| |
| |
| |
Bart van Esch
Een ijdel streven naar roem
Klaus Mann en Gustaf Gründgens
Alle Fehler des Menschen verzeih'ich dem Schauspieler, keine Fehler des Schauspielers verzeih'ich dem Menschen. [Motto van de roman Mephisto van Klaus Mann uit Goethes Wilhelm Meister]
Het idee om de roman Mephisto (1936) te schrijven, over zijn met de nazi's collaborerende ex-zwager Gustaf Gründgens, kwam niet van de schrijver Klaus Mann zelf. Het werd hem door zijn collega Hermann Kesten aangereikt op een moment dat Klaus Mann op zoek was naar een onderwerp voor een roman waarmee hij duidelijk stelling kon nemen tegen Hitler-Duitsland. Klaus Manns roman Flucht in den Norden (1934) had eerder kritiek gekregen van Menno ter Braak, die de auteur verweet in de roman te weinig betrokken te zijn bij de situatie in Duitsland: ‘Welke zin heeft het maken van modelliteratuur in het aangezicht van verbanning, verlies van burgerrechten, concentratiekampen?’ Klaus Mann had al eerder een poging ondernomen om een politieke roman over het derde rijk te schrijven, in de vorm van een portret van de nazi-heldHorst Wessel, maar had uiteindelijk van publicatie afgezien. Via het nazi-symbool Wessel zou Klaus Mann onder andere hebben willen aantonen dat het homoseksuele een van de fundamenten van de nazi-beweging vormde. Klaus Manns vriend en uitgever Fritz Landshoff van Querido Verlag in Amsterdam was daar niet van overtuigd. In een brief schreef hij Mann dat dit niet het moment was voor zo'n nonchalante enjongensachtige roman en hoewel hij dat niet openlijk schreef was het duidelijk dat hij het boek niet wilde uitgeven. Klaus Mann moet hebben ingezien dat Landshoff gelijk had, want voorzover bekend is heeft hij de roman niet herschreven en is er ook bij Landshoff niet meer op teruggekomen.
Denn eben wo Begriffe fehlen,
Da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein.
Mit Worten lässt sich trefflich streiten,
Mit Worten ein System bereiten,
An Worte lässt sich trefflich glauben,
Von einem Wort lässt sich kein Jota rauben.
Hermann Kesten, die van Landshoff gehoord had dat Klaus Mann een onderwerp voor zijn nieuwe roman zocht, reikte hem in een brief van 15 november 1935 het onderwerp aan waarmee Klaus Mann duidelijk stelling tegen de nazi's kon nemen en tegelijkertijd toch een roman over zijn eigen omgeving kon schrijven: ‘Sie sollten den Roman eines homosexuellen Karrieristen im dritten Reich schreiben, und schwar schwebte mir die Figur des von Ihnen künstlerischen schön bedachten Hernn Staatstheaterintendanten Gründgens vor. (Titel: Der Intendant)’. De opmerking over homoseksualiteit was tegen het zere been van Klaus Mann en hoewel hij in Mephisto de hoofdpersoon Hendrik Höfgen vrij waarheidsgetrouw naar de acteur Gustaf Gründgens schiep, maakte hij hem bewust niet homoseksueel om te voorkomen dat de schijn gewekt zou worden dat er een relatie zou bestaan tussen homoseksuahteit en fascisme, een thema waarover hij in het artikel ‘Homosexualität und Fascismus’ al geschreven had. In dat stuk keerde hij zich tegen een politiek bedoelde uitspraak van Maxim Gorky: ‘Als je alle homoseksuelen uitroeit, zal het fascisme verdwenen zijn.’
In de roman Mephisto wilde Klaus Mann de in Duitsland meeheulende kunstenaars aan de kaak stellen die, geheel volgens het Faust-verhaal, hun ziel aan de duivel hadden verkocht in de hoop hier zelf beter van te worden. Velen van hen waren geen nazi's en vaak zelfs anti-nazi's, maar zagen in het meewerken met het systeem de mogelijkheid om in Duitsland te kunnen blijven werken of om hogerop te komen - wat overigens niet zo moeilijk was omdat een groot deel van de culturele elite het land had verlaten. Ook Gründgens ster steeg snel. Hoewel hij het niet nodig had om een gewaardeerd toneelspeler te worden - dat was hij voor 1933 al - schiep de situatie nieuwe mogelijkheden. Mede door de waardering van Hermann
| |
| |
Göringvoor het theater envooralvoor de toneelspeler Gründgens werd hij in 1934 intendant van het Berlijnse Staatstheater. Hij was in 1932 en '33 bekend geworden door zijn vertolking van Mephistoles in Goethes Faust I en II -een gegeven dat voor Klaus Mann te mooi was om te laten liggen.
Na de oorlog heeft Klaus Mann toegegeven dat hij Gründgens niet als voorbeeld voor zijn romanpersonage Hendrik Höfgen had gekozen omdat hij zo'n erge nazi was, maar omdat hij hem zo goed kende.
Du wirst, mein Freund, für deine Sinnen
In dieser Stunde mehr gewinnen,
Als in des Jahres Finerlei.
Was dir die zarten Geister singen
Die schönen Bilder, die sie bringen,
Sind nicht ein leeres Zauberspiel.
Klaus Mann had Gustaf Gründgens in 1925 in Hamburg Kammerspiele zien acteren en vroeg hem voor de enscenering van zijn eerste toneelstuk Anja und Esther. Gründgens voerde de regie en speelde een van de vier karakters naast Erika Mann, Pamela Wedekind -Klaus Manns toenmalige verloofde - en Klaus Mann zelf, die door Gründgens was overgehaald een rol te spelen. Gründgens was, nog maar net vijfentwintigjaar oud, al de ster van de Hamburger Kammerspiele en de negentienjarige Klaus Mann was gefascineerd door zijn dandyachtige voorkomen en de overgave waarmee hij zijn rollen speelde. Het bleek een wederzijdse betovering. De uit een burgerlijke koopmansfamilie afkomstige Gründgens adoreerde de kinderen Mann om hun vrije levensstijl, hun bereisdheid en hun afkomst. Zelfs in Klaus Manns eind jaren veertig geschreven autobiografie Der Wendepunkt klinkt de betovering ondanks alle wrok nog door. In zijn beschrijvingvan Gründgens lijkt het wel alsof Klaus Mann zichzelf beschreef: ‘Hij leed aan zijn ijdelheid als aan een wond. Het was deze koortsachtige, hartstochtelijke behaagzucht, die zijn wezen de vaart, de gedrevenheid gaf, waarvan hij echter ook letterlijk leek te verteren. [...] Welke ongerustheid, welk gemarteld wantrouwen verbergt zich achter die ge-exalteerde opgewektheid. ‘Wat Klaus en Erika Mann zo in Gustaf Gründgens herkenden, was zijn mateloze drang naar succes en aanzien. Alles moest wijken om de eigen ster te laten schitteren. De kinderen Mann en Gründgens begrepen elkaar en de bezegeling daarvan was het huwelijk van Gründgens met Erika Mann in 1926. Volgens de pianist van Erika Mann, Magnus Henning, was dat een calculatie in beider belang. Erika wilde graag aan het grote toneel en Gründgens wilde in de culturele kringen rond Thomas Mann verkeren.
De samenwerking in de jaren twintig lijkt achteraf bezien dan ook op een monsterverbond. Volgens Klaus Mann werd Gründgens in een plotselinge intensieve opwelling verliefd op het stuk Anja und Esther. Hij vond Klaus Mann de stem, de wegwijzer van de jonge generatie, de eerste generatie diein deze eeuw geboren was. Anja und Esther is een weerslag van de vrij puberale en over het paard getilde vriendenkring rond de kinderen Mann. Als je het nu leest is Gründgens verliefdheid op het stuk bijna niet voor te stellen. Het puberale verhaal rond de twee lesbische titelheldinnen in een ‘Erholungsheim für gefallene Kinder’ zorgde inderdaad voor veel publiciteit, die eerder scandaleus dan positief was, maar Klaus Mann zag destijds alle publiciteit als ‘reclame’. Alleen al het feit dat drie kinderen van bekende schrijvers de hoofdrollen in een toneelstuk vertolkten was nieuws (Pamela Wedekind was de dochter van de schrijver Frank Wedekind). Het blad Berliner Illustrierte Zeitung, waar op de voorkant meestal bekende sporters of filmsterren stonden, zette het groepsportret van de vier acteurs op de cover maar knipte Gründgens van de foto af omdat hij niet tot de ‘Dichterkinder’ behoorde. Een tegenslag die hij maar moeilijk kon verwerken.
Lasst ihn euch das Geheimnis finden,
Grossmut und Arglist zu verbinden
Und Euch, mit warmen Jugendtrieben,
Nach einem Plane, zu verlieben.
Een jaar na Anja und Esther wilde dezelfde groep het succes herhalen met een nieuw stuk van Klaus Mann: Revue zu vieren. Het was een stuk met nagenoeg dezelfde bezetting, waarin Klaus Mann de door hem vaker gemaakte fout begaat om zich als profeet van een beweging op te werpen. In het stuk wilde hij de Europese jeugd onder één noemer vatten die een synthese van collectivisme en individualisme zou zijn. De betovering van Anja und Esther was echter verbroken, het nieuwe eraf en de pers unaniem negatief. ‘Kinderthe- | |
| |
ater,’ kopte een krant. Gründgens vond het verhaal van het stuk zo slecht dat hij in eerste instantie weigerde mee te spelen en daar alleen op terug zou zijn gekomen toen Erika Mann hem met een scheiding dreigde. Al vrij snel wilde hij er echter toch mee stoppen. Toch wachtte hij uiteindelijk tot na hun optredens in Berlijn zodat hij in ieder geval via de Kinderen Mann de sprong van het ‘provinciale’ theater in Hamburg naar zijn beoogde eindstation Berlijn kon maken.
Na Revue zu vieren bekoelde de vriendschap tussen Klaus Mann en Gustaf Gründgens aanzienlijk. In 1929 ontbonden Gründgens en Erika Mann hun huwelijk. De nekslag voor hun vriendschap volgde een jaar later, toen Erika Mann voor het laatst in een door Gründgens geregisseerd stuk meespeelde, maar halverwege de speelperiode afhaakte om op vakantie naar Afrika te gaan. In Klaus Manns dagboeken uit de jaren 1931-1933 komt Gründgens nog slechts sporadisch voor. Aan Klaus Manns volgende toneelstukken Gegenüber von China en Geschwister werkte hij niet meer mee. In zijn roman Treffpunkt im Unendlichen uit 1932 voerde Klaus Mann de opportunistische danser Gregor Gregori op; een ijdel, kinderlijk egoïstisch karakter, dat naar Gustaf Gründgens beeld geschapen was en niet zoveel verschilt van de acteur Hendrik Höfgen uit Mephisto.
Tijdens Hitlers machtsovername bevond Gustaf Gründgens zich voor filmopnamen in Spanje en zou hij overwogen hebben niet meer naar Duitsland terug te keren. Na Spanje verbleef hij een tijd in Parijs waar op dat moment ook Klaus Mann, net gevlucht uit Duitsland, zich bevond. Op de avond van 28 mei 1933 zat Klaus Mann met een aantal vrienden in Café du Dôme toen Gustaf Gründgens, zonder een woord te zeggen, flanerend voorbij kwam. Een scène die Klaus Mann later in Mephisto zou verwerken. Hij draaide het perspectief echter om: Hendrik Höfgen is als aan de grond genageld als hij zijn oude vrienden in Café du Dôme ziet zitten. Aanvankelijk wil hij ze begroeten, maar besluit uiteindelijk stilletjes de aftocht te blazen. Gründgens keerde in april 1933 naar Berlijn terug, naar eigen zeggen om voor de mensen te zorgen die in zijn huis woonden. Hij kon meteen na zijn terugkeer als Mephistopheles meespelen in een Faust-op-voering met Hermann Göring als eregast die zeer van Gründgens vertolking onder de indruk was.
In december 1933 zag Klaus Mann in het tijdschrift Münchner Illustrierte Presse een ‘Tolles Bild’ van Gustaf Gründgens na een voorstelling in gesprek met de propaganda-minister Joseph Goebbels. Begin 1934 werd hij benoemd tot intendant van het Berlijnse Staatstheater.
Das kommt nur auf Gewohnheit an.
So nimmt ein Kind der Mutter Brust
Nicht gleich im Anfang willig an,
Doch bald ernährt es sich mit Lust.
So wird's Euch an der Weisheit Brüsten
Mit jedem Tage mehr gelüsten.
Hoewel Klaus Mann zich al in 1934 in het artikel ‘Zahnärzte und Künstler’ tegen de meeheulende Gustaf Gründgens had afgezet werd de roman Mephisto zijn werkelijke afrekening met de acteur. Hoe vaak hij ook in het openbaar heeft verklaard dat het romanpersonage Höfgen niet de acteur Gründgens was - verklaringen die trouwens in opdracht van de uitgeverij werden geschreven - niemand kon om dit gegeven heen. Kadidja Wedekind, bevriend met zowel Klaus Mann als Gustaf Gründgens, beweerde overigens dat er wel degelijk sprake was van een sleutelroman, maar dan niet van een die in letterlijke zin over Gründgens ging. Klaus Mann zou via het voorbeeld van Gustaf Gründgens een beeld hebben willen geven van de Duitse kunstenaar die zich uit angst voor het verliezen van zijn podium, het Duitse taalgebied, niet openlijk stelling zou durven nemen tegen Hitler. Met die kunstenaar zou hij niemand anders bedoeld hebben dan zijn vader, Thomas Mann. Toen Klaus Mann in 1933 een folder voor zijn literaire exil-blad Die Sammlung het drukken met daarin de namen van Duitse schrijvers die het blad ondersteunden, distantieerde een aantal van hen zich onder druk van hun Duitse uitgever daar openlijk van. Als zij dat niet zouden doen, zou dit de verkoop van hun boeken in Duitsland immers in gevaar zou brengen. Thomas Mann was één van hen. Ook later zou hij nooit een letter voor Die Sammlung schrijven. Hij hield deze zogenaamd ‘neutrale’ houding vol tot hij in 1936, min of meer gedwongen on-derzware druk van zijn kinderen (Erika Mann dreigde het contact met hem te verbreken), overstag ging. Gedurende de periode dat Klaus Mann Mephisto schreef, in 1935, was deze crisis nog in volle gang.
| |
| |
Vernunft wird Unsinn, Wohltat Plage;
Weh dir, dass du ein Enkel bist!
Vom Rechte, das mit uns geboren ist,
Von dem ist leider! nie die Frage
Boven aan de lijst van de door de uitgeverij te versturen presentexemplaren had Klaus Mann de naam Gustaf Gründgens gezet. Hoewel zijn exemplaar onderschept werd door iemand die Gründgens voor het boek wilde beschermen, schijnt hij al vrij snel een exemplaar bemachtigd te hebben. Er deden zelfs verhalen de ronde dat hij grote delen van het boek uit zijn hoofd zou kennen. Gründgens zou na het verschijnen van het boek niet meer van het beeld dat van hem was geschetst, namelijk dat van fanatieke nazi-vriend, afkomen. Toch is hij dat waarschijnlijk in werkelijkheid niet geweest. Hoe moest hij op zo'n aanval reageren? Goebbels had het natuurlijk prachtig gevonden als hij zich in het openbaar tegen Klaus Mann zou hebben uitgelaten, maar dat genoegen heeft Gründgens hem waarschijnlijk niet gegund. Voorzover bekend is, heeft hij er in die tijd niet openlijk op gereageerd. Toch lijkt hij dat in bedekte vorm wel te hebben gedaan.
In 1941 produceerde hij de speelfilm Friedemann Bach, waarin hij zelf de titelrol vertolkte. Als je goed naar de film kijkt, kan je er niet om heen dat het om eenverholen portretvan Klaus Mann gaat. Het verhaal handelt over de over het paard getilde zoon van Johann Sebastian Bach, die zelf ook als componist aan de bak probeerde te komen maar eenmaal uit de schaduw van zijn vader niet als componist werd geaccepteerd. Wanneer hij voor de functie van kantor in Braunschweig wordt afgewezen omdat men had gehoopt dat hij meer in de stijl van zijn vader zou spelen, ontsteekt hij in woede over die eeuwige vergelijking: ‘Ich gehe an ihm und seine grosse Nahme zu grunde. [...] Wisst ihr denn was es heisst um den Sohn eines grossen Vaters zu sein. Und dabei selber leben und schaffen zu wollen. Ich habe gekämpft mit dem Riesen Johann Sebastian Bach [...] aber jetzt will ich nicht mehr kämpfen, ich will kein Sohn mehr sein, ich will Friedemann Bach sein und sonst nichts.’ Friedemann Bach raakt vervolgens als muzikant aan lager wal, trekt als violist met een klein circusje rond en verdient wat bij met het verkopen van bladmuziek die hij onder de naam van zijn vader schrijft.
Voorzover bekend heeft Klaus Mann nooit van de film geweten. Hoewel het misschien Gründgens antwoord op Mephisto was, lijkt er van een afrekening geen sprake. Het is meer een analyse met als uitkomst dat het noodlot onafwendbaar is. Het personage Friedemann Bach is eerder naïef dan boosaardig en je krijgt het gevoel dat de combinatie van zijn mondaine en opportunistische houding én zijn hem in de weg zittende vader hem onvermijdelijk ten gronde zal richten.
Het interessante van de film is dat in de persoon Friedemann Bach Gustaf Gründgens en Klaus Mann samenvallen. De basis van hun wederzijdse aantrekkingskracht in de jaren twintig was mede gebaseerd geweest op hun beider streven naar roem. In Friedemann Bach, de ijdele en zelfzuchtige kunstenaar, verbeeldde Gustaf Gründgens zowel Klaus Mann als zichzelf, waarbij je meteen op de kern van hun relatie stuit, namelijk dat de ambitie van de ander de eigen positie bedreigt. Het succes van Gustaf Gründgens tijdens de nazi-tijd maar vooral ook na de oorlog stak Klaus Mann niet alleen vanuit een politiek standpunt maar vooral ook vanuit een diepe afgunst voor de publiekslieveling Gründgens die al zijn hele loopbaan met een handomdraai dat kon bereiken waarin Klaus Mann zo had gefaald: groot artistiek aanzien verwerven.
Ihr seid noch ziemlich wohl gebaut,
An Kühnheit wird's Euch auch nicht fehlen,
Und wenn Ihr Euch nur selbst vertraut,
Vertrauen Euch die andern Seelen.
Op 3 mei 1946 vond in het Deutschen Theater in Berlijn de première plaats van Carl Strenheims komedie Der Snob met Gustaf Gründgens in de hoofdrol. Na negen maanden gevangenschap hadden de Russen hem vrijgelaten en nu kon hij het weggebombardeerde Berlijnse publiek wat afleiding bezorgen. Bij zijn opkomst op het toneel werd hij met een uitzinnig applaus begroet dat vijf minuten aanhield en dat hij lachend in ontvangst nam voor hij zijn eerste tekst kon uitspreken. De ster was terug Ook na de voorstelling leek er geen einde te komen aan de staande ovatie en Gründgens kon zijn geluk niet op, tot hij plotseling verstarde bij het herkennen van de hoffelijk klappende Amerikaanse militair op de voorste rij. Weglopen
| |
| |
kon dit keer niet. In verwarring deed hij een uiterst beroep op zijn toneelroutine en fabriceerde een brede glimlach waarmee hij het verdere applaus in ontvangst nam.
Een wederzijdse vriend zou de Amerikaanse militair, Klaus Mann, en de toneelspeler met elkaar hebben willen verzoenen in zijn huis in Berlijn. Terwijl Gründgens op de eerste etage zat te wachten, probeerde de vriend op de tweede etage Klaus Mann van de verzoening te overtuigen. Mann bleef lang twijfelen en verwierp uiteindelijk de gedachte aan een hereniging.
Gustaf Gründgens zou tot ver na zijn dood, namelijk tot 1981, voor een verschijningsverbod in Duitsland van Klaus Manns roman Mephisto zorgen.
Ich bin der Geist der stets verneint!
Und das mit Recht; denn alles, was entsteht,
Ist wert, das es zugrunde geht;
Drum hesser wär's, dass nichts enstünde.
So ist denn alles, was ihr Sünde,
Zerstörung, kurz das Böse nennt,
Mein eigentliches Element.
[alle citaten uit Faust I, Johann Wolfgang von Goethe, 1808]
| |
Literatuur
Klaus Mann, Mephisto. Ingeleid door Berthold Spangenberg, Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg, 1981; ‘Homosexualität und Fascismus’ en ‘Zahnärzte und Künstler’. Opgenomen in de bundel Zahnärzte und Künstler, Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg, 1993; Der Wendepunkt. S. Fischer, 1952; Briefe und Antworten. Edition Spangenberg im Ellerman Verlag, München, 1987; Mephisto ohne Maske, Gustaf Gründgens Legende und Wahrheit, Alfred Mühr, Knaur München, 1981; Der siebente Engel. Die Theaterstücke. Met een nawoord van Michael Töteberg, Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg, 1989. Fredric Kroll, Klaus Täubert, Klaus Mann Schriftenreihe,Band 1 t/m 6. Edition Klaus Blahak, Wiesbaden, 1976-1997. |
Eberhard Spangenberg, Karriere eines Romans. Mephisto, Klaus Mann und Gustaf Gründgens. Ellerman, München, 1983. |
Bart van Esch (1964) is filmmaker, Hij maakte onlangs de gedramatiseerde documentaire Bitter is de verbanning over de Amsterdamse periodes van Klaus Mann die op 23 maart in de NPS cultuurrubriek Het uur van de wolf werd uitgezonden.
|
|