zen. ‘Verzet is zinloos,’ zoals de Borg - meervoud - de bemanning van de Enterprise voorhouden. Ze zijn natuurlijk ook griezelig omdat ze gedeelten van hun eigen lichaam vervangen door merkwaardige mechanische snufjes of gadgets, waarmee ik overigens niet wil beweren dat iedereen met een piercing ook meteen een alien is.
Over het gebruik van metaforen in sciencefiction nog het volgende. In sciencefiction bestaat de neiging metaforen letterlijk te nemen. Wat in andere literatuur of kunstvormen (of het dagelijks spraakgebruik) als metafoor verschijnt, niet alleen in de vorm van beeldspraak maar ook in de uitgebreide versie ervan - namelijk dat de desbetreffende tekst moet worden opgevat als de figuurlijke overpeinzing van een bepaald ‘idee’ of thema -word tin sciencefiction vaak concreet uitgewerkt. Om een eenvoudig voorbeeld te geven: kunnen we in het dagelijks taalgebruik zeggen dat iemand die hard werkt een machine is (‘Die man werkt zo hard, die man is een machine’), in science-fictionteksten en -films ïs die man écht een machine (denk aan Data in Star Trek en aan Paul Verhoevens RoboCop). Wil je in dit verschijnsel tóch een diepere betekenis zien, dan moet je het zoeken in de richting van een vraag als: wanneer houdt een mens op mens te zijn en wanneer is hij veranderd in een machine (na hoeveel piercings, zeg maar), of andersom: op welk moment kunnen we een computer beschouwen als een mens? Ik laat deze vragen verder rusten, maar kijkt u eens om u heen.
In de film First Contact wordt tussen de bedrijven door ook de datum genoemd waarop voor het eerst aliens contact met ons opnemen. Dat is, noteer het in uw agenda, op 5 april 2063. Dan ben ik negenennegentig, dus dat ga ik nog makkelijk meemaken.
Maar zonder dollen: wij weten allang beter. Die datum klopt niet. De eerste alien werd namelijk opgevoerd in een zeer warrig geconstrueerd stuk scheppend proza (namelijk: de bijbel) en heet God. Hij wordt op de voet gevolgd door de duivel in de vorm van een slang, waarna ook nog een serie engelen op aarde arriveerden. Waartoe het letterlijk nemen van dergelijke fantasieën kan leiden wordt in de bijbel getoond. Er komt een personage in voor dat duidelijk megalomane en schizofrene trekjes bezit: Jezus. Jezus neemt aan dat hij de zoon van God is. Dan neemt het boek een bizarre wending: anderen beginnen óók te denken dat jezus de zoon van God is en vanaf dat moment ontaardt de bijbel in een soort fantasy-spektakel. Na zijn dood vaartjezus ten hemel. A.N. Wilson merkt hier in zijn boek Jezus. Een biografie over op: ‘Dit verhaal kwam uit de pennen van schrijvers die geloofden dat de hemel een soort schotel was. Je kon erdoorheen vliegen en dan kwam je in het paradijs. Een modern waarnemer, van welk geloof dan ook, kan er onmogelijk omheen dat een man die vanaf de Olijfberg verticaal omhoog gaat, metwat voor wonderbaar voortstuwingsmechanisme dan ook, in een baan om de aarde terechtkomt.’
De bijbel is kortom een van de vroegste vormen van sciencefiction en dan ook nog eens van het soort waarin de nadruk op de fictie ligt, en niet op de wetenschap, want de schrijvers hebben opmerkelijk weinig research verricht. In de meeste sciencefiction ligt trouwens de nadruk op de fictie, om de doodeenvoudige reden dat er over de toekomst nauwelijks iets zinnig wetenschappelijks te zeggen valt.
Wellicht ten overvloede: God, de duivel, engelen, Jezus als de zoon van God, Kirk, Picard en de Borg-Koningin bestaan niet echt en hebben ook nooit echt bestaan. Wanneer we over deze figuren gaan praten alsof het geen fictionele personages zijn maar echte mensen, dan stappen we door de spiegel en komen we terecht in het wonderland van de fictie. Science-fictionauteur Asimov heeft dan ook geen gelijk met zijn bekende uitspraak dat sciencefiction zich bezighoudt met ‘de impact die wetenschappelijke vooruitgang heeft op mensen’. Sciencefiction houdt zich bezig met de impact die schijnwetenschappelijke vooruitgang heeft op schijnmensen.
Roman- film- of bijbelpersonages zijn niet een soort eigenaardige mensen, het zijn helemaal geen mensen, zoals aliens ook niet een soort asielzoekers zijn die we met enig respect moeten bejegenen, al hebben ze dan - die asielzoekers dus - niet de raad van Hans van Mierlo opgevolgd door gewoon thuis te blijven. Die asielzoekers zijn meestal een ander onderkomen gaan zoeken omdat ze door de omstandigheden werden gedwongen, een excuus dat voor aliens doorgaans niet geldt. Aliens, laten we daar gemakshalve