werk van Rein Bloem kent, komt dit niet als een verrassing. In Van de aarde (1982) verwees de dichter in zijn ‘aantekeningen’ ook naar allerlei bronnen die je voor het lezen van de gedichten niet per sé nodig had, maar die je op het spoor zetten van allerlei bezienswaardigs buiten de bundel. Voor Zulke scheuten, zulke tronk (1989) moest een aparte genre-aanduiding (‘sprongen in poëzie’) bedacht worden, omdat het een mengvorm was van poëzie, commentaar, voetnoot, beeldende kunst en wat niet al.
Tegenover de zorgvuldig opgeroepen ‘innere Welt’ van Mompou staat een ‘äußere’ in het andere deel van het tweeluik, dat op zich voor het grootste deel uit tweeluikjes bestaat: een foto door Johanna Speltie op de linker bladzijde en een gedicht met motto van Bloem op de rechter. Tussen een proloog en een epiloog - het gaat tenslotte om een ronde van Italië - is ‘De troost van de pelgrim’ een poëtisch verslag van een bedevaart zonder aankomst, maar wel met een doel. Wie de reisverslagen van Rein Bloem in De Revisor (1990/1/2/3) gelezen heeft, weet dat de titel daarvan, ‘We gaan naar Rome’, bleef bij een ironische toespeling op het Nederlands elftal: Rome kwam niet eens in zicht en daar gaat het dan ook niet om.
‘Via via / een leerdicht’, wordt aan de titel toegevoegd. Het doel van de bedevaart via de Francigena, de pelgrimsweg van Pavia naar Rome, is niet religieus, maar cultureel en is onderweg te vinden. Via het leerdicht treedt Bloem op als gids.
Wanneer we In San Flaviano zijn, citeert hij niet alleen in het motto bij dat gedicht J. Ritzerfeld; het gedicht begint ook met de titel van het eerste deel van diens De paardendief: ‘Est! Est!! Est!!!’ Dat de hoofdpersoon daarin probeert fragmenten van zijn verleden te reconstrueren, is vast geen toeval, want dat is Bloem hier natuurlijk ook aan het doen. En voor wie het leerdicht een wat ouderwetsch genre vindt zij gezegd dat deze pelgrimsroute vooral in de twaalfde eeuw druk gebruikt werd! En zo passen de mosselschelpen van vorm en inhoud ook mooi op elkaar.
Borgo San Donnino
je wilt; houd maar op; wees weg.
De kathedraal ligt open als een lijvig boek
dat dicht slaat en kijk: een waslijst stripverhalen.
De wind waait langs de gevel uit dezelfde hoek,
het regent boodschappen, te veel om op te halen.
Beeld voor beeld is ondertiteld; het witte doek
oogt zwart en dreigt alles overhoop te halen.
Torens, friezen, nissen, zuilen, ze herhalen
rijk rechts, arm links, goed voor, kwaad na, het eind is zoek.
Duid de tekens niet, je wilt nog adem halen.
Het werk is onvoltooid, dat redt mij van een vloek.
Eer is hier alleen voor weetals te behalen.
ik keer de Po de rug toe. Leve de muziek.
‘Est! Est!! Est!!!’ betekent: Hier is het (3x). Je zou met recht kunnen zeggen in Borgo San Donnino is het niet; het is te veel, er is te weinig te raden, de kathedraal beneemt op een verkeerde manier de adem. Dan is de muziek van Mompou geheimzinniger en daardoor is er meer in te zoeken, zou je bij de laatste regel kunnen denken. Niet voor niets is het volrijm in dit gedicht overdadig aanwezig, terwijl het er elders in de bundel veel subtieler aan toe gaat, niet voor niets breekt de laatste regel abrupt het rijm af: Aangegord, wegwezen! Bloem voelt zich blijkbaar op zijn best en is op zijn best als er een stevige noot te kraken is, waar hij tegelijkertijd in foto en poëzie het raadsel kan laten bestaan. Lukt dat, dan vallen de enthousiaste gids en de intimist uit het eerste deel samen en houdt hij het fluisterend:
San Geminiano
Met welke ogen van verbazing val je stil.
Je bent ontwapend en bestaat het dit te zien.