latere werk duidelijk te zien dat Mulisch van zijn eigen werk geleerd heeft. Een schrijver leert überhaupt het meest van zijn eigen werk, je krijgt al schrijvend inzicht in je eigen hang ups en je krijgt een beter zicht op je sterke en zwakke kanten.
Hoe lees je het werk van collega's: om er iets van te leren of uitsluitend voor je plezier?
Ik lees zoals mijn moeder vroeger las: van alles en nog wat, alles door elkaar heen, uitsluitend voor de lol. Ik ben een gewone, naïeve lezer. Als ik tijdens het schrijven van een roman op de een of andere manier vastzit, ga ik ook niet bij anderen zoeken naar een oplossing voor mijn eigen literaire probleem.
In de roman Land van genade voert 't Hart een personage ten tonele dat een biografie over zijn vader, een historicus die bij hem in huis woont, wil schrijven. De jongeman vermoedt dat hij alle ‘vervelingsmomenten’ uit het leven van zijn vader zal moeten beschrijven. Het besef dringt zich op dat het juist deze momenten waarop iemand ‘niets’ doet, momenten die men dus geneigd is onmiddellijk te vergeten, júíst de momenten zijn waar het om gaat in het bestaan.
Zijn we met deze constatering iets als een poëticale opvatting op het spoor?
Ja! Zo'n idee als dat van die vervelingsmomenten is in eerste instantie niet meer dan iets leuks dat tijdens het schrijven ontstaat en dat ik enthousiast begroet. Pas in een later stadium drong het tot me door dat ik daar een min of meer filosofische kwestie aan de hand had. Immers, op het moment dat je denkt: ik verveel me - verveel je je niet meer. Ik weet dat ik in een latere fase van het schrijven van die roman dacht: kijk, dit is een statement waar ik meer mee kan.
Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk, die verschillende fases van het schrijven?
Ik bedenk van tevoren geen plot. Een boek begint bij mij meestal met het zien van of de herinnering aan een beeld. Zo vond Blauw Curaçao zijn kiem op het moment dat ik iemand zag staan zingen op een balkon. Dat riep bij mij vragen op als: wie staat er nou te zingen op zijn balkon? En: waarom? De revue is ontstaan vanuit de herinnering aan rood, paarsig toneellicht. Dat rode en paarse licht dat op het toneel schijnt, dat beeld is in één klap goed: troebel, lekker hoerig, broeierig. Toen had ik ook het idee voor de roman te pakken: iemand keert terug naar de revue en gaat op zoek naar een vriendinnetje van vroeger.
Zo'n gegeven broeit enige tijd. Op een gegeven moment maak ik dan tijd vrij voor een lange schrijfsessie, een aaneensluitende periode van een week of vijf, waarin ik vooral dóórschrijf, me niet bekommerend om een plot, die