moeder die voor haar creoolse man Julius een breuk met haar familie overhad en haar mooie hindoestaanse voornaam liet vervangen door Hermine. Die moeder krijgt aan het eind van haar leven weer behoefte aan een hindoestaans element in de begrafenisriten. Het sterven verloopt zoals Andreas Burnier en Chris Rutenfrans dat graag zien: de wijze mater familias frisgewassen en helder van geest op het sterf bed, met alle familieleden om zich heen, voor ieder een teder en opbeurend woord of bij gebrek aan energie een vergelijkbare veelzeggende blik, en de echtgenoot die de laatste ontroerende afscheidsgroet ontvangt.
Je leest hier bijna over de informatie heen dat de hindoestaanse familie van Hermine ook bij dit sterven niet is uitgenodigd.
Natuurlijk hebben passages als deze vooral ook een authentieke bedoeling. Ze confronteren ons immers met Roemers beeld van de Surinaamse samenleving: met de manier waarop het dagelijks leven zich daar afspeelt, hoe de mensen met elkaar omgaan en wat hun aspiraties zijn.
Cora's gevoeligheid voor geuren biedt een authentieke manier om zowel haar als haar wereld te schetsen. Onwillekeurig doet die concentratie op geuren je denken aan een van Cora's tegenspelers die stom is en aan de jonge Onno uit Gewaagd leven, die een tijd niet weigerde te spreken. En dan komt er weer zo'n gegeven dat de aandacht afleidt. M.M. - inmiddels ex-politicus - is een vriend van haar man en Cora zoekt zijn zoon Onno daarom in Rotterdam op. De jongen blijkt dus inderdaad naar Nederland vertrokken om te studeren. Met succes: hij is weliswaar nog geen astronaut, maar wel astronoom. Maar Onno, die vrijwillig niet sprak, is nu ongewild doof. Je realiseert je pas veel later, als Cora allang vertrokken is, dat hij wel met haar over de dood van zijn naamgever Onno heeft gesproken, maar niet alle informatie heeft onthuld die aan het slot van Gewaagd leven wordt genoemd. Of toch wel, maar indirect?
Wat ontdekt Cora wel tijdens haar internationale speurtocht? Aanvankelijk niets: Roemer houdt de spanning vast door Cora in luxueuze hotelkamers te laten logeren en ogenschijnlijk zinloze, toeristische uitstapjes te laten maken. Bijvoorbeeld naar het dorpje Andijk in Noord-Holland, waar ze hoopt iets te weten te komen over An Andijk. In Londen speurt ze naar informatie over een zangeres uit de jaren dertig die Diane Hogarth heette en bezoekt ze het huis waar ooit de beroemde etser William Hogarth woonde.
Pas in Miami, bij Crommeling, van wie ze intussen weet dat hij de minnaar van An is geweest, krijgt ze meer informatie. Daar ontmoet ze ook opnieuw de regelaar M.M. Tijdens een kort verblijf op Curaçao krijgt ze zijn visie op de moorden te horen.
Aan het eind ver neemt ze van M.M. wat zijn relatie tot An Andijk (A.A!) is. Overigens weet Cora ook dan nog niet wat er in 1974 precies is gebeurd. Wel weet zij dat mensen die ze al jaren kent anders zijn dan ze had gedacht: ‘Ze was grimmig, argwanend, terughoudender dan ooit.’
Dit laatste verbaast de lezer niet erg: intussen is ook die meer te weten gekomen over de geschiedenis van Cora zelf. Zo is daar bijvoorbeeld de schokkende mededeling van haar man dat zijn vader en hij hun dagelijks brood vooral met aborteren verdienden. Zou Herman in zijn ‘adaptatie’ aan de omstandigheden zijn medische kennis behalve voor abortus ook voor andere dingen hebben misbruikt? Zou hij - zo vraagt de lezer zich af - destijds ook zijn halfbroer Onno hebben vergiftigd?
Dat aborteren wordt ook een politiek element - als zodanig kwam het overigens al enigszins in Gewaagd leven aan de orde. Wanneer Cora terugkomt in Suriname blijkt het tribunaal geëxplodeerd. Eerst hebben de vrouwen van de geëxecuteerden de decembermoordenaars aangeklaagd, maar nu hebben andere vrouwen op hun beurt die geëxecuteerden weer aangeklaagd wegens kindermoord. De Crommelings vergroten het schandaal nog meer. Herman is op borgtocht vrij en in afwachting van het proces over zijn abortusactiviteiten heeft hij zijn praktijkboekhouding ontsloten voor het publiek: ‘haast heel de stad staat rood’.
Ook Cora, Herman en hun relaties staan voor verschillende aspecten van de Surinaamse samenleving, maar dan vooral voor het multiculturele, internationale karakter, het netwerk van de familierelaties, voor de verspreiding over de wereld. Typerend zijn hierbij ook de nieuwe kennissen die Cora in Londen en op Curaçao maakt: een meisje uit Jamaica en een Afrikaanse Amerikaan uit Chicago.
Cora is een metafoor voor de oudere Surinamer die