Dorstige herten en verwilderde honden
In De hemel van Hollywood (1997) duiken er opeens noten op. Dat gaat zo. Tekst: ‘Als ze gevreeën hadden namen ze een duik in het water en deden het daar opnieuw, half op de oever liggend, tussen lelies en zilveren vissen, op de andere oever gadegeslagen door dorstige herten.’ Een cijfer verwijst vervolgens naar een noot onder aan de bladzijde. Die luidt: ‘Of had zijn verbeelding dat ervan gemaakt? Misschien waren het verwilderde honden en zwommen de ratten door het wier van de vervuilde plas.’ Ik zou eerder naar een roman grijpen met de titel Verwilderde honden dan met de titel Dorstige herten. De noot is duidelijk literairder van toon dan de tekst waarin naar de noot wordt verwezen. De tekst van de noot is negatiever, het is alsof De Winter zich opeens schaamt voor het Bouquetreeksgeluk dat hij in de hoofdtekst heeft opgeroepen en in een noot laat zien dat hij weet hoe het wél moet. Tegen Jeroen Willings merkte Leon de Winter over die noten op: ‘Om de suggestie op te roepen dat het om een te bestuderen, non-fictionele tekst gaat, heb ik noten toegevoegd [...]. De hemel van Hollywood verkeert op de grens tussen fictie en non-fictie; het is een echte ervaring, ontstaan door niet-werkelijke middelen. (Ironisch) Kortom, het is een consequent uitgevoerd postmodern verhaal, heb ik me laten zeggen.’ Iets eerder in het interview zegt hij: ‘Ik wil de lezer juist het gevoel geven dat het verhaal nog lang niet ten einde zou kunnen zijn en daartoe trek ik de bodem een paar maal onder hem weg.’
Dat soort dingen hoor je schrijvers vaker zeggen. Koos van Zomeren pareerde een tijdje terug op de radio - hij was daar naar aanleiding van zijn roman Sneeuw van Hem- de vraag van de interviewster die wilde weten hoe een bepaalde handeling in dat boek diende te worden geïnterpreteerd als volgt: ‘Ja, wat denk je er zelf van. Ik heb er geen antwoord op. Kunst wordt beter als ze geen vragen beantwoordt, maar juist vragen oproept.’