Bzzlletin. Jaargang 27
(1997-1998)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
August Hans den Boef
| |
Fausts carrièreDie problemen spelen uiteraard ook een rol voor een ieder die zich met het Faust-fenomeen in kunst en literatuur bezighoudt. Daarom is het verre van toevallig dat ik van de drie voorbeelden, twee Engelstalige heb gekozen. Er zijn ook Franse, Spaanse, Russische, Tsjechische Nederlandse, Zweedse, Italiaanse en vooral heel veel Duitse Faust-bewerkingen. Het leek mij echter zinnig om mij te concentreren op de Engelstalige Faust-traditie. Want er mag een Duitse traditie zijn van volksboek, via Goethe tot Werner Schwab, er is ook een Engelstalige traditie. Immers met Doctor Faustus van de Engelsman Christopher Marlowe werd het verhaal uit het Lutheraans geïnspireerde Duitse volksboek al in de zestiende eeuw getransformeerd tot een literair werk dat tot op de huidige dag auteurs uit alle landen weet te inspireren. Die traditie is zo omvangrijk dat ik mij beperk tot louter het literaire deel: als ik de thrillers, SF-romans, orkeststukken, opera's en films erbij betrok, zou dit een oeverloze beschouwing worden. In de beperking toont zich de meesterGa naar eindnoot1.. De literaire incarnaties van de ‘John Faust’ zijn gelukkig in ruime mate voorhanden. De auteurs bieden een gevarieerd gezelschap: modernisten, detectiveschrijvers, feministen, postmoderne dichters en romanciers en Frank Zappa. De ruimte die ik aan recente faustiana besteed, hangt af van het literaire belang en dan vooral van de manier waarop ze het stuk van Marlowe verwerken, dan wel becommentariëren. Soms weid ik over een tekst uit omdat ik die op zichzelf al zo bijzonder vind. Er is een mooi gedicht van de Amerikaan Karl Shapiro dat vlak na de oorlog verscheen: ‘The Progress of Faust’ - eigenlijk een samenvatting van de Faust-traditie tot op dat moment. Shapiro beschrijft dat Faust in Duitsland geboren wordt, waar hij studeert en zijn ziel aan de duivel verkoopt, vervolgens in 1594 in Londen opduikt om na een paar jaar weer naar het continent te vertrekken, waar hij honderd jaar rondtrekt als inspirator van het poppenspel. Op het continent wordt hij in het woelige tijdperk van de Franse revolutie tot een respectabele figuur verheven, een verlicht classicus, en terug in Duitsland een geleerde die vergelijkende wetenschappen doceert. In 1939 wordt hij uit het Derde Rijk gegooid, waarmee dat uit zijn voegen barstte. Faust houdt zich tijdens de oorlog verborgen in een Amerikaanse woestijn, waar achter zijn | |
[pagina 38]
| |
rug ‘a dome of atoms rose’.Kortom, volksboek, Marlowe, poppenspel, burgerlijk drama, Goethe, nationalisme, doemdenken. Die atoombom van Shapiro is een exponent van de houding die veel Faust-auteurs na 1933 en zeker na 1945 aannamen: de Faust van Goethe is problematisch geworden, met name het tweede deel. Daarom maakten Duitsers (Hanns Eisler) zowel als anderstaligen (Hugo Claus; Alfred Schnittke) na de oorlog liever een omtrekkende beweging om Goethe heen. Ze kozen als inspiratiebron voor het stuk van Marlowe, het poppenspel of het volksboek; of, in postmoderne tijden, voor een combinatie van elementen uit verschillende versies, inclusief ook weer die van Goethe. | |
MarloweHet Duitse volksboek over Faust dateert uit 1587 en is gebaseerd op een bestaande figuur: Georg Sabellicus of Faust der Jüngere. De Engelstalige versie van een jaar later verwerkte Christopher Marlowe direct tot het toneelstuk The tragical History of Doctor Faustus. Onhandig is dat we dit stuk meestal lezen met de twee dikke delen van Goethe in ons achterhoofd of met een toneeluitvoering daarvan voor ogen. Het lijkt daarom voor ons of er van alles ontbreekt bij Marlowe. Doctor Faustus bevat veel minder intriges, het stuk is ook veel korter. FaustGa naar eindnoot2. die als een rücksichtslose projectontwikkelaar de Nederlandse inpoldering ter hand neemt - een van de vele intriges die Goethe aan legende heeft toegevoegd. Opmerkelijk is dat Marlowe telkens weer Faust laat twijfelen aan de verkoop van zijn ziel omdat het vooruitzicht van de hel hem toch afschrikt. Maar in tegenstelling tot Goethe laat Marlowe zijn held naar de hel varen. Hij liet dat in de - tragische - titel zien. Daarom even in het kort hoe Marlowe het zag, al was het alleen al om Goethe naar de achtergrond te schuiven. Het is belangrijk om de typische Marlowe-elementen goed in het geheugen op te nemen. Want het mag erop lijken alsof de volgende samenvatting soms tamelijk willekeurige details bevat. Straks zullen ze echter bij de modernere Engelstalige Faust-bewerkingen van pas komen. Ondanks de grappen en grollen van clowns en schelmen -net als later Shakespeare moest Marlowe rekening houden met een heterogeen publiek - is Doctor Faustus een geleerd stuk. Het bevat veel Latijnse spreuken en toespelingen op de klassieke oudheid en de bijbel. Marlowe begint zijn spel in Wittenberg, in de studeerkamer van Faust, die weliswaar volleerd is in de zeven vrije kunsten, maar meer taalt naar de ‘metafysica der toverij’ en ‘necromantenboeken’. En eigenlijk naar genot en de wereldheerschappij. Hij heeft een assistent, Wagner, die zijn studenten plaagt, maar overigens een geschoolde jongeman is, anders dan de Hans Wursten en Casperles die in latere Faust-bewerkingen de show gingen stelen. Wagner heeft bijvoorbeeld ook geleerd duivels op te roepen en is later de erfgenaam van al Fausts bezittingen. In een donker bos roept Faust de duivel Mefisto op. De duivelsknecht stelt hem voor gedurende vierentwintig jaar al Fausts wensen uit te voeren op voorwaarde dat deze daarna zijn ziel aan Lucifer laat vervallen. Mefisto meent dat zijn Helse Meester aan zo'n contract wel zijn fiat zal verlenen. Nadat de Goede en Kwade Engel hebben geprobeerd Faust te beïnvloeden, laat Faust zich overtuigen door de Kwade en roept hij voor de tweede maal Mefisto op. Dan wil Faust het contract in zijn bloed schrijven, maar dat stolt te snel, zodat het helse vuur van Mefisto eraan te pas moet komen om het weer vloeibaar te maken. Faust heeft van Mefisto een boek gekregen waarin alles staat wat hij wil weten, maar hij twijfelt toch. Als hij bovendien tot Christus bidt, komt de Vorst der Duisternis zelf op bezoek. Lucifer laat de Zeven Hoofdzonden langs paraderen en dat tafereel amuseert Faust. Met Mefisto vliegt Faust op zijn draak naar Rome, waar hij de paus en diens omgeving plaagt door onzichtbaar aan hun voedsel te zitten en op hen te schelden (anders dan de lutheranen had de Engelse kerk zich niet om religieuze, maar om politieke redenen van de Moederkerk afgescheiden - in hun afkeer waren ze gelijken). Vervolgens bezoekt Faust de roomse Keizer Karel die vol lof is over de bekwame tovenaar als die in staat blijkt Alexander de Grote inclusief schone partner voor hem op te roepen. Een sceptische ridder wordt bij die gelegenheiddoor Faust van hertshorens voorzien; de ridder pleegt later een vergeefse aanslag op zijn plaaggeest. Faust weet vervolgens de Hertogin van Anhalt tot haar grote vreugde midden in de winter de lekkerste druiven te bezorgen die zij ooit at, en | |
[pagina 39]
| |
gebruikt daarvoor een ‘moderne’ methode om exotisch fruit te bemachtigen: hij laat het overvliegen. Een vrome grijsaard - die overigens opmerkt dat de Doctor walgelijk stinkt - brengt Faust weer aan het twijfelen. Als drastische bestrijding daarvan hernieuwt hij zijn eed aan Lucifer en troost hij zich met de schone Helena van Troje. Dan spreekt Faust met zijn studenten en deze keer is zijn twijfel zo groot dat hij God wanhopig smeekt hem niet in de hel te laten komen. Dat mag niet baten: Marlowe eindigt met de hellevaart van Faust. Er is nog een epiloog waarin de studenten ontdekken dat de duivels het interieur van Fausts woning nogal ingrijpend hebben verbouwd, inclusief het lichaam van de overleden bewoner. Tot zover Marlowe. Opvallend is de losse structuur van Doctor Faustus en het grote aantal scènes waarin niet Faust maar Wagner, dorpelingen of Mefisto (die twee ondeugende knechten in een hond en een aap dreigt te veranderen) als protagonist fungeren. | |
VolksboekWat is nu precies de relatie tussen Marlowes Doctor Faustus en het Duitse volksboek? Veel heeft Marlowe daaraan ontleend. Assistent Wagner, de vierentwintigjaarstermijn, de schone Helena, het lutheraanse plagen van de paus, het entertainen van keizer Karel V, de hertshorens op het ridderhoofd, de Anhalts en het destructieve slot. In het volksboek wordt dat overigens nog veel sappiger verhaald. Zelfs de kleinen in onze tijd die gewend zijn aan gore-and-splatter-movies zouden bij het lezen hiervan nogal geschokt raken. Wat Marlowe niet heeft gebruikt zijn de zeven mooie vrouwen uit verschillende landen, waaronder wel twee Nederlandse, met wie de tovenaar tot zijn dood toe prettig placht te copuleren. In dezelfde tijd verwekte hij bij Helena zijn zoon Justus, die in Doctor Faustus eveneens ontbreekt, net als de suggestie uit het volksboek dat Faust studenten van achteren placht te nemen. Of de mededeling dat Wagner ook de geest Akercocke heeft geërfd. Deze elementen zullen in latere Faust-bewerkingen vaak weer wel opduiken. Opmerkelijk is dat het volksboek een passage bevat over een jood van wie Faust geld kon lenen met een arm of been als onderpand. Kennelijk wilde Marlowe daar niets mee doen, maar Shakespeare heeft dit gegeven later gebruikt in The Merchant of Venice. Jammer is het ontbreken van de reis om de wereld in acht dagen. Driehonderd jaar later zou Jules Verne daar nog tien keer zo lang over doen. Dat in onze tijd technisch een reis van acht uren heel wel mogelijk is, illustreert misschien het meest de gedateerdheid van de oude Faust-legende. Daarom verkoopt iemand zijn ziel tegenwoordig alleen nog maar aan de topman van een duistere supermultinational, zoals in de film The Devil's Advocate. | |
Harlekijn FaustEen probleem is dat er geen manuscript van Marlowe is bewaard en evenmin een gedrukte versie van Doctor Faustus die de auteur tijdens zijn leven heeft gezien. Marlowe stierf - onder onopgehelderde omstandigheden -in 1593. De eerste bewaarde druk dateert pas uit 1604 en de tweede uit 1616. De geleerden noemen ze A en B en ze vertonen nogal wat verschillen. Druk B is bovendien maar liefst tweevijfde langer dan A en wordt als de oorspronkelijke editie beschouwd. Daarin vernemen we bijvoorbeeld als extraatje allerlei Vaticaanse complotten en de naam van de paus: Adrianus. Mocht Marlowe de Nederlandse meisjes versmaden, om onze enige, Utrechtse paus Adriaan Boeijens kon hij niet heen. Ook de epiloog met de gruwelijke verminking van Fausts lichaam, ontbreekt in druk A. Het niet opnemen van die details in A is bij Marlowe waarschijnlijk ingegeven door een vorm van zelfcensuur en dat is kort daarna bij de vertalers eveneens het geval. Vanwege religieuze en politieke gevoeligheden werd Doctor Faustusin Duitstalige landen aangepast toen Engelse komedianten het daar gingen spelen; de eerste opvoering was in 1626 in Dresden. In Wenen werd de keizer vervangen door de Hertog van Parma en het monniksgewaad van de hellegeest door de Spaanse hofdracht. Omdat de Engelsen het Duits niet goed beheersten, maakten ze van deze nood een deugd door zich te concentreren op het visuele spektakel dat duivelsverschijningen en hellevaarten konden bieden en lasten ze mime- en dansstukken in. Op deze manier hebben ze de Duitstalige Faust-traditie weer beïnvloed, die voor het grote publiek de komische en spectaculaire | |
[pagina 40]
| |
laag steeds meer uitbreidde. Tot de tijd dat komische figuren als Hans Wurst of Casperle in feite de hoofdfiguur werden en de opvoering een climax kreeg met een hellevaart onder oorverdovend geknal van vuurwerk en geknars van toneelmachines. In Engeland was overigens een parallelle ontwikkeling ingezet. De acteur William Mountford besloot daarom in 1697 om maar meteen een echte farce van het Faust-verhaal te publiceren, paradoxaal genoeg omdat hij het niveau van de traditie zo laag vond. Het werd een ‘Farce’ With the Humours of Harlequin and Scaramouche With Songs and Dances between the Acts. Dat betekende niet alleen dat Mountford de commedia dell'arte figuren Scaramouche en Harlequin introduceerde, maar ook dat hij na de slotregels May this a fair Example be to all, de verspreide ledematen van de Doctor tezamen liet komen om een dans uit te voeren, begeleid door ‘gezang’. Het publiek wist al spoedig dat het om een farce ging, want als Faust probeert Mefisto op te roepen, komt niet de duivelsknecht tevoorschijn, maar Scaramouche. In het begin van de achttiende eeuw zou er zo een hele stoet dichters en toneelschrijvers ‘Harlequin Fausts’ publiceren. Zodanig dat de dichter Pope ook het oorspronkelijke stuk van Marlowe als een farce beschouwde. Je zou kunnen zeggen: uiteindelijk ging Goethe er weer een stuk van maken voor de literaire elite, nadat Gotthold Ephraim Lessing bij een aantal fragmenten was blijven steken. Misschien dat Goethe er daarom zoveel jaren over heeft gedaan om zijn versie te voltooien. De Duitse Olympiër ontleende zijn personage van de onschuldige Gretchen (Margarete) uit Faust I overigens aan het werk van de Engelse auteur Samuel Richardson - die van Pamela en Clarissa. Was dat opnieuw een beweging van Engeland naar Duitsland, het verliep ook omgekeerd. In 1851 werd er een bijzonder ballet opgevoerd in Londen met de vrouwelijke duivel Mephistophela als hoofdattractie. Theaterdirecteur Benjamin Lumley had voor deze gelegenheid een in Parijs levende balling gevraagd om een bewerking voor ballet te maken en dat werd Der Doktor Faust. Ein Tanzpoem van de Duitser Heinrich Heine. Natuurlijk is er vanuit Engeland in de negentiende eeuw veel commentaar gekomen op de Faust van de Grote DuitserGa naar eindnoot3.. P.J. Baileys toneelstuk Festus (1839-1889) werd uiteindelijk nog langer dan dat van Goethe (waarschijnlijk is Bailey de recordhouder). Faust wordt bij hem ook gered, maar niet nadat hij al zijn grote ambities heeft laten varen, zijn genotzucht overwint en zich tot God richt, want: ‘With all his doubts, he never doubted God.’ Britse tijdgenoten als de dichter Tennyson vonden Baileys Festus dan ook veel beter dan dat Duitse stuk van die dilettante diplomaat Goethe. Steeds meer Faust-bewerkers laten de hemel en de hel, de duivels en de engelen voor wat ze zijn en concentreren zich op eigentijdse bewerkingen. Daarmee krijgen we romans als A Modern Mephistopheles (1877) van Louisa M. Alcott, inderdaad die van de kinderboeken, met als hoofdpersoon een rancuneuze invalide die wraak wil nemen op zijn omgeving. W.S. Gilbert (nog zonder de componist Sullivan) laat in zijn toneelstuk Gretchen (1879) de dokter de monnikspij aantrekken, verbitterd omdat hij door een vrouw bedrogen is. Maar als Mefisto hem in een visioen Gretchen laat zien, verlaat Faust de abdij. Het gaat Gilbert om de tegenstelling tussen valse en ware liefde. Tot zover de voorbereiding. | |
Stein en SayersZo'n losse versie van het Faust-verhaal zien we ook bij Gertude Steins libretto Dr. Faustus Lights the Lights. Als opera (enballet-)tekstvalt het eigenlijkbuiten de orde van dit artikel, maar het libretto dateert uit 1939 (het jaar dat volgens de dichter Karl Shapiro de Faust-figuur Duitsland uit knalde) en is de daarmee eerste recente bewerking die ik kan behandelen, ook gezien het adagium ‘na Hitler geen Goethe meer’. Bovendien leest de tekst als een verhaal met alle Gertrude Stein-elementen van herhaling, muzikaliteit en woordenspel. Faust zit in een kamer met een hond die steeds ‘thank you’ zegt en een jongetje. Hij heeft zijn ziel aan Mefisto | |
[pagina 41]
| |
verkocht om met elektrisch licht de nacht in dag te kunnen veranderen. Hij wil alleen gelaten worden. Een (?) vrouw, Marguerite Ida and Helena Annabel wordt in een bos door een adder gebeten en gaat naar de dokter voor genezing. Door de beet beschikt zij ook over de mogelijkheden om de dag in nacht te kunnen veranderen. Als Faust haar genezen heeft, ontmoet zij ‘the man from over seas’ en twee kinderen die hem ‘Mr. Viper’ noemen. De lezer weet hierdoor dat zowel Faust als de vrouw met de vier namen de eigenschap uit dezelfde bron kregen: Mefisto. Nu een vrouw ook over de magische eigenschap beschikt en haar kaarslicht bovendien mooier is dan zijn elektriek, is hij teleurgesteld in Mefisto. Hij vindt dan ook dat hij niet naar de heikan gaan, omdat hij immers geen ziel meer heeft. ‘Bega dan een zonde’, repliceert Mefisto en belooft hem een jeugdig uiterlijk als hij Marguerite Ida and Helena Annabel meebrengt naar de hel. Faust doodt de hond en het jongetje, wordt weer jong, maar de vier namige vrouw gelooft niet dat ze Faust voor zich heeft. Een paar jaar geleden is Dr. Faustus Lights the Lights nog in Berlijn opgevoerd, onder leiding van Robert Wilson. Daar was ik graag bij geweest, al was het alleen maar omdat zo'n licht-ballet op het lijf van Wilson is geschreven. Iemand die in hetzelfde jaar de Engelstalige Faust-traditie getrouwelijker volgt, is Dorothy Sayers met het toneelstuk The Devil to Pay. De lezers van de detectiveverhalen met Lord Peter Wimsey in de hoofdrol zullen misschien verbaasd zijn dat Sayers zo'n ernstig en ook religieus toneelstuk heeft geschreven. Maar het is wel het geval. De geleerde uit Wittenberg is bij haar een weldoende dokter, die de armen helpt en verzorgt, samen met zijn twee assistenten Wagner en Lieschen. Hij walgt van de slechtheid van de wereld en roept Mefisto op, eigenlijk omdat hij terug wil naar een wereld die onschuldig was, voor Adam en Eva het verschil tussen goed en kwaad leerden kennen. Een goede Faust die terugwil naar de tijd van voor de zondeval, dat is nog iets anders dan een verveelde geleerde die macht en genot zoekt. Mefisto is verbaasd dat Faust hem op zo'n ingewikkelde en ouderwetse manier oproept, dat is helemaal niet nodig: alleen maar aan hem dénken is voldoende. De duivelsknecht versterkt Fausts opinie dat de god die deze slechte wereld heeft geschapen geen goede god kan zijn. Een visie die vanaf de komst van Hitler nu eenmaal populair was en uiteindelijk tot de existentialisten leidde en Le diable et le Bon Dieu. Dan komt er een traditionele passage: Faust en Mefisto vliegen per draak naar Rome; Wagner en Lieschen lopen. Als die in de Eeuwige Stad aankomen, blijkt Faust inmiddels de meeste gelovigen van de Heilige Moederkerk te hebben afgetroggeld. Maar ze zien hoe een slimme priester in staat is de opinie weer om te keren. De paus in hoogsteigen persoon scoort ten slotte het beslissende doelpunt. Teleurgesteld in zijn poging om het kwaad in het epicentrum te bestrijden, wil Faust dan het liefst terug naar Wittenberg om zijn goede werken voort te zetten en met Lieschen een normaal leven te leiden als man en vrouw. Timing: de sluwe Mefisto speelt dan pas zijn grote troef uit, de schone Helena van Troje. Om haar te winnen wil Faust er jonger uitzien en Sayers laat Mefisto pas op dat moment met zijn contract wapperen voor ‘a twenty-four years’ lease' van eeuwige jeugd. Nou ja, eeuwig. Faust tekent en het hele gezelschap gaat op reis voor een langdurige Grand Tour. Jaren later komen ze in Innsbrück bij het keizerlijk hof, een ander element uit de Faust-traditie. Van de goede Faust is dan weinig meer over. Hij huilt krokodillentranen als Wagner vertelt dat Lieschen is overleden, want direct daarop vraagt hij Mefisto of die de keizerin voor hem wil regelen, een mooie, mollige vrouw die er volgens Faust pap van lust. Vanaf dat moment begint Sayers de greep op haar materiaal te verliezen. De bekende scène waarin Faust de geestvan Alexander de Grote laat oproepen, wordt verstoord door oorlogsbeelden. Faust steunde met zijn duivels namelijk de Keizer in diens beleg van Rome, maar Karel begint te twijfelen als hij de beelden ziet. Wanneer het klassieke moment is aangebroken dat Mefisto zijn Faust wil meenemen, blijkt de engel Azrael hem voor te zijn en de ziel voor een Zwarte Hond te hebben verwisseld. De verontwaardigde Mefisto voert een proces voor het Hemelse Gerecht. Na wat spitsvondigheden - die mij ook na herlezing niet helemaal duidelijk werden - kiest Faust ervoor bekeerd en wel naar de hel te gaan. Het ontgaat mij wat Sayers met dit slot bedoelt. De Moederkerk had ook op een duidelijker manier verdedigd kunnen worden. | |
[pagina 42]
| |
VampiersIk betreur het hevig dat het script verloren is gegaan van de Faust die Orson Welles in 1950 in Hamburg heeft opgevoerd; in het Engels wel te verstaan, wat duidt op de versie van Marlowe. Welles vond dat je in die tijd ook bij de opvoering van het oude stuk moest afzien van alle religieuze fratsen, inclusief de hemel en de hel. Zijn John Faust komt uiteindelijk om bij de explosie van een atoombom, zegt men. Die bom doet wel heel sterk denken aan het gedicht van Karl Shapiro. Heeft Welles zich hierdoor laten beïnvloeden, is dan de vraag. Als het om een volgende, relevante Faust-bewerking gaat, is het al 1959. Het gaat om Jack Kerouacs merkwaardige roman Doctor Sax, met de ondertitel Faust Part Three. Nu zijn er, zoals de Faust-kenners weten, verschillende pogingen geweest om een derde deel te schrijven. Eigenlijk is de roman van J. Scheible, Christoph Wagner. Fausts Famulus uit 1846 een van de weinige echte derde delen. De auteur doet het Faust-verhaal nog eens dunnetjes over met erfgenaam Wagner als hoofdpersoon die zijn ziel verkoopt via de duivel Auerhan, maar slechts vijf jaar (dus geen vierentwintig) van zijn macht mag genieten voor hij eraan gaat. Dan is er een toneelstuk, Faust Dritter Teil, van Deuto-bold Symbolizetti Allegoriowitsch Mystifizinsky uit 1862. Maar dat is zoals het pseudoniem van de auteur (L. Vischer) al aangeeft vooral een parodie en wel een erg letterlijke op het tweede deel van Goethe. Een serieuzer vervolg publiceerde C.A. Linde in 1887; hij vond dat Faust er niet zo makkelijk vanaf moest komen als bij Goethe. Net als Sayers, wantiknoem deze details niet om de lezer in verwarring te brengen: ook deze zullen van pas komen bij de moderne bewerkingen. Waarom zou er overigens een derde deel moeten zijn? Dan is de aanpak van de Franse auteur Marc Petit in Le Troisième Faust (1994) aardiger. Petit laat in 1831 -Goethe is tweeëntachtig jaar en vindt dat hij nu maar eens een eind moet maken aan zijn Faust - een Amerikaanse journalist naar Weimar komen. Deze Lucian Blackwell (nomen est omen?) probeert de bejaarde Olympiër over te halen een derde deel te schrijven. Weer die Engelstalige preoccupatie met de Faust-le-gende, zij het bij een Franstalige auteur. Doch aan de orde is nu Jack Kerouac, de peetvader van de beats, en zelf overigens ook enigszins Franstalig. Doctor Sax vertelt over de jeugd van Jack Duluoz in Lowell, Massachusetts. Duluoz vervult vaak de rol van alter ego in het werk van Kerouac. Zoals veel romans van Kerouac is Doctor Sax een lyrisch en fascinerend werk wanneer de verteller beschrijft wat hij om zich heen ziet en hoort, wat hij voelt en denkt (zag en hoorde, voelde en dacht). Maar na enige decennia is het tamelijk ondraaglijk als de auteur verdrinkt in verwijzingen naar exotische Oosterse, Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse en zelfs (native) Amerikaanse culturen, doorspekt met gymnasiumexamenstof en toespelingen op de nieuwe Europese literatuur waarover tijdens het ontstaan van de roman erg enthousiast in toonaangevende Amerikaanse literaire tijdschriften werd geschreven. Veel authentieker is het smeuïge Franse dialect dat de Canadese familie van ‘Ti Jean’ Duluoz spreekt. Een andere laag die nog steeds overeind blijft, ook bij de andere beats, is de verwijzing naar de Amerikaanse massacultuur. In Doctor Sax gaat het om verwijzingen van W.C. Fields en Tom Mix tot een stripserie als The Shadow. Tot personages en locaties uit zo'n strip fantaseert het jongetje Jack zijn omgeving. De figuur Doctor Sax met zijn zwarte cape ziet de kleine Jack vanuit zijn ooghoek overal rondwaren waar het donker of geheimzinnig is. Voor hem valt hij dan ook samen met zijn stripheld ‘de Shadow’. Het achttiende-eeuwse slot in Lowell wordt in Jacks fantasie getransformeerd tot Snake Hill Castle waarin een Hongaarse graaf resideert die dol is op bloed. Ook bedenkt het jongetje een Tovenaar, Meester van de Slangen, die door zijn vrouw Faustus wordt genoemd. Er zijn nog andere verwijzingen naar het Faust-verhaal. Kerouac zinspeelt vaak op het stadje ‘Nittlingen’. We weten dat Knittlingen de geboorteplaats is van de historische Faust. Daar is tegenwoordig zelfs een Faust-museum gevestigd: de toeristenindustrie grijpt nu eenmaal alles aan waarmee te scoren valt. Sax wordt faustiaans genoemd, maar hij is juist een vertegenwoordiger van het ‘Anti Evil’, die voor zijn Strijd tegen het Kwaad in Latijns-Amerika op zoek is geweest naar de Slang. Faust en de Slang: Kerouac kende uiteraard zijn Gertrude Stein. Ten slotte maken de jongen en Sax kennis en vliegen ze als Batman en Robin door het nachtelijk Lowell, waar ze in het Kasteel de strijd aanbinden met de To- | |
[pagina 43]
| |
venaar en zijn Demonen en vooral de Slang. Het blijkt de Dag des Oordeels en Doctor Sax weet zowaar met zijn magie het kilometersgrote serpent te verdrijven. Dan blijkt hij opeens een gewone man met een gewoon pak aan en is de roman afgelopen. Je zou kunnen zeggen dat in Kerouacs derde Faust-verhaal de protagonist een Faust is die tegen de duivel strijdt. Lawrence Durrells ‘moraliteit’ An Irish Faustus (1963) is geen uit de hand gelopen stuk, zoals dat van Dorothy Sayers. Plaats van handeling is het hof van de oude, lelijke koningin-weduwe Katherine van Galway in Ierland. Faust is de leraar van haar jonge, mooie nicht Prinses Margaret. Maar er is meer aan de hand: deze Ierse Gretchen moet van haar tante aan Faust het geheim ontfutselen om goud te maken, inclusief zijn ring, die daarvan het resultaat is. Faust heeft een vriend, Martin, die aflaten, talismans en crucifixen op de markt verkoopt; een onvriendelijke verwijzing naar Martin Luther. Als Faust ontdekt dat zijn ring gestolen is, roept hij Mefisto op. Let wel: pas dan. Koningin Katherine kan de krachten van deze ring niet te baas en wordt gek: ze meent dat haar overleden echtgenoot haar kwam halen. Net als bij Kerouac duikt hier het vampiermotief op. Want ook Faust gelooft dat Katherines echtgenoot door het dragen van de ring een ‘ondode’, een vampier is geworden en laat dan ook conform het traditionele bijgeloof een staak door diens hart slaan. Door al deze verwikkelingen wil hij graag van die ring af: samen met Mefisto daalt hij af in de hel om het object te verbranden. Dat lukt en aangebrand, maar opgelucht neemt Faust afscheid van koningin en prinses en uiteindelijk ook van zijn famulus Paul. Het stuk eindigt als een televisiefilm uit de jaren zestig, The Avengers. Faust zit veilig in een rustieke blokhut, ver van Mefisto, samen met zijn vrienden, de handelaar Martin en de heremiet Matthew, plus een vreemdeling die zojuist is opgedoken als vierde man. Raad eens wie de vierde man is? | |
Basis-Faust‘Titties & Beer’ van Frank Zappa (1979) is een voorbeeld van een reductie van het Faust-verhaal tot een van de essenties: de begeerte naar een vrouw doet de protagonist zijn ziel aan de duivel verkopen. Geen wetenschap, geen macht, geen Trut van Troje, maar gewoon tieten en bier. De basis. Tijdens de concerten van Zappa fungeerde dit nummer als een kort toneelstukje, waarbij drummer Terry Bozzio met horentjes was uitgedost en de meester zelf de rol van de eigentijdse Faust vervulde. Eigenlijk valt ook dit stukje muziektheater buiten de sfeer van dit artikel, maar het is een te bijzondere en te grappige versie om buiten beschouwing te laten. Ook Zappa introduceert de gotische sfeer uit de populaire cultuur. Het is een rare, donkere nacht en een weerwolf huilt vlakbij de verteller. Die krijgt daar dorst van, maar zowel zijn grootboezemige vriendin Chrissy als het bier dat zij ging halen, zijn verdwenen. Dan springt een roodgejaste, zwavelriekende Duivel tevoorschijn. Desgevraagd geeft deze toe dat hij Chrissy heeft opgegeten en bovendien het bier heeft opgedronken. De verteller vervolgt (ik wil het taalgebruik van Zappa letterlijk citeren):
WELL I WANT MY CHRISSY, ‘N I WANT MY BEER
SO YOU JUST BARF IT BACK UP NOW, DEVIL
DO YOU HEAR!
‘Blow it out your arse, motaanzien van de talloze orcycle man! I am the Devil,
Do you understand? Just what will you give me for your
Titties and beer? I suppose you noticed this little contract here...’
Dat contract wil de dorstige en bronstige verteller direct tekenen, maar de Duivel maant hem nog eens na te denken. Immers heeft hij onlangs zielen van veel slechtere mensen gekocht: Nixon en Agnew (de afgezette Amerikaanse president en diens kort daarvoor vervangen vice-president). Desondanks volhardt de verteller in zijn verlangen naar borsten en bier en dan gebeurt er iets vreemds. De Duivel braakt het gevraagde uit zonder contractuele verplichtingen! Valt Chrissy dankbaar in de armen van de verteller? Nee, deze eigentijdse Gretchen gaat er vandoor met een obsceen gebaar. Die vrouwen toch, en ik geloof dat Zappa op een aardser niveau hiermee hetzelfde bedoelt als Mahler aan het slot van zijn Achtste laat zingen op de tekst van Goethe: ‘Das Ewig-weibliche / Zieht uns hinan.’ | |
[pagina 44]
| |
Postmoderne FaustEen werkelijke ontdekking voor mij was D.J. Enrights A Faust Book, dat in hetzelfde jaar verscheen als de lp Zappa in New York met daarop ‘Titties & Beer': 1979. Het gaat om een bundel poëzie die het Faust-verhaal in chronologische volgorde vertelt, maar in fragmenten met kleine gebeurtenissen en details. Oppervlakkig lezend, denk je wat een frisse, wat een nuchtere poëzie en wat een afwisseling van stijlen en thema's. Daaronder schuilt een erudiet en grappig postmodern defilé van verwijzingen. De bescheiden Enright geeft geen enkele bron, maar te traceren vallen de bijbel, ook zoals Marlowe die gebruikte, diens opvolger Shakespeare, de Martin Luther uit Thomas Manns roman Doktor Faustus, maar ook die van August StrindbergGa naar eindnoot4., Goethe en de secundaire literatuur over hem (Enright steekt de draak met het plechtige van de Lama van Weimar), plus de poppenspelen, het volksboek en de Duitse bewerkingen uit het eind van de achttiende eeuw waar de vrome, waarschuwende grijsaard getransformeerd is tot Fausts vader en het verhaal tot een burgerlijk drama inclusief kleinzoon Justus. Een bijzondere plaats hebben Enrights toespelingen op de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld als Mefisto in een gedicht de lof zingt van de democratie en besluit met de opmerking: ‘I believe there's a soul in everybody’. Dat is toch veel subtieler en leuker dan de duivel die aan het slot van de film The Devil's Advocate zegt: ‘I’m a humanist!’ In het kader van dit artikel heb ik het niet over Nederlandstalige Faust-bewerkingen. Maar bij een van de vrouwen van Faust die Enright introduceert - een gogo-girl met gigantische borsten -moest ik toch sterk denken aan een vergelijkbare scène uit Een Faust van R. Blijstra(1967). Enright eindigt A Faust Book niet met de hellevaart, maar met een gedicht dat het afscheid tussen Mefisto en Faust beschrijft en de wederzijdse mededeling dat ze elkaar zullen missen. Dat heeft iets ontroerends, ook al vroeg Mefisto zich vlak daarvoor af of Faust nu al zijn moeite waard was. Misschien waren de ouders en zijn zoon en Gretchen en zelfs Wagner een stuk dankbaarder cliënten geweest? Dat maakt die ontroering weer dubbelzinnig. Waarom heeft Enright voor zijn bundel nooit een belangrijke literaire prijs ontvangen? Ik denk dat de visie van Pope nog steeds echoot in Engeland: ‘Faust is a farce’. Het is opmerkelijk dat in 1980, een jaar na de prachtbundel van Enright, een roman verschijnt -Faust -van zijn landgenoot Robert Nye, die op eenzelfde, fascinerende manier de hele Faust-literatuur tot een uniek geheel weet om te smeden. Temeer omdat Nye tot op dat moment vooral bekend was als dichter. Vanaf 1976 is Nye een soort writer's writer die oude stof tot een geheel nieuw geheel weet te verwerken. De titels van zijn romans geven al aan welke: Falstaff, Merlin, Gilles de Rais, The Voyage of the Destiny, The Memoirs oj Lord Byron, Mrs Shakespeare. Het zijn fictieve, dan wel historische personages, die soms al door een stoet andere auteurs zijn gefictionaliseerd. In de meeste gevallen -Sir Falstaff, Sir Walter Raleigh, Lord Byron en mevrouw Shakespeare - laat Nye hen zelf het woord nemen. Dat leidt tot een smakelijke suggestie van vervlogen stijlen. Al vertelt in Faust niet de protagonist het verhaal, maar zijn famulus Christopher Wagner, voor het leesplezier maakt dat niets uit. Nye baseert zich op het volksboek, op de historische gegevens, op Marlowe en een beetje op Goethe. Zo ontmoet Wagner zijn toekomstige meester in de Auerbach-kelder die we uit Faust I kennen. Af en toe maakt Nye wat oneerbiedige toespelingen op Goethe, maar het is in deze roman vooral de hervormer Martin Luther die het moet ontgelden in een serie Rabelais-achtige anekdotes. Daarbij sluit Nye's Faust-figuur overigens uitstekend aan: die stinkt een uur in de wind, drinkt aan een stuk door en verkracht zijn assistent Wagner als hij een slecht (of een goed?) humeur heeft. Hierdoor vindt de lezer het niet heel verrassend dat Faust de zeven maagden (helaas zijn de Nederlandse tot Oostenrijkse genaturaliseerd) aan de jonge Wagner schenkt. De jongen raakt ze een voor een wel weer kwijt tijdens een moeizame, wekenlange tocht, die over Zwitserland naar Rome voert, via uitputtende dwaalwegen. Je vraagt je af waarom al dit discomfort: al in het begin van het verhaal vliegt Faust met zijn vriendin Helen en Wagner naar het hof van Hendrik VIII voor diens derde bruiloft. Een reminiscentie aan de vliegreis naar de bruiloft van de Keurvorst van Beieren in het volksboek. Maar misschien kiest Faust de moeizame vorm van vervoer, omdat hij onderweg in Genève Luthers concurrent Calvijn wil horen preken, | |
[pagina 45]
| |
die evenmin een positieve indruk maakt. Van hem ‘leent’ Faust een hond die hij Satan noemt. Gezien de -historische -voorkeur van Faustvoor jongens is het een beetje vreemd dat hij met een vrouw leeft, Helen of Troy (een junk, die telkens een ander verhaal vertelt over haar afkomst). Uiteindelijk ziet Wagner tot zijn ontsteltenis dat het om een hermafrodiet gaat (waarmee Nye weer verwijst naar de homunculus van Goethe). In Rome wil Faust een aanslag op de paus plegen, die niet eens zo slecht is gepland, maar hij gaat definitief aan de drank ten onder. Bovendien zijn de vierentwintig jaar van het contract verstreken. Faust had Wagner verteld over zijn ontmoetingen met Mefisto en nu zal zijn assistent eindelijk met eigen ogen de duivelsknecht aanschouwen. Maar op het tijdstip dat Mefisto Faust zou komen halen, gebeurt er niets. Heeft Faust alles verzonnen? In ieder geval draait Wagner dan maar zijn meester de nek om. Uit medelijden? Merkwaardigerwijze kan hij aan het slot opeens heel goed opschieten met Fausts aapje Ackercocke dat hij tevoren zo haatte. Is dit een clou voor het vervolg? Want in het volksboek is Ackercocke een duivel. Zal Wagner dus in het voetspoor treden van Faust? Het antwoord hierop krijgen we niet, want Nye's roman is afgelopen. Met de voorlaatste gebeurtenis die Nye in Faust beschrijft, maakt hij opeens het fenomeen van de zestiende-eeuwse hervormers - Luther, Calvijn - tot een belangrijke laag in het boek. Wagner ziet in audiëntie bij de paus een Spaanse monnik die een geestelijke legerorde wil oprichten. Een onbelangrijk man, meent hij. De lezer weet echter dat het om Ignatius van Loyola gaat, de stichter van de Jesuïtenorde, een van de kampioenen van de contrareformatie. Ik twijfel een beetje of John Banvilles roman Mefisto (1986) in dit rijtje thuishoort. Weliswaar leek zijn aanpak in de eerste fase van zijn literaire carrière op die van Nye, gezien titels als Doctor Copernicus, Keppleren The Newton Letter, albeperkte Banville zich totnatuurwetenschappers. Maar Mefisto is een contemporaine roman waarin een gevoelige jongeman vertelt hoe hij in een Iers stadje opgroeit. Hij ontmoet de randfiguur Felix die met een doofstom meisje en de geheimzinnige, mismaakte Duitse Mr. Kasperl een huisje van zijn familie heeft gekraakt. De verteller is verliefd op het meisje, dat marionetten maakt en merkt tot zijn weerzin dat ze behalve met Felix ook een seksuele relatie heeft met Kasperl. Halverwege de roman brandt het huisje af, waarbij de verteller door het helse vuur zwaar verminkt wordt en het meisje en Kasperl omkomen. Mijn twijfels worden veroorzaakt door het feit dat het bij Banville om weinig meer gaat dan een spel met vuur en met namen. Kasperl verwijst uiteraard naar de potsenmaker Casperle uit de poppenspelen en de naam ‘Felix’ is qua betekenis verwant aan ‘Faustus’. O ja, een dronken zeeman zingt een flard van een Luther-liedje. Maar voor de rest gaat het over een ander vriendinnetje van de verteller, dat aan de dope te gronde gaat. Ze is noch een Helena, noch een Gretchen, ook niet voor de welwillende lezer. | |
Feministische FaustineEen wel heel ander type vrouw zien we in Faustine (1992) van Emma Tennant. Deze auteur is bekend om series vervolgen op romans van Jane Austin, om een vervolg op Tess D' Urberville van Thomas Hardy om een eigentijdse (vrouwelijke) versie van Dr Jekyll and Mr Hyde en veel ‘oorspronkelijk’ werk. Dit adjectief zet ik tussen aanhalingstekens, omdatik de manier waarop Tennant met de klassieken in de slag gaat, even oorspronkelijk vind. Dat heeft te maken met de eigen vorm van feminisme die heel haar oeuvre kenmerkt. Niet dogmatisch, maar creatief. Die benadering onderscheidt haar van Nye en Banville. Het is dus niet verwonderlijk dat Tennant in 1992 een eigen Faust-verhaal maakte en evenmin dat zowel de verteller als de ‘held’ een vrouw zijn geworden en dat zij haar verhaal in onze tijd situeert. Gezien haar preoccupaties met negentiende-eeuwse auteurs kun je haar idee echter niet erg origineel noemen. Want haar aanpak lijkt op die in de gelijknamige roman uit 1841 van de toenmalig zeerpopulaire schrijfster Ida Gräfin Hahn-Hahn. Tennant moet dan ook het eveneens gelijknamige Faustine, der weibliche Faustvan de Zwitser Wilhelm Schäfer uit dezelfde periode kennen. Ook in Engeland beschikken bibliotheken over handige zoeksystemen. Origineel of niet, Faustine is een knap en smaakvol verhaal - met een uiterst onbenullig plot. In de swinging sixties verkoopt een niet aantrekkelijke vrouw van veertig, die door haar echtgenoot in de steek is gelaten en een dochter en kleindochterprobeert op te voeden, | |
[pagina 46]
| |
haar ziel aan de duivel. Ze wordt onweerstaanbaar mooi en een van de iconen uit de jaren zestig. Let wel: ook financieel heeft ze veel succes (een van Tennants feministische stokpaardjes). Het is dan ook niet de plot, maar de structuur die Faustine zo boeiend maakt. De verteller is een jonge vrouw die in Australië opgroeide. Ze gaat na zo'n kleine vierentwintig jaar terug naar Engeland om haar grootmoeder weer te zien, aan wie ze dierbare herinneringen heeft, in tegenstelling tot aan haar moeder die een feministische uitgeverij drijft en haar als peuter bij familie in Australië heeft gedumpt. Voor ze haar grootmoeder spreekt, ontmoet ze twee andere vrouwen. De eerste is een oude vrouw die vroeger bevriend was met haar moeder en grootmoeder. De tweede haar moeder zelf. Het landgoed waarop de ontmoetingen plaatsvinden, is het eigendom van de heldin uit de jaren zestig, die daar op veel schilderijen, foto's en affiches schittert. De verteller identificeert die uiteraard niet met haar grootmoeder. De dosering waarmee Tennant haar (en de lezer) op die identificatie voorbereidt, is voortreffelijk, maar ze sluit Faustine af voor de confrontatie met de grootmoeder plaatsvindt. Want eigenlijk is het thema niet zozeer het verkopen van de ziel, maar de werking van het geheugen. Zo komen de herinneringen aan de ‘werkelijke’ gebeurtenissen gaandeweg bij haar boven. De verteller voelt bijna fysiek hoe onbetrouwbaar haar jeugdherinneringen zijn. | |
CommentaarZoals Tennant een feministische invalshoek pleegt te hanteren, zo voert haar landgenoot Peter AckroydGa naar eindnoot5. af en toe homoseksuele bijfiguren in zijn romans op. Een subthema, maar gezien de Faust-traditie ben je geneigd aan te nemen dat het een belangrijker rol krijgt als Ackroyd daarop zijn visie geeft. Dat gebeurt echter niet in The House oj Doctor Dee (1993). Het lijkt erop dat Ackroyds aanpak in deze roman precies omgekeerd is vergeleken met die van Banville. Ging het bij de laatste om een wat literair versierde roman over Ierse randgroepjongeren en hun excentrieke kennissen, Ackroyd maakt de indruk een roman te schrijven over een Engelse zestiende-eeuwse zonderling, maar juist tussen de regels door lees je een intelligent commentaar op de Faust-mythe. Een jonge historicus, Matthew Palmer, vertelt hoe hij alle bezittingen van zijn rijke vader erft. Er blijkt een huis bij te horen dat uit de zestiende eeuw dateert. Een tweede laag wordt verteld door Doctor John Dee, een astroloog, alchemist, filosoof en wiskundige die destijds in datzelfde huis woonde en een praktijk als ‘thaumaturg’ dreef. Dat ontdekt Palmer ook spoedig. Doctor Dee vertelt over zijn reizen door Europa, waar hem ook het nodige over Faust wordt meegedeeld. Je vraagt je af wanneer Faust een toeristische attractie begon te worden. Maar Dee is meer geïnteresseerd in Paracelsus en in het huis van deze alchemist ziet hij hoe een jonge vrouw in contact komt met geesten. Ook in Londen houdt Dee zich met de gene zijde bezig, vooral wanneer hij de beschikking krijgt over de wel zeer leergierige leerling Edward Kelley. Die ziet ook duivels in een magisch kristal waarover Dee beschikt. Kelley zou een Mefisto kunnen zijn: hij steekt het huis van Doctor Dee uiteindelijk in brand. Het hellevuur? Dee beseft zelf wel met wie hij wordt vergeleken: ‘If I seem to you another Faustus, why, so be it’. Maar hij is geen variant op de Faust-figuur, hij is een wetenschapper uit de tijd van Shakespeare die droomt van een geheim, oud en vooral paradijselijk Londen dat zich onder de bestaande stad bevindt. Dat paradijselijke Londen ziet de jonge Palmer uit onze tijd eveneens in visioenen opdoemen. Palmer beschrijft de afschuwelijke dingen die hij gaandeweg over zijn vader te weten komt. Dat Palmers beste vriend een voormalige (liefst in dameskleding gehulde) minnaar van zijn vader blijkt te zijn, verbaast hem hoogstens. Net als het feit dat de oude Palmer vervolgens bij het naderen van zijn dood deze ex als mentor voor zijn zoon heeft aangewezen. Wel schokt hem het ritueel dat de minnaars opvoerden: een pervertering van de oude theorieën van Dee. Deze huldigde het idee dat liefde als bron van magie kon fungeren, Palmer senior maakte er seks van. Bovendien heeft de vader zich ook ingelaten met het door Dee afgewezen recept tot het creëren van een homunculus. Er zijn sterke aanwijzingen dat Palmer zelf het resultaatvan zo'n experimentis. In ieder geval heeft zijn moeder hem niet gebaard. Overigens doet de beschrijving van dat experiment nogal denken aan de huidige praktijk rondom de reageerbuisbaby. Wie meent dat de naam John Dee op een literair spel- | |
[pagina 47]
| |
letje berust -‘D. John Faustus’ is omgekeerd ‘[Faustus] John D.’ - bevindt zich op het verkeerde spoor. Het gaat om een historische figuur die in een eenvoudige, ook Nederlandstalige encyclopedie is te vinden. De informatie die Ackroyd over historische elementen geeft (de buitenlandse reizen en de ontmoetingen met koningin Elisabeth bijvoorbeeld) zijn dan ook correct. Een geleerde die net als de historische Faust de overgang belichaamde van middeleeuwse alchemie naar kennis die op een rationele manier kon worden verworven. Op deze historische figuur heeft Ackroyd derhalve diverse ideeën geprojecteerd, over Faust, over de zestiende-eeuwse wetenschap en religie. Zoals vaak in het werk van Ackroyd identificeert het twintigste-eeuwse personage zich steeds sterker met zijn historische object. Aan de vele historische incarnaties van de stad Londen die we al uit zijn werk kennen, voegt Ackroyd er met The House of Doctor Dee nog een ‘fantastische’ aan toe. Wat er met Palmer gebeuren zal, blijft in het ongewisse en misschien is zo'n slot een kenmerk van veel naoorlogse Engelstalige Faust-literatuur. Want dat geldt eveneens voor de grootmoeder van Tennant, voor de pokerspelers van Durrell, voor het vriendenpaar Faust en Mefisto van Enright, voor de carrière van Wagner bij Nye en zelfs voor de afloop van Zappa's ‘Titties & Beer’. Want blaast de Duivel de grootboezemige Chrissy de afgrond in of vertrekt ze gewoon? Deze aanpak kenmerkt zelfs een film alsThe Devil's Advocate, waarin de jonge hoofdpersoon uit een boze droom ontwaakt. In die droom hadden we gezien hoe zijn leven een wending neemt, die hem uiteindelijk op het punt deed belanden dat hij de antichrist zou gaan verwekken. Dat gaat in Amerika wel erg ver, dus kiest de wakkere jurist nu voor een tegengestelde route. Wat hij niet ziet, maar wij kijkers wel, is dat aan het eind daarvan de duivel ook weer lachend staat te wachten. Maar hoe het afloopt, laat de film niet zien. Ik kies ervoor dat het met al deze personages slecht afloopt. Hoe men ook met de tradities omspringt, zoals Gerrit Komrij vorig jaar schreef in zijn voorwoord bij de cyclus gedichten Faust, zoveelste deel: ‘Het eeuwige verhaal verandert niet. Het verhaal van de illusie die ambitie heet, van de droom die ons groter doet lijken dan we zijn. We kunnen nog steeds niet toveren. Er is geen advocaat, notaris of accountant die ons voor de laatste ondergang kan behoeden.’
Ik denk dat we in het jaar 2000 dus eindelijk een Faust van de Disney-studio's mogen begroetenGa naar eindnoot6.. August Hans den Boef (1949) is publicist en docent aan de Hogeschool van Amsterdam. |
|