Arno Kramer
De dingen
Het beeld drong zich de eerste maal aan mij op via een krantenfoto. Ik had de Irish Times gekocht en bladerde de krant door voordat ik besloot iets te lezen. Dat was een ritueel geworden, 's Ochtends naar de winkel rijden, enkele kilometers van het atelier vandaan, en een krant kopen. Me installeren en bladeren.
De foto was een oninteressante afbeelding van een soort winkelinterieur met rechts voorin het beeld van een dame op een stoel, die recht de camera in had gekeken. Links gebeurde het. Daar drong zich onweerstaanbaar ineens een eenvoudig beeld op, dat me niet meer losliet. Aan een kleerhangertje hing een witte kinderjurk. Erachter was zichtbaar dat er andere modellen in een rek hingen, maar het vol in beeld gebrachte jurkje sprak in onschuld. Het was er ineens als voorstelling. Het was er ook als een vervolmaking van een idee van Schopenhauer. Het was er op dat moment uitsluitend en alleen in relatie tot iets anders, namelijk iets dat voorstelt - en dat was ik zelf.
Veel had er niet kunnen gebeuren als ik niet daar op dat moment in een atelier in de zuid-westhoek van Kerry, Ierland had gewerkt. Wat zich in mijn voorstellingswereld openbaarde, werd als door een grove zeef naar buiten gedrukt. De hoeveelheid beelden maakte datik moest schiften, moest controleren, moest vorm-geven. Nu drong zich dat beeld van een jurkje op. Ik gebruikte de contouren. Tekende de subtiele buitenvorm. Vulde in, met transparante verf. Liet het weer ontsporen of verwerkte andere beelden door de al aanwezige voorstelling. In eerste instantie wilde ik als het ware opgaan in het beeld dat ik tot stand bracht. Het diepste beeld kwam tot stand van buitenaf als het onherleidbaar vreemde, dat ik mij niet echt kan toeeigenen, maar waarin ik wilde opgaan. Ik wilde dus, alweer zoals Schopenhauer zich dat voorstelt, opgaan in het object, mijn tekening. Onder totale uitschakeling van het individuele subject. Het was de macabere objectiviteit van de mystieke extase, de waanzin en de dood. De kunst toont ons veelal de dingen zoals ze zouden zijn als we er werkelijk toe behoorden en er niet buiten moesten staan om ze te zien. Mijn artistieke blik moest de blik zijn die schoonheid tot stand brengt; het was een blik van het verzaken, gericht op het verlangen zelf. De kunst is de meest objectieve vernietiging van de meest intense subjectiviteit.
De kunst geeft de mens een objectieve toegang tot de wil in hem. Schopenhauer gaat uit van de intuïtieve ervaring die de mens van zijn eigen innerlijke gedrevenheid heeft en die precies moet dienen als een aanknopingspunt om de wilsmatige natuur van de gehele werkelijkheid aan te tonen. Patricia de Martelaere schrijft dan nog, in haar fraaie inleiding voor Schopenhauers De wereld als wil en voorstelling, dat de kunst om de kunst bij Schopenhauer ook altijd, naast nog veel meer, de kunst om de verlossing is
Soms bewoog een plek in mij als een ding dat aangename, maar ook krampachtige gevoelens op gang kon brengen. Iets rolde een beetje in mij heen en weer. Het had ruim twee jaar geduurd voor ik uiteindelijk de ruimte betrad die ik kende van de landkaart en uit de beschrijvingen in de boeken: het Gallarus Oratory. We waren die dag vanaf het atelier aan de Ballingskellig Bay naar Dingle gereden. De weg kronkelde zich het binnenste van het schiereiland in. De onweerstaanbaarheid van het land drong zich andermaal op.
Als ik 's ochtends vroeg de weg opwandelde die langs het atelier de berg op liep, wat steentjes voor mij uit schopte en naar de brekende golven beneden keek, gaf me dat een onbeschrijflijke voldoening. Daar ver weg lag Amerika. Hier was het groen van gras en mos en gaven donkere gebieden aan dat er turf werd gestoken. Binnen wachtten weer andere dingen. De lege vellen papier. Het is teveel gezegd om van mystieke ervaringen te spreken -ik geloofde daar niet in -, maar ik kon ook niet verklaren waar het vermogen vandaan