dat literaire gedoe, vooral als de auteur drinkt, hoereert, van zijn vrouw of vriend af is of een boeiend kantoorleven heeft; en wie in een ‘roman’ zijn strijd tegen een nare ziekte behandelt of het verlies van een dierbare betreurt, kan meteen aanschuiven bij de talrijke praatprogramma's die over die onderwerpen gaan.
De derde conclusie: Het persoonlijke is makkelijker over het voetlicht te brengen dan het literaire.
Hieruit kan niet worden afgeleid dat het autobiografische ook in de boekhandel in de meerderheid is. Dat valt wel mee. Het is wel vervelend dat de mindere literaire kwaliteit geen bezwaar vormt. Dat bleek nog eens uit een kritiek die Monica Soeting in Trouw van 23 oktober van het vorige jaar publiceerde. Het besproken boek beschreef een geval van dementie in de familiekring van de auteur, maar deze had in de ogen van de recensente de fout begaan haar boek in navolging van Connie Palmens I.M. een roman te noemen zonder te beseffen ‘dat critici voor romans andere criteria laten gelden dan voor een persoonlijk relaas.’ Wanneer het boek als waar gebeurd zou zijn gepresenteerd hadden ‘we’ volgens Soeting ‘haar boek boeiend en aangrijpend kunnen noemen, en zelfs indringend.’ Nu konden we dat niet. Als de auteur in kwestie dus eerlijk voor haar ellende was uitgekomen, had ze zich over vorm en stijl niet hoeven te bekommeren.
Zoiets vermoedde ik al.
Dit standpunt heeft een keerzijde. De roman wordt, als we Monica Soeting mogen geloven, door de kritiek veel strenger beoordeeld dan de autobiografie. Dat draagt ertoe bij dat de verheven status van dit genre nog meer wordt opgeblazen. Aangezien het publiek ook in de literatuur het beste van het beste eist, kiest het voor het genre met het grootste prestige, de roman; maar het wil wel graag een inhoud die het meest boeit. Vandaar dat Connie Palmen de autobiografie als roman heeft bedacht. Die moet dan wel ‘vlot geschreven’ zijn in een ‘meeslepende stijl’, waarbij de schrijver ‘zichzelf niet spaart’ en ‘open over zichzelf’ is.
Door de uitgevers, de boekhandel en de publiciteit wordt thans aan het flodderigste egodocument evenveel literaire waarde toegekend als aan een roman of dichtbundel met een hoger soortelijk gewicht. Deze literaire inflatie is sneu voor menige voortploeterende romancier, maar voor de beschrijver van het eigen schriele bestaan mooi meegenomen - zo kom je ook als tweederangs auteur even op de eerste rang te zitten.
Stelling vier luidt dan ook: Een geheel of ogenschijnlijk autobiografisch getint relaas is aantrekkelijk voor schrijver en lezer en derhalve ook voor de uitgever, media en handel.
Is dat erg? Ik zou het niet weten. Ik heb me er altijd eerder mee vermaakt, dan dat ik me eraan heb gestoord. Er verschijnen zoveel ‘literaire’ boeken dat