duidelijk ook uit andere voorbeeldenGa naar voetnoot5 dat het minder tastbaar maken van een verhaal het risico doet afnemen van een confrontatie met de censor. Tegelijkertijd kan het de woede opwekken van diegenen die een duidelijke politieke stellingname eisen. Om te laten zien hoe die dynamiek werkt in een aantal teksten van Coetzee zal ik hieronder twee aspecten bespreken die de tastbaarheid verminderen: de ‘setting’ en de verteller. | |||||
De beperkingen van taalCoetzee's eerste roman Dusklands bestaat uit twee novellen: ‘The Vietnam Project’ en ‘The Narrative of Jacobus Coetzee’. Het eerste verhaal speelt zich af in de Verenigde Staten in het begin van de jaren zeventig en de tweede is gesitueerd in het Zuid-Afrika van de achttiende eeuw. ‘The Vietnam Project’ bevat geen verwijzingen naar Zuid-Afrika, op de naam van de baas van de hoofdpersoon na: Coetzee. Beide verhalen zijn monologues interieurs van welbespraakte, enigszins geobsedeerde personages. Een gesprekspartner of toehoorder ontbreekt. Hierdoor krijgen beide verhalen een naar binnen gericht karakter. De suggestie wordt zelfs gewekt dat wat we lezen zich slechts in het hoofd van de verteller afspeelt. De hoofdpersoon van ‘The Vietnam Project’, Eugene Dawn, zegt: ‘Vietnam ligt, zoals alles, in mijzelf besloten en in Vietnam zijn, met een beetje toewijding, een beetje geduld, alle waarheden omtrent de menselijke natuur te ontdekken.’ ‘The Narrative of Jacobus Coetzee’ heeft de vorm van een pseudo-weten-schappelijke uitgave van het dagboek van een zeventiende-eeuwse ontdekkingsreiziger compleet met een voorwoord van de vertaler, een nawoord, noten en een appendix. Dit formele realisme wordt in de tekst zelf echter teniet gedaan door Jacobus' moderne filosofische en linguïstische taalgebruik. De zoektocht van Jacobus Coetzee is niet historisch of geografisch, maar psychologisch. Hij probeert de mensen die hij ontmoet, en die niet zijn zoals hij, te beschrijven en te benoemen. Hij wil de ander kennen om hem beter te kunnen domineren. En dat is wat Eugene Dawn, die in ‘The Vietnam Project’ een rapport schrijft over de doelmatigheid van psychologische oorlogvoering, ook probeert. Beiden falen door de beperkingen van de taal en het gebrek aan communicatie. Dit laatste is ook het thema van Coetzee's volgende boek, In the Heart of the Country (In het hart van het land, 1978). Gevraagd naar een vergelijking van de twee werken zei Coetzee dat in beide een situatie wordt weergegeven van ‘living among people without reciprocity, so that there is only an “I” and the | |||||
[pagina 14]
| |||||
“You” is not on the same basis, the “You” is a debased “You”.’Ga naar voetnoot6. In the Heart of the Country is weer een monologue interieur, deze keer van een gestoorde maar intelligente vrouw, Magda genaamd, die in totale afzondering woont op een afgelegen boerderij. Tijd en plaats van handeling worden niet genoemd, maar zijn wel enigszins te duiden. Coetzee zelf beschreef deze roman als ‘a novel set perhaps roughly around the turn of the century on a rather isolated farm.’Ga naar voetnoot7. Verwijzingen in de tekst die dit ondersteunen zijn het ontbreken van moderne communicatiemiddelen zoals telefoon of radio, en verder het landschap en het gebruik van Afrikaans voor alle dialogen. Magda is opnieuw een hoofdpersoon die heel goed is in het analyseren van haar situatie. Daarbij gebruikt ze een vocabulaire van iemand die geschoold is in filosofie en linguïstiek. Dit is haar reactie op een onbevredigend gesprek met de knecht Hendrik: Ik kan niet doorgaan met deze idiote dialogen. De taal die tussen mijzelf en deze mensen zou moeten worden gebezigd is onherstelbaar ondermijnd door mijn vader. Wat wij nu bezigen is een parodie. Ik ben geboren in een taal van hiërarchische verhoudingen, van afstandelijkheid en perspectief. Het was mijn vadertaal.[...] Ik heb geen woorden meer te zeggen waarvan ik de waarde vertrouw. In the Heart of the Country is niet alleen maar een essay over taal. Er zijn andere thema's, zoals de relatie tussen meester en slaaf en tussen vader en kind. Men kan het boek zelfs, zoals Penner doet, lezen als een parabel over de moeilijke positie van de ‘white liberal’ in het Zuid-Afrika van de jaren zeventig: ‘Coetzee's novel suggests that the apartheid consciousness of the father, and of the old Afrikaner order, is dead, that it is a concept whose time has passed. This story suggests as well that the long suppressed anger of blacks like Hendrik is primed to explode in inarticulate violence, as indeed it has. Nothing alive exists in a state of stasis; the South Africa of the present is in a period of vital bloody ferment. Those who, like Magda, wish to be neither master nor slave, parent nor child, await a more problematic future.’Ga naar voetnoot8. | |||||
Buiten de geschiedenisIn Waiting for the Barbarians zijn de tijd en plaats van handeling bewust ongedefinieerd en het verhaal is daardoor nog duidelijker allegorisch dan de voorgaande. Het zou overal en in iedere tijd kunnen plaatsvinden. Ondanks, of misschien wel dankzij dat universele karakter, leent Waiting for the Barbarians zich beter voor een politieke interpretatie dan de eerdere werken. Een aantal thema's zoals geweld, marteling en de dreiging van een oor- | |||||
[pagina 15]
| |||||
log brengt de roman dichter bij de Zuid-Afrikaanse werkelijkheid. Dit betekent echter niet dat Coetzee met deze roman opschuift in de richting van het politieke engagement. De hoofdpersoon is iemand die een plaats wil vinden buiten de geschiedenis. Dit geldt ook voor Life and Times of Michael K. Michael K, een achterlijke tuinman van een niet nader gedefinieerde bevolkingsgroep, wil zoveel mogelijk aan de wereld om hem heen ontsnappen. De plaats van handeling is voor het eerst duidelijk Zuid-Afrika in de nabije toekomst. Dit is dreigender dan de allegorische setting van Waiting for the Barbarians. De alwetende verteller vertelt voornamelijk vanuit K's perspectief, maar K is passief en analyseert zijn omgeving niet. De lezer wordt zo geconfronteerd met een lege blik, een passieve registratie van gebeurtenissen. Deze poging om de feiten voor zich te laten spreken is effectiever in het engageren van de lezer dan de intellectuele analyses van de vorige romans. Life and Times of Michael K is de eerste roman van Coetzee met verontrustende beelden van chaos en anarchie in een herkenbaar Zuid-Afrika. Het is echter geenszins een oproep tot verzet. Integendeel. De moraal duidt eerder op een onttrekken, introspectie, een teruggaan naar de natuur. K vraagt zich aan het einde van het verhaal af: ‘Is dat de moraal van het verhaal [...], de moraal van de hele geschiedenis: dat er tijd genoeg is voor alles?’ En net daarvoor: ‘Misschien is het in werkelijkheid al voldoende als je kans ziet uit de kampen vandaan te blijven, uit alle kampen tegelijk.’ Dit is verre van een revolutionaire strijdkreet. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze moraal door geëngageerde schrijvers en critici werd verworpen. Nadine Gordimer bijvoorbeeld bekritiseerde Coetzee's keuze voor een zo passieve hoofdpersoon. Zij vraagt zich af: ‘[...] is there an idea of survival that can be realized entirely outside a political doctrine?’Ga naar voetnoot9. Ironisch genoeg vond de censor de roman zo bedreigend dat er een embargo werd opgelegd totdat de censuurraad een beslissing had kunnen nemen over een verbod. Pas toen die beslissing uitviel ten gunste van het boek werd het voor verspreiding vrijgegeven. In zeker opzicht staat Michael K model voor Coetzee. Zoals K heeft ook Coetzee geprobeerd om ‘uit alle kampen’ te blijven. Hij heeft getracht zowel de ideologische druk van de kant van de staat als van de kant van de oppositie te weerstaan door zijn eigen regels te maken in plaats van die van iemand anders te volgen. Het blijkt echter onmogelijk om jezelf buiten het ideologische debat te plaatsen in een zo gepolariseerde samenleving als Zuid-Afrika onder apartheid. Coetzee koos niet voor de rol van kritisch commentator zoals bijvoorbeeld Nadine Gordimer en André Brink. Hij is er dan ook in geslaagd een confrontatie met de staat te vermijden. Het feit dat geen van zijn boeken ooit is verboden heeft hem het publieke debat bespaard dat | |||||
[pagina 16]
| |||||
zowel Brink als Gordimer wel een aantal keer hebben moeten voeren. Dit betekent echter niet dat hij niet is beïnvloed door censuur. Hij heeft zelfs een boek over censuur geschreven: Giving offense: Essays on Censorship (1996). In dat boek schrijft hij echter niet over de relatie tussen censuur en zijn eigen werk of over censuur in Zuid-Afrika, maar over de dynamiek tussen censor en auteur in algemene zin. | |||||
IronieIronisch genoeg is de nieuwste roman van Coetzee, Disgrace, onlangs in Zuid-Afrika in opspraak geraakt omdat passages uit het boek door de regeringspartij ANC als voorbeeld zijn gebruikt voor de racistische vooroordelen die blanken nog steeds tegenover zwarten koesteren. Het gaat om een aanklacht die door het ANC is ingediend bij de Mensenrechtencommissie die racisme in de media onderzoekt. Om haar bewering kracht bij te zetten dat ‘five years after our liberation, white South African society continues to believe in a particular stereotype of the African, which defines the latter as immoral and amoral; savage; violent; disrespectful of private property; incapable of refinement through education; and, driven by hereditary, dark, satanic impulses’Ga naar voetnoot10. wordt verwezen naar de beschrijving in Disgrace van de verkrachting van een blanke vrouw door drie zwarte mannen. Er is in dit geval geen sprake van censuur in de strikte zin van het woord. De ANC pleit niet voor een verbod op het boek. Maar het betreft wel een verwarring van fictie en werkelijkheid waaraan de censors in de jaren zeventig zich herhaaldelijk schuldig maakten om literatuur te verbieden. Op deze actie van het ANC is zowel in de Engelstalige als in de Afrikaanstalige pers kritisch gereageerd. De progressieve Weekly Mail and Guardian schrijft: ‘Whose pygmy purposes can this kind of nonsense serve?’Ga naar voetnoot11. De Afrikaanse auteur Marlène van Niekerk is zo mogelijk nog kritischer. Gevraagd naar haar reactie op het gebruik van passages uit Disgrace door het ANC antwoordt zij: ‘Dis natuurlik stront en dit wys watter totale gebrek daar by die ANC is aan intellektuele verfyning en nog meer, watter dikvellige traak-my-nie-agtigheid daar by hulle heers oor die beeld van hulself wat hulle bereid is oor die wêreld in te stuur. Dit laat mens dink aan die Natte [Nationalisten, MdL] van ouds. Dis dieselfde bulnekdomorigheid wat in hulle propaganda sigbaar was. Subtiliteit in fiksie was by hulle ook maar laag op die rangorde van ‘nationale belang.’Ga naar voetnoot12. Het is ironisch te moeten constateren dat na al die tijd buiten schot te zijn gebleven, de wenselijkheid van Coetzee's werk nu, jaren na het einde van de apartheid, toch onderwerp is geworden van een publieke discussie. | |||||
Literatuur
Margreet de Lange (1960) is literatuurwetenschapper en directeur van het Expertisecentrum Zuidelijk Afrika van de Universiteit Utrecht. |
|