sombere aardkleuren, met de mens in een kosmische hoofdrol-maar het is wel een beetje ouderwets.
De existentialisten hebben het in deze eeuw nog geprobeerd met een wereld zonder transcendenties. Het hielp weinig In de zinledige wereld der dingen die zich aan Roquetin, de held van Sartre's Walging, in al haar wezenloosheid openbaart en hem tot een van haar onderdanen maakt, dreigt de held over te gaan in het niets. Zittend op een bankje in een park voelt hij het zijn uit zich wegvloeien en kan hij zichzelf niet meer onderscheiden van de wortel van een kastanje. ‘Ik was de wortel van de kastanjeboom. Of liever gezegd, ik was geheel en al het bewustzijn van zijn bestaan. [...] De tijd stond stil [...] het was onmogelijk dat er iets na dat moment kwam.’ En verder: ‘Het bestaan is niet iets dat zich van afstand laat denken: het moet ons plotseling overvallen, op ons blijven en op ons hart drukken als een groot, onbeweeglijk dier - of er is in het geheel niets meer.’ De mens als gelijke van de dingen, het is voor Safranski en menig andere filosoof een beeld waarbij hij zich niet wil neerleggen.
Maarwaardoor wordt die angstvoor het niets eigenlijk gerechtvaardigd? Omdat in het niets, de chaos, de totale zinledigheid de mens op jammerlijke wijze ten onder zal gaan, antwoorden deze filosofen. Ik geloof ze niet
Sinds driekwart eeuw dicteert de wereld der dingen bij monde van de wetenschap de agenda van de samenleving. In het licht van de huidige astronomie en natuurkunde worden de Eeuwigheid, de Scheppingen de Wetten van de Natuur, die ontzagwekkende concepten van weleer, plotseling ijzig concreet en daardoor ook enigzins banaal. Is het nou vier of vijl miljard jaar geleden dat het begon? En hoelang gaat het nog duren? En hoe moeten al die elementaire deeltjes worden beschreven als we ze geen materie meer kunnen noemen?
Het kwaad lijkt in onze tijd niet langer een metafysische, magische of zelfs maar ethische kwestie, maar steeds meer een pathologische. Een televisieprogramma meldde onlangs dat onderzoek bij geweldplegers had uitgewezen dat bepaalde gebieden in hun hersenen niet normaal ontwikkeld waren. Dankzij nieuwe technieken kon deze afwijking - zo werd het al wat voorbarig genoemd - zichtbaar worden gemaakt. Zo verandert het kwaad in een ziekte. De misdadiger wordt patiënt, die niet onze afschuw verdient maar ons medeleven. Hij is geen zondaar die zich afgekeerd heeft van het goddelijke of die een pact met de duivel heeft gesloten, maar blijkt een genetisch defect te hebben dat in de toekomst wellicht kan worden verholpen.
In de wetenschapsbijlage van een krant las ik dat geleerden het centrum van de lach hebben ontdekt. Doorgeredeneerd betekent dat misschien voor de toekomst dat humor overbodig zal zijn. We zullen misschien ooit lachen zonder een grap te hoeven aanhoren. Huxley's Brave New World is nog ver weg, maar toch al minder ver dan we dachten.
Ik sta niet te juichen bij deze ontwikkelingen, daarvoor ben ook ik te behoudend. Toch zie ik als niet-re-ligieus denkend mens, die in een niet-religieuze omgeving leeft, geen enkel heil in een terugkeer naar traditionele religieuze vormen, die mij altijd al onbegrijpelijk zijn geweest. Wat Safranski als het verraad aan de transcendentie beschouwt, is voor mij het gevolg van ons afscheid van een tijdperk dat lang, heel lang heeft geduurd maar heeft uitgeleefd. Het bovenzinnelijke hoort nu tot de science-fiction, horror en Fantasy. Het behoort aan Hollywood en het Holisme. Voor een buitenstaander lijkt het vervallend geloof in intellectueel opzicht steeds primitiever te worden. Sommige fundamentalisten hebben een akelig concrete God voor ogen, die afkomstig lijkt uit een prehistorische geestenwereld.
Ooit bestond de wereld uit vele catagorieën: dingen, planten, dieren, mensen en goden. Nu zijn er eigenlijk nog maar twee: dode dingen en levende wezens. Het gevolg daarvan is dat niet iedereen nog altijd precies de grens tussen zichzelf en andere levende wezens kan onderscheiden. Hebben planten ook gevoel? Hebben dieren rechten? Zijn dolfijnen intelligent? Waarmee men zich eigenlijk afvraagt of ze ook een ziel hebben. Wie herinnert zich niet de inmiddels weer verstomde discussie over de mogelijkheid van kunstmatige intelligentie? In de traditie waarin de mens als goddelijke creatie en kroon der schepping een uitzonderingspositie innam, waren dergelijke overwegingen ondenkbaar. Maar die traditie lijkt voorgoed voorbij.
Maar wat doen we intussen met het kwaad? Want dat floreert ook zonder band met hoger werelden als vanouds.
Safranski weet het ook niet. Een restauratie van de