Bzzlletin. Jaargang 27
(1997-1998)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henk Aertsen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The trap en a dance in the sunDan Jacobsons eerste novelle, TT, is het enige werk dat hij voltooid had voor hij zich in Engeland vestigde.Ga naar eindnoot3. Het is een verhaal van ver raad en onrecht dat zich afspeelt op en rond twee kleine farms in het woestijnachtige noordelijk deel van de Kaapprovincie; een verhaal over de verhoudingen tussen de blanke boeren onderling, over de verhoudingen tussen hun zwarte arbeiders onderling en tenslotte over de verhoudingen tussen die twee groepen, en al die verhoudingen blijken hun eigen geheimen en sinistere aspecten te hebben. TT is in Engeland herdrukt, en in Nederland in vertaling verschenen, in één deel met Jacobsons tweede novelle, DS, waarin twee jonge mannen die al liftend door de Karoo woestijn trekken betrokken raken in een familiedrama als ze bij een afgelegen farm hun tocht onderbreken. Ook hier zijn het weer ogenschijnlijk gewone mensen die een ongewoon verleden blijken te hebben. Bij de heruitgave van beide novellen in Engeland in 1988 heeft Jacobson ze voorzien van een inleiding, waarin hij vertelt hoe de verhalen tot stand gekomen zijn en hoe hij autobiografische elementen -personen en plaatsen die hij kende, voorvallen en gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt - heeft verwerkt zonder dat de verhalen er zelf autobiografisch door werden.Ga naar eindnoot4. In deze inleiding geeft Jacobson zelf aan waar het in beide novellen werkelijk om gaat: de dramatische en vijandige verhoudingen tussen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uneasily triumphant whites and truculently dispossessed blacks locked together in a kind of throttled domesticity, in a pattern of betrayal and self-betrayal from which not even their own acts of violence could release themGa naar eindnoot5. TT is het verhaal van een zwarte boerenknecht die schapen steelt van zijn werkgever en ze door verkoopt aan een blanke slager uit een naburig dorp, maar uiteindelijk door die slager verraden wordt. DS vertelt van de pogingen die een zwarte arbeider onderneemt om te achterhalen wat er met zijn zuster gebeurd is - ten koste van alles en van iedereen moet er een interraciale sexuele relatie geheim gehouden worden, waar men in slaagt totdat de twee liftende jonge blanken op het toneel verschijnen en als buitenstaanders de zwarte man helpen het mysterie van zijn verdwenen zuster op te lossen. Keer op keer wordt het in deze verhalen duidelijk dat wat zich op die boerderijen afspeelt een veel diepere betekenis heeft: de verhalen zijn een allegorisch commentaar op de situatie in Zuid-Afrika. De verhalen zijn op twee niveau's te lezen: op het niveau van de wereld van het verhaal, de wereld van de boerderijen en de mensen die daar wonen en werken (de microkosmos van het verhaal) en op het niveau van de Zuid-Afrikaanse samenleving, de wereld die de boerderijen in het klein symboliseren (de macrokosmos van het verhaal). Zo is in TT de relatie tussen Van Schoor en zijn knecht Willem symbolisch voor de rassenproblemen van hun land. Iedereen die betrokken is bij wat er in het land gebeurt, wordt er door geraakt, wordt er door beschadigd, net zoals in het verhaal iedereen beschadigd wordt door wat zich op de boerderij afspeelt - dat is de val waar alle personages van deze novelle in zitten. Tenzij... In DS spreekt de verteller, een van de tweejongemannen, tot twee keer toe van ‘guilt and pity’, eerst als hij en zijn metgezel door de zwarte arbeider om hulp gevraagd worden (‘already there stirred within us the first uneasy strivings towards guilt and pity - the guilt and pity that were later to hunt us and shame us in our own country’) en daarna nog eens als de ontrafeling van het mysterie nabij is (‘Guilt and pity, I have said, were hunting us out of the country: here was an opportunity to expiate both.’Ga naar eindnoot6.). Hier lijkt Jacobson te zeggen dat, tenzij men de zwarte medemens schuld en medelijden betoont (zoals de verteller en zijn metgezel in DS doen), er geen mogelijkheid is voor die multiraciale samenleving om te overleven. Paradoxaal genoeg wordt men juist door het betonen van die schuld en dat medelijden door de blanke medemens het land uitgejaagd. Die paradox is de val waarin allen gevangen zitten, de val van overgeleverde vooroordelen; het is de dans in de zon die zij dansen, een dans even onveranderlijk als de hete woestijnzon, en even allesver nietigend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The price of diamondsDit is het verhaal van twee kleine, bejaarde joodse zakenlieden, Gottlieb en Fink, van wie de een, Gottlieb, bij toeval en tijdens de afwezigheid van de ander betrokken raakt bij de handel in clandestien gedolven diamanten. Omdat Gottlieb al lange tijd geplaagd wordt door een minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van zijn compagnon, ziet hij in deze diamanten een kans om zich te bewijzen en houdt hij het bezit ervan voor Fink na diens terugkeer geheim. Met alle gevolgen van dien. Want handel in clandestien gedolven diamanten was in die tijd een misdaad en de politie van de diamantstad Kimberley had een speciale afdeling die zich met de bestrijding daarvan bezig hield. Gottlieb en Fink hadden in het verleden vaak over deze illegale handel geredetwist. Fink verdedigde daarbij steevast het standpunt dat de belangen van de diamantindustrie onnodig door de wetbeschermd werden en dat handel in illegale diamanten helemaal geen misdaad was; Gottlieb echter vond dat men zich aan de wet moest houden. Het is dan ook paradoxaal te noemen dat uitgerekend Gottlieb in het bezit komt van de clandestiene diamanten en dat hij ze niet bij de politie inlevert. Het thema waarop dit verhaal is gebaseerd en dat ook de basis vormt voor enkele van zijn korte verhalen (zoals dat over Lippi LipmannGa naar eindnoot7. in de bundel BMN) is de marginale positie van de joden in een complexe en onvoorspelbare, racistische samenleving -een positie aan de rand van die maatschappij. En hiermee komen we bij een essentieel kenmerk van Jacobsons oeuvre dat hierboven in de bespreking van TT en DS ook al genoemd werd: in de meeste van zijn romans en korte verhalen kunnen we vanuit de beschrijving van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fictieve wereld van de roman of het verhaal impliciet een commentaar lezen op de samenleving in haar totaliteit; vanuit de microkosmos van de fictie een commentaar op de macrokosmos van de werkelijkheid. De situatie van de twee joodse zakenlieden in PD wordt als het ware getransponeerd naar de situatie van de joden in de Zuid-Afrikaanse samenleving. Hetzelfde patroon van microkosmos tot macrokosmos valt te ontdekken in het korte verhaal ‘Beggar My Neighbour’ in de gelijknamige bundel uit 1964, dat op subtiele maar aangrijpende wijze de onmenselijkheid van de apartheid laat zien.Ga naar eindnoot8. Dan Jacobson (foto: Chester Dent)
Wat verder in PD ook duidelijk wordt, en in latere romans en verhalen vaak terugkeert, is dat de lezer deelgenoot wordt gemaakt van het plezier van de schrijver, het plezier dat hij heeft bij het schrijven van het boek en bij het ontrafelen van de plot in het bijzonder. De creatieve vindingrijkheid waarmee de schrijver de probleemstelling van de plot tot een oplossing brengt is veelal een komische noot waarmee de ernst van het verhaal alleen maar wordt benadrukt. In PD wordt het probleem van de illegale diamanten opgelost door Gottlieb die ten einde raad de diamanten in een oude, buiten bedrijf gestelde mijn gooit: een onverwachte wending in het verhaal, maar tegelijkertijd een oplossing die in zijn eenvoud uitstekend past bij de twee excentrieke oude zakenlieden. Die onwaarschijnlijke oplossing krijgt nog meer reliëf als Fink Gottlieb vertelt dat hij het al die tijd al geweten had van die diamanten: Gottliebs vrouw had het aan Fink verteld omdat ze bang was dat hem iets ernstig zou overkomen. Merkwaardig genoeg wordt er op Fink een aanslag gepleegd, niet op Gottlieb. Kortom, een verhaal vol onverwachte wendingen. In het al eerder aangehaalde Preface in de heruitgave van 1988 van TT en DS geeft Jacobson aan hoe in DS de ontwikkeling van de plot tot stand gekomen is: hoewel alle ingrediënten van het verhaal -personages, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebeurtenissen en voorvallen, plaats van handeling - al in een jaren eerder geschreven versie aanwezig waren besloot hij na te gaan wat zich werkelijk op die afgelegen boerderij moet hebben afgespeeld. Het gevolg is dat de verteller en zijn vriend dezelfde ontdekkingen doen die Jacobson al schrijvende moest doen. Dat is voor Jacobson een intrigerend proces dat hem al jaren bezig houdt: het zoeken naar een oplossing van een puzzel die hij als schrijver nog moet creëren.Ga naar eindnoot9. In PD is die puzzel de vraag wat hij Gottlieb met de clandestiene diamanten moet laten doen. Naarmate de oplossing van die puzzel dichterbij komt, worden er gaandeweg tal van kleinere puzzels opgelost, waarbij (zoals we al zagen) telkens de spanning en ernst van de situatie door het komische van de oplossing doorbroken wordt. Dat was voor de recensent van The Times Literary Supplement in 1957 aanleiding om te spreken van een ‘gem of a comedy’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The evidence of loveDit is het bijzondere verhaal van de liefde tussen de zoon van een timmerman-aannemer, Kenneth Makeer, een kleurling uit de Kaapprovincie die blank genoeg is om voor een blanke door te gaan, en Isabel, dochter uit een welgestelde blanke familie uit dezelfde plaats. Als hulpje van zijn vader moet Kenneth werken in het huis van de ouders van Isabel. Zo komt hij in contact met Isabel, voor wie hij meteen al een zekere genegenheid voelt. Isabel gaat naar Engeland; Kenneth wordt door een welgestelde oude dame uit dezelfde plaats in staat gesteld middelbaar onderwijs te volgen en daarna te gaan studeren. Ze zorgt er zelfs voor dat hij zijn studie met een rechtenstudie in Londen kan afsluiten. Daar, in Londen, ontmoeten Kenneth en Isabel elkaar weer, zonder dat ze elkaar herkennen, want Kenneth gaat nu doorvoor een blanke. Ze worden verliefd, maar de relatie beleeft moeilijke tijden als Kenneth Isabel vertelt dat hij een kleurling is. Ze beseffen immers maar al te goed dat de wetten van hun land hun relatie niet toelaten. Ze gaan uit elkaar, Isabel keert terug naar Zuid-Afrika, Kenneth blijft alleen achter in Londen. Door toedoen van een wederzijdse vriend worden ze met elkaar verzoend, en als Isabel terug is in Londen, trouwen ze. Ze gaan samen terug naar hun vaderland, als Meneer en Mevrouw Makeer; eerst probeert men hun de toegang tot het land te ontzeggen, maar omdat beiden Zuid-Afrikaan zijn, moet men hen wel toelaten. Diezelfde avond nog worden ze gear resteerd, en nadat ze op het politiebureau in staat van beschuldiging gesteld zijn, wordt Isabel overgebracht naar de cellen voor blanke vrouwen. Kenneth wordt, voordat hij naar de cellen voor mannelijke kleurlingen wordt gebracht, eerst door de politie afgetuigd. De volgende morgen worden beiden op borgtocht vrijgelaten. Als enige tijd later hun zaak voorkomt, houdt Kenneth in zijn laatste woord voor de rechtbank een indrukwekkende rede: By arresting us and bringing us into this court, [...], the State has made my love for my wife, and her love for me, a public and political act. For this reason we cannot be punished by the court, but only released by it - released from the public and political hatreds, the public and political guilts, which make ugly the most private and secret lives of everyone who lives in this country.Ga naar eindnoot10. Deze passage illustreert tegelijkertijd dat de titel van de roman, The Evidence of Love, een dubbele betekenis heeft: enerzijds is het de liefde van Kenneth en Isabel die het bewijsstuk vormt in het proces tegen hen, anderzijds voert Kenneth aan dat hun blijk van liefde juist de juridische grond vormt om hen in vrijheid te stellen. Ondanks dit krachtige pleidooi wordt Kenneth veroordeeld tot een halfjaar gevangenisstraf met dwangarbeid en twaalf stokslagen, Isabel tot dezelfde straf zonder stokslagen. De stokslagen worden vervolgens omgezet in een voorwaardelijke straf. Het boek eindigt met de verzoening tussen de vaders van Isabel en Kenneth. Geen wonder dat een boek dat gaat over de liefde tussen mensen van verschillende rassen en over hun huwelijk bij zijn verschijnen in 1960 bijna onmiddellijk verboden werd in het land dat de apartheid predikte. De cruciale vraag die in het boek gesteld wordt, is wat er gebeurt met de liefde in een land dat zichzelf met haat te gronde richt. Met EL vestigde Jacobson zijn reputatie als schrijver. Zo schreef The New York Times Book Review: ‘He has no superior as a storyteller of compassion and revelation’. In 1992 is dit markante boek uit 1960 in Enge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land opnieuw in herdruk verschenen, en dat geeft aan dat ondanks het feit dat er officiëel een einde gekomen is aan het apartheidssysteem het boek niets aan zeggingskracht en actualiteit verloren heeft. Maar EL is meer dan een liefdesverhaal of een aanklacht tegen de apartheid: het is ook een verslag van hoe iemand uit de koloniën het moederland ervaart, en in dat verslag leren we Jacobson kennen als een scherp waarnemer. Wanneer Kenneth hoort dat Isabel naar Engeland vertrokken is, noemt hij haar een geluksvogel, immers: ‘it is the one country in the world I could walk into and be a full citizen immediately a free man, more than I am in my own country - with a vote even.’Ga naar eindnoot11. Maar dan als het moment van aankomst in dat beloofde land daar is, kan het haast niet anders of het valt tegen: Yet England is chillingly, vastly, uncomfortably strange, with a strangeness made only the more poignant by the sense of dream-familiarity that accompanies it. England is their own past; yet they have never seen it before: England is all they have hoped for; yet it is a disappointment that endures and endures, long after they have left her or settled in her. [...] England makes unreal all they have done, all they have been, outside her; but grants no reality to what they may become within her.Ga naar eindnoot12. Daarop volgt een passage waarin Jacobson beschrijft wat een Zuid-Afrikaan die voor het eerst in Londen is voelt, ziet en hoort: If they stand in an English street and look about them, there is a secret, insistent whisper in their ears, inescapable - the echo, the resonance of that past which is altogether theirs and yet not theirs at all. They do not know if they see because the voice speaks to them; or whether the voice speaks to them because of what we at last see. ‘This,’ says the voice, ‘is what I meant: and that is what I meant; and now do you understand what I meant?’Ga naar eindnoot13. Het is de stem die, toen ze nog in Zuid-Afrika waren, zo lang tegen hen sprak en vertelde hoe het in Engeland was, hoe het er daar uit zag, de stem die sprak in boeken, in de platen op de muren van hun kamer en school, in de schilderijen in de musea, in de film, op de radio, door de mond van hun onderwijzers en leraren en door de herinneringen van hun ouders, door de brieven van hen die al vooruitgegaan waren naar Engeland. De stem vertelde van het licht dat zo anders was dan wat ze ooit gezien hadden, van de andere jaargetijden, van andere bomen, parken, van andere vogels en hun manier van zingen. En nu spreekt de stem tegen hen in Engeland: ‘These,’ the voice now whispers, ‘are some of the things I meant, some of the simplest; there are still many others, there is no end to the things I have told you of and that I now can show you. [...] I have a world to show you - nobler streets and streets much meaner; palaces and tea-shops; rivers, harbours, factories, fields. Come, it is all yours now; but wherever you go my voice will go too, to show you that what you see isn't yours at all. For if it were, you would not hear me. I am the voice of the country you will never own; I am the voice of your most secret ambition; and I will never be silenced.’Ga naar eindnoot14. Deze passage halverwege de roman illustreert Jacobsons taalkunstenaarschap: de beelden die hij met zijn proza oproept, komen ons bekend voor, maar ze zijn zo verwoord dat er altijd weer een verrassend element in zit. ‘De stem van Engeland’ die de landverhuizer elke dag opnieuw aan de feiten van het dagelijks bestaan herinnert, waarin voor hooggespannen verwachtingen nauwelijks plaats is, heeft eerder die landverhuizer uit zijn eigen land weggeroepen, heeft hem als het ware met luchtkastelen weggelokt. Droom en werkelijkheid zijn aldus in deze stem vertegenwoordigd, net als de liefde tussen Kenneth en Isabel beweegt tussen droom en werkelijkheid, tussen wat kan in het ene land en wat niet kan in het andere land, tussen wat mag en wat niet mag. Dat is de centrale functie van ‘de stem van Engeland’ in deze roman. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The beginnersIn deze roman beschrijft Jacobson opnieuw de levens van joodse personages: het is een familiekroniek over joodse immigranten in Zuid-Afrika en emigranten uit Zuid-Afrika. Over een periode van meer dan vijftig | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar, en van Litouwen naar Zuid-Afrika en dan van Zuid-Afrika naar Israël en Engeland, volgt hij drie generaties van de familie Glickman op hun ontdekkingsreizen -reizen waarop zij vooral zichzelf ontdekken in hun tegenslagen en overwinningen, in de idealen die ze bereikt hebben en in de idealen die ze verworpen hebben. Al doende ontdekken zij hoe ze zich moeten gedragen in het Zuid-Afrika van na de Tweede Wereldoorlog, waar ze te maken krijgen met een rassenconflict, met sociale beroering maar vooral ook met schitterende kansen en uitdagingen. Maar het belangrijkste ideaal waar je in je leven naar moet streven is volgens Jacobson dat je je eigen menselijke individualiteit volgt, dat je vanuit je eigen zelfstandigheid als menselijk individu handelt. Het is een roman met veel autobiografische elementen: Jacobsons ouders waren ook immigranten in Zuid-Afrika uit de Baltische staten, de vader van de hoofdpersoon is ook eigenaar van een boterfabriek, de hoofdpersoon gaat ook naar de Witwatersrand Universiteit in Johannesburg en hij gaat ook naar Israël om op een kibboets te werken. TB is in zekere zin zowel het begin als het einde van een fase in de artistieke carrière van Jacobson. Het is zijn laatste roman waarin Zuid-Afrika centraal staat, het is ook het boek waardoor hij tot de groten der Zuid-Afrikaanse schrijvers ging behoren: om zijn van begin tot eind briljante verteltechniek is deze omvangrijke familiekroniek geprezen als een meesterwerk. In een recensie voor The Southern Review (zomer 1968) schreef David Galloway: in TB Jacobson ‘offers an abundance of insight, compassion, architecture, chronology, and faultless prose’ (biedt een rijkdom aan verbeeldingskracht, warm inlevingsgevoel, verhaalstructuur, gevoel voor tijd, en onberispelijk proza). Het lijkt wel of Jacobson TB heeft moeten schrijven om los te komen van zijn gepreoccupeerdheid met Zuid-Afrika en het Zuid-Afrikaanse volk. Hij ging experimenteren met de vorm van de roman en met verteltechnieken, en de losmaking van Zuid-Afrika die in fysieke zin in de jaren vijftig begonnen was met zijn verhuizing naar Londen, werd nu ook in artistieke zin een feit. Het is een overgang waar Jacobson zelf in een interview in 1977 over gesproken heeft: Most of what I've written has been set in South Africa - quantatively, in number of words. My own feeling, though, is that I've gone round the course twice as a novelist: first as a South African writer; then, more recently, over the last seven or eight years, writing fiction which is not only not about South Africa, but is also a different kind of fiction from what has gone before.Ga naar eindnoot15. In alle romans die Jacobson sinds TB geschreven heeft, is de plaats van handeling imaginair, soms wel historisch en als zodanig herkenbaar (zoals in The Rape of Tamar), maar dan is er toch altijd door het verschil in tijd een zekere afstand die de schrijver de gelegenheid biedt creatief met het historische materiaal om te gaan en op deze manier een werk van fictie te creëren en niet een van non-fictie. The Rape of Tamar uit 1970 speelt in het oude Judea, The Wonder-Worker uit 1973 in de arbeiderswijken van het moderne Londen, The Confessions of Josef Baisz uit 1977 in de Republiek Sarmeda, Her Story uit 1987 in het door de Romeinen bezette Israël, Hidden in the Heart uit 1991 in Londen en Cambridge en The God-Fearer uit 1994 in het land Ashkenaz. Er volgt nu een bespreking van enkele van deze romans. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The rape of TamarDeze psychologische roman is een briljante reconstructie van het bijbelse verhaal van de verkrachting van Koning Davids dochter Tamar door haar halfbroer Amnon. De verteller is niet zo maar een anonieme verteller, maar Jonadab ‘nephew of a king, the cousin of another, the uncle of a third.’ Met deze introductie omgeeft Jonadab zich als verteller met de nodige autoriteit, als iemand die van binnenuit verslag kan doen van de gebeurtenissen aan het hof van Koning David. Al snel blijkt dat hij als verteller helemaal niet te vertrouwen is. Hij zegt dat zelf, en daarmee wordt het middelpunt van deze psychologische roman niet Tamar of Amnon of Absolom of Koning David, maar Jonadab, de verteller. Waarom? Eerder had ik het over de oplossingen die Jacobson als schrijver moest zien te vinden voor de puzzels die hij pas bij de uitwerking van de plot was tegengekomen. Ook hier komt hij die puzzels tegen, zij het dat ze nu al in het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhaal van 2 Samuel 13 als onbeantwoorde vragen aanwezig waren, en in elk van die vragen gaat het om Jonadab. Hij wordt in dit hoofdstuk ‘een zeer schrander man’ genoemdGa naar eindnoot16., ongetwijfeld omdat hij het plan bedenkt waarmee Amnon Tamar in zijn kamer kan krijgen. Maar waarom is hij Amnon zo behulpzaam? Hij zegt Amnon niet alleen wat hij doen moet maar ook nog hoe hij het doen moet - doet hij dat om zijn eigen voyeuristische behoeften te bevredigen? En hoe kan het dat alleen Jonadab lijkt te weten van Absaloms plannen om Tamars schande te wreken? Aan wiens kant staat Jonadab eigenlijk? Als hij aan de kant van Amnon staat, had hij hem moeten waarschuwen voor Absaloms wraak. Staat hij aan de kant van Tamar of aan die van Absalom? Door Jonadab het verhaal te laten vertellen wil Jacobson op deze centrale vragen antwoord krijgen, en hij laat Jonadab zelf de antwoorden aandragen. In die zoektocht naar Jonadabs antwoorden ontdekken wij wie en wat en hoe hij werkelijk is: de centrale figuur in de roman. (Het is niet toevallig dat Peter Shaffer, schrijver van het toneelstuk Amadeus over Mozart dat als film zoveel succes had, van deze roman van Jacobson een toneelversie maakte met als titel Yonadab. Het stuk wordt in Engeland nog altijd geregeld opgevoerd.) In eerste instantie lijkt Jonadab als verteller geloofwaardig omdat hij Amnon het plan aan de hand gedaan heeft om Tamar in zijn kamer te krijgen, waarmee hij de plot in werking gezet heeft. Maar al snel verliest hij door eigen toedoen die geloofwaardigheid. Zo geeft hij aan het einde van het eerste hoofdstuk volmondig toe: ‘ik kon helemaal niet geloven in de waarde of zelfs de waarheid van iets dat ikzelf had meegemaakt’ (‘I utterly lacked the capacity to believe in the worth, or even the veracity of anything I myself experienced’) en ‘ik heb nooit iemand gekend die mij ook maar een ogenblik in de verleiding bracht hem mijn volledig vertrouwen te schenken’ (‘I never knew anyone in whom I was tempted for a moment to put an absolute trust’). In het tweede hoofdstuk vertelt hij dat Amnon hem voorstelde om ter bezegeling van hun vriendschap een ritueel van bloedbroeder schap uit te voeren (zoals David en Jonathan ook deden), maar dat Amnon opeens niet meer op dit ritueel aandrong, kennelijk omdat Amnon hem toch al in vertrouwen genomen had door hem van zijn gevoelens voor Tamar te vertellen. Toch zou dat ritueel voor Jonadab geen enkel verschil gemaakt hebben: hij zou hem desondanks ver raden hebben. Is dat wat een echte vriend doet? Veel later in het verhaal, nadat Absalom de wraak op Amnon voltrokken heeft, raakt Jonadab op de terugweg naar Jeruzalem in gesprek met Tamar. Zij vraagt hem: ‘Whose friend are you now?’ Tamar stelt Jonadab een gewetensvraag, waarop hij niet adequaat reageert en kan reageren, omdat hij door zijn eigen goedheid verblind wordt: ‘de vriend van de koning’ - het tegendeel blijkt het geval te zijn. Bij terugkomst in Jeruzalem beseft hij dat hij zich tegenover Tamar voordeed als vriend van iedereen maar dat hij nu niemands vriend is.Ga naar eindnoot17. Hij staat geïsoleerd, hij heeft zich zèlf in dat isolement gemanoeuvreerd, hij weet dat: Jonadab, zegt hij, kan alleen in Jonadabs wereld leven, maar juist dankzij dat isolement en vanuit dat isolement is hij in staat als verteller op te treden. Toch wordt hij door dat isolement nog geen objectief en betrouwbaar verteller, en hij lijkt de lezer te waarschuwen: ‘je kunt alleen op je eigen oordeel afgaan,’ zegt hij op een zeker moment tegen Absalom. De lezer moet daarom de waarheid proberen te achterhalen door zijn eigen vooroordelen in de plaats te stellen van de vooringenomenheden van Jonadab. Wat verder bijdraagt aan Jonadabs onbetrouwbaarheid als verteller is zijn bekentenis dat hij een wrok koesterde tegen alle kinderen van Koning David, omdat zij zoveel op hem voor hadden. Maar ook tegen Tamar had hij die gevoelens van wrok, omdat hij door David was afgewezen als mogelijke echtgenoot, iets waar Tamar waarschijnlijk helemaal niets van wist, maar voor Jonadab reden genoeg om Amnon tot zijn misdaad aan te zetten. Dergelijke persoonlijke motieven bevorderen geen objectieve verslaggeving. Jonadab gaat aan zijn eigen grootheidswaanzin te gronde: hij ziet zichzelf als waardig opvolger van Koning David. Tot twee maal toe noemt hij zich ‘Koning | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jonadab’, de laatste keer aan het slot van de roman, wanneer hij op het punt staat David het nieuws van de dood van Amnon te vertellen en ervan uitgaat dat David hem als zijn opvolger zal aanwijzen. Maar dat gebeurt niet, integendeel: David verbant hem van het hof omdat hij voor Amnon verzwegen had dat hij van Absaloms plannen om Tamars schande te wreken afwist. Tot op het laatst neemt koning David het voor zijn oudste zoon op, zonder zich te bekommeren om zijn dochter of om wat er van haar moet worden. Dat is een van de onthutsende conclusies uit Jacobsons roman. Judith Herzberg schreef in een recensie van RT voor NRC Handelsblad: ‘De spanning komt niet voort uit een wachten op de afloop. Dat die spanning er toch is, dat je je van bladzijde tot bladzijde afvraagt hoe het nu verder zal gaan, is dan ook alleen te danken aan de manier waarop het opgeschreven is.’ De volgende samenvatting geeft goed weer waar het in deze psychologische roman wezenlijk om gaat: In The Rape of Tamar, Dan Jacobson used a Biblical tale of incest to explore those ambiguities of the human psyche which inextricably join our deepest longings and convictions to our deepest aversions and fears.Ga naar eindnoot18. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Her storyIn een interviewGa naar eindnoot19. heeft Jacobson het ontstaan van The Story of the Stories: The Chosen People and Its God (1982) uitgelegd als een uitvloeisel van zijn roman over Tamar aan het hof van Koning David: terwijl hij deze roman aan het schrijven was, begon hij de Bijbel in zijn geheel te lezen en te herlezen, en de vragen die dat leesproces bij hem opriep vormden de aanleiding voor het schrijven van STS. Deze non-fictie is een interpretatie van het Joodse en het Christelijke Testament als een coherent verhaal dat over een tijdsbestek van vele generaties zijn collectieve vorm kreeg, maar altijd één enkel onderwerp als middelpunt had: het verbond tussen God en Israël. Wat voor een God kiest een volk uit voor speciale gunsten en straffen? Wat voor een volk kiest één enkele, almachtige, alomtegenwoordige God? Toch bleef Jacobson ook na het schrijven van STS het gevoel houden dat er iets niet af was, en zo kwam Her Story in 1987. Her Story is in het Engels een titel met een woordspeling: het betekent natuurlijk ‘Haar verhaal’, maar het geeft ook een contrast met history ‘de geschiedenis’, dat zou kunnen worden uitgelegd als ‘zijn verhaal’, wat met name in feministische kring wel gedaan wordt. In het al eerder genoemde interview heeft Jacobson zelf gezegd dat HS een boek is over vrouwen, terwijl The Rape of Tamar in wezen een boek over mannen is.Ga naar eindnoot20. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In HS is de verteller een vrouw, en het is voor het eerst in het werk van Jacobson dat een vrouw in een roman zo'n centrale rol speelt. Maar er is meer dan dat: het hele verhaal wordt verteld vanuit het gezichtspunt van een vrouw. In feite zijn er twee stemmen: die van de verteller en die van de ontdekte schrijver. Op een manier die sterk doet denken aan de manier waarop in CJB de bekentenissen van Josef Baisz naar buiten komen, worden in HS de Cahiers (Notebooks) van Celia Dinan, zelf een slachtoffer van de eenentwintigste eeuw, tweehonderd jaar na haar dood ontdekt, en de verteller beschrijft in een lange inleiding, het eerste deel van de roman, hoe het manuscript ontdekt werd en wie de schrijver was. In die Notebooks - er zijn er elf, waarvan de laatste abrupt ophoudt - wordt het verhaal verteld (Haar verhaal) van de moeder van een van de twee misdadigers die met Jezus op Golgotha terechtgesteld worden. Deze moeder verloor haar zoon toen hij, twaalf jaar oud, na het bezoek aan de tempel besloot ervandoor te gaan, en dat verlies bepaalt haar verdere leven: zij blijft hem zoeken, zozeer zelfs dat ze haar man en andere kinderen erdoor verwaarloost. Jaren later vindt ze hem terug als een rondtrekkend kwakzalver en ze besluit met hem en zijn metgezel mee te gaan het land door. De manier waarop dit verhaal verteld wordt, is bijzonder. Jacobson hanteert hier de jij-vorm: Celia Dinan, de schrijfster van de Notebooks, vertelt dat verhaal in een lange monoloog, waarin zij de moeder met ‘jij’ en ‘jou’ aanspreekt. Door het gebruik van die jij-vorm voelt de lezer zich vanaf het allereerste begin heel nauw bij die moeder en haar verlies betrokken. ‘But you? Nobody has ever heard of you. You have no name. It is too late to give you one now’. Er lijkt tussen beiden, tussen Celia en de door haar aangesproken moeder, een direct contact te bestaan alsof ze zich in dezelfde tijd en ruimte bevinden. Want met de jij-vorm wordt ook het besef van tijd doorbroken en ontstaat er een gevoel van tijdloosheid dat versterkt wordt door de verschillende tij dsmomenten die in HS een rol spelen: Celia schrijft in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw (ze overlijdt in 2047) en praat tegen een vrouw die leefde aan het begin van de eerste eeuw, terwijl Celia's manuscript pas aan het eind van de drieëntwintigste eeuw, in 2296, wordt ontdekt. Jacobson lijkt hiermee te suggereren dat HS een tijdloos document is en dat de materie die erin aangeroerd wordt al even tijdloos en universeel is. Aan het slot van het eerste Notebook of Cahier wordt duidelijk dat die anonieme moeder inderdaad universeel is: ‘But you? Anyone could have been you. Even me’. In de inleiding (‘The Dinan Collection’) wordt het verhaal van Celia Dinan (ook Haar verhaal) verteld door de voorzitster van de vereniging voor plaatselijke geschiedenis in een dorpje in het westen van Engeland waar Celia's familie vandaan kwam. Na de ontdekking van de Notebooks heeft men haar verzocht ze uit te geven en er een biografische noot aan toe te voegen. Dat doet ze op basis van de correspondentie van Celia met haar moeder. Celia, dochter van een Engelse minister en telg uit een adellijk geslacht in het westen van Engeland, heeft een verhouding met een Amerikaan, een zekere Eric Hirn. Ze verdwijnt plotseling uit Londen om later op te duiken op een landgoed van een sekte in Californië, die onder leiding staat van deze Hirn. Een paar weken na haar aankomst wordt Celia's zoon geboren, die volgens de gebruiken van de sekte buiten de moeder om wordt opgevoed. Nog geen jaar later doet de politie een inval in het landgoed van de sekte, omdat er allerlei misstanden vermoed worden. Bij die actie van de politie komt ook Celia's zoontje om. Celia krijgt toestemming om naar Londen terug te keren, waar ze een jaar later zelfmoord pleegt nadat bij haar een ongeneeslijke ziekte is geconstateerd. Tussen de Notebooks zelf en de inleiding daarop bestaan tal van overeenkomsten die als het ware aangeven dat de geschiedenis zich herhaalt en dus tijdloos is: het verhaal van de moeder uit het door de Romeinen bezette Israël aan het begin van onze jaartelling krijgt opnieuw gestalte in het verhaal van Celia Dinan dat zich in de eenentwintigste eeuw afspeelt. Ook Celia verliest haar zoon, ook zij wordt geconfronteerd met een kwakzalver (Hirn) en is door haar verlies evenzeer een gebroken vrouw. Her Story is een verrassend drieluik, waarin vrouwen de hoofdrol spelen en mannen ondanks hun machtspositie - Hirn, Celia's vader en, hoewel zijn macht van een andere soort en omvang is, de naamloze zoon van de vrouw uit de Notebooks - een ondergeschikte rol spelen. Wel zijn de vrouwen telkens het slachtoffer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de mannen (in het geval van Celia's vader is er sprake van een plotselinge verwijdering tussen hem en Celia die het gevolg zou kunnen zijn van een incestueuze relatie, maar de roman laat de interpretatie hiervan aan de lezer over). Dan Jacobson (links) in gesprek met Henk Aertsen, Hampstead Heath, Londen, november 1996 (foto: Ella Aertsen)
Het drieluik toont de lezer driemaal een moeder-en-zoon beeld - Celia en haar zoon, de vrouw en haar zoon uit de Notebooks, en aan het eind van het verhaal die andere anomieme moeder van de zoon die ook terechtgesteld zal worden. Er is een drievoudige herhaling van het centrale thema, de verwoesting die het verlies van een zoon in het leven van de moeder teweeg brengt. Als zodanig sluit het drieluik aan bij Celia's onderzoek voor haar doctoraalscriptie over ‘het beeld van de Madonna in de Vlaamse kunst van de vijftiende eeuw’, dat eveneens over moeder-en-zoon motieven gaat. Ook het drieluik van HS wordt geschilderd door een meester, in dit geval een meester van de vertelkunst, met een precisie en een analytisch vermogen die doen denken aan Marguerite Yourcenar.Ga naar eindnoot21. Met de manier waarop de meester-schrijver dit drieluik gestalte geeft, plaatst hij zijn roman in de traditie van het modernisme: enerzijds is er Celia Dinan die als eenentwintigste-eeuwse verteller de vrouw uit de eerste eeuw in één lange monoloog in de jij-vorm aanspreekt, waarmee het lineaire, chronologische, tijdsbegrip doorbroken wordt, en anderzijds is er die lange monoloog waarin de verteller haar innerlijke wereld - haar eigen gedachten, gevoelens, waarden en waarheden -in een zogenaamde bewustzijnsstroom (stream of consciousness) bloot geeft en als het ware transponeert op die andere vrouw. Maar wie is die vrouw? We hebben al gezien dat zij tijdloos en universeel is; we kunnen daar nu aan toevoegen dat de ware identiteit van deze vrouw er weinig toe doet, ze is een archetype (nog een kenmerk van het modernisme), iedereen kan haar zijn, zelfs de verteller uit de eenentwintigste eeuw. En dat is tegelijkertijd de aantrekkingskracht die het verhaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Haar verhaal) heeft voor ons en voor lezers in de drieëntwintigste eeuw: daarom wordt het manuscript van Celia Dinan twee honderd jaar na haar dood alsnog uitgegeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MeestervertellerIn deze bespreking moesten noodgedwongen een aantal romans buiten beschouwing blijven, niet omdat ze niet interessant genoeg zijn om over te schrijven, maar omdat de ruimte ontbrak om ze recht te doen. Daarom zijn The Wonder-Worker, The Confessions of Josef Baisz, Hidden in the Heart en The God-Fearer in dit overzicht van Jacobsons romans niet opgenomen. Elders heb ik een uitgebreide analyse van The God-Fearer (in het Nederlands De Godskinderen) gegeven.Ga naar eindnoot22. Ook voor Jacobsons overige literaire activiteiten was in dit overzicht geen plaats: zijn bundels literaire essays en korte verhalen, zijn reisboeken en zijn non-fictie, in het bijzonder STS, moeten samen met de niet besproken romans wellicht een andere keer aan bod komen. Bij een van Jacobsons beste korte verhalen, ‘Beggar My Neighbour’, heb ik een commentaar geschreven dat samen met de Engelse tekst en de Nederlandse vertaling in de herdenkingsbundel voor August Fry is verschenen.Ga naar eindnoot23. Dit verhaal wordt met het verhaal ‘The Zulu and the Zeide’ uit de bundel A Long Way from London tot Jacobsons beste verhalen gerekend. Vooral in deze verhalen laat Jacobson zijn bijzondere gaven zien: een nauwkeurige waarneming met oog voor details, een uitgebalanceerde presentatie met een zorgvuldige woordkeus en een bewogen maar objectieve analyse van de verschillende vormen van menselijk gedrag en handelen. Zelf zegt hij dat een schrijver die er niet in slaagt bij het schrijven zichzelf te verrassen niet hoeft te hopen dat hij zijn lezer kan verrassen..Ga naar eindnoot24. Met de hier besproken romans heeft hij zijn lezers zeker verrast: elk boek is anders, belicht andere aspecten van het menselijk handelen in zijn relatie tot de medemens. Vanwege die verscheidenheid is het ondoenlijk in deze afsluitende samenvatting van die romans een eenduidige kwalificatie te geven: ze zijn gewoon niet onder één noemer te vangen. Dat is het gevolg van de veelzijdigheid van deze schrijver. Jacobson heeft zijn gelijke niet in het precieze formuleren en artistiek verwoorden van de verloren menselijkheid van alle tijden die vanuit de diepste lagen van haar bewustzijn schreeuwt om herstel. Als meester in het beschrijven van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van individuele mensen, alsook uit die van de mensheid als geheel weet hij met zijn schrijvershand ook grote momenten van lucide helderheid te doen oplichten van een andere bestaande werkelijkheid. En dat is voor mij de kern van het werk van deze taalkunstenaar en meesterverteller. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van het oeuvre van Dan JacobsonVan de hieronder genoemde uitgaven heeft het jaar van publicatie telkens betrekking op de Britse uitgave: Amerikaanse edities verschijnen soms in hetzelfde jaar als de Britse, soms een of twee jaar later. Cursief de titels van de Nederlandse vertalingen. In de eerste kolom staat waar van toepassing de in dit artikel gebruikte afkorting.
|
|