Willem Broens
Duivel op proef
Faust
‘Faust is een wanhopige kantiaan die door het magische achterdeurtje probeert te vluchten voor de dwang tot zelfbeperking.’
De wil tot kennis wordt gevoed door de wil tot macht. Hij wil zich ontplooien, niet alleen wetenschappelijk; de wetenschappelijke impuls gaat over in een esthetische impuls. De kunst is pas de echte vrolijke wetenschap.
Uitgaan van de ervaring en het leven van de zintuigen. De duivel kan deze onbeperkte ervaring garanderen. Je kunt dan een blik op de dingen werpen zonder door de moraal gehinderd te worden.
Faust verkocht zijn ziel om alles te beleven. Hij was op zoek naar wetenschap, wijsheid, macht, vrouwen naar de onmiddellijke ervaring. De moderne kunstenaar is ook op zoek naar ervaring, naar kicks. Omdat de ervaringen al behoorlijk onteigend zijn blijft de kunstenaar heel dicht bij zichzelf. Hij/zij laat zich slaan zoals Nan Golding. Je gaat op zoek naar handlangers zoals de surrealisten deden, om het gesloten circuit van de geest open te krijgen.
De mensen die echt afgeschreven zijn worden duivelskinderen genoemd. Ze zitten in de vernieling. Af en toe is een kreet hoorbaar.
In de art brut en in de écrit brut zitten we in de achterkamertjes van de geest; achter de rede.
Op de plekken waar de rede verdwijnt en het slaan begint, waar de horror een gezicht krijgt, zoeken kunstenaars naar thema's.
Ik ga hier niet in op de vraag of schizofrenenkunst kunst is, mij gaat het om het tumult in de menselijke geest.