Bzzlletin. Jaargang 27
(1997-1998)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Céline Beijer en Peter Altena
| |
VerzamelaarsIn deze bijdrage zal het gaan om de verzameldrift in Rico's vleugels. Dé grote verzamelaars in de roman zijn Cecile en Eduard Rochel met hun schelpenverzameling, maar er zijn meer personages die hun ziel en een deel van hun zaligheid opofferen om objecten in bezit te krijgen. Op welke manier worden de verzamelaars in deze roman in beslag genomen door de objecten, ‘de dingen’ en wat zijn hun motieven om tot het verzamelen te komen? Maar allereerst luidt de vraag: om welke verzamelaars gaat het in het verhaal? Een van hen is Rico Gabrieli. Rico koestert zijn leren jack als een tweede huid. Meisjes hebben het bij hem verloren van losse bromfietsonderdelen - vooral die | |
[pagina 29]
| |
onderdelen die zijn aftandse bromfiets de schijn van een Harley Davidson kunnen geven. Rico, een halfwas Hell's Angel, kruist in de roman het pad van een andere verzamelaar, de malacoloog dr. Ernst Bol. Bol is de drieënveertigjarige directeur van het Seba-instituut aan wie de schelpenverzameling van Cecile en Eduard Rochèl komt toe te vallen. Hij dient daarvoor wel enig geduld op te brengen, want de Rochèls hebben bedongen dat de verzameling voor vertrek nog eenmaal de handen van de verzamelaars dient te passeren - een laatste ‘inventariserend’ afscheid. Bol bemint de schelpen wel, maar de hartstocht van de Rochels mist hij - daarvoor is hij te veel wetenschapper en bureaucraat. Van jeugdige hartstocht heeft hij zich onlangs bevrijd toen hij zijn collectie Bob Dylan-platen aan zijn neefje vermaakte. De enige hartstocht die hij zich na het vertrek van zijn vriendin nog gunt, is zijn zwarte MG-sportwagen. Juist die wagen begeeft het op een strandweggetje waar Rico, al eerder actief in een Duitse kofferbak, toevallig staat. Bol brengt Rico in contact met Eduard Rochel op het moment dat de inventarisatie dreigt te stagneren vanwege een zieke assistent en het plotselinge vertrek van Cecile naar haar zieke zus. De Rochèls zijn dan nog maar net terug in Nederland, waar ze in een Noord-Hollandse kustplaats een gemeubileerde villa hebben betrokken. Ze hebben hun riante onderkomen op de Filippijnen - en niet een Afrikaans paleis -verlaten om hun collectie van zo'n tweehonderdduizend schelpen te redden. De schelpen waren niet langer veilig op Mindanao. Natuurgevaar, criminaliteit en een begerige overheid bedreigden het levenswerk van het echtpaar. De Rochels redden hun verzameling die een waarde van ongeveer twee miljoen gulden vertegenwoordigt door haar te schenken aan het in Amsterdam gevestigde Seba-instituut. | |
De zin van het verzamelenHier rijst de vraag waarom de Rochèls zo veel tijd en leven hebben gewijd aan hun verzameling van schelpen en wat Rico drijft bij het verzamelen van losse motoronderdelen. Roelof van Gelder, een van de geschiedschrijvers van het verzamelen, onderscheidt in De Wereld binnen Handbereik (1992), een boek over verzamelen en verzamelaars, een vijftal motieven. Die motieven, die invloed hadden op inhoud en ordening van de verzameling, zijn: ‘status, investering, religie, esthetiek en wetenschappelijke nieuwsgierigheid’. Van Gelder relativeert het belang van de eerste twee motieven: verzamelingen bleken statusverhogend en soms zelfs winstgevend, maar het verlangen naar aanzien en winst was zelden uitgangspunt. Van Gelder bespreekt onder anderen de Amsterdamse apotheker Albertus Seba’ de naamgever van het instituut van dr. Ernst Bol -, die van de verkoop in 1717 van zijn gehele collectie aan Peter de Grote financieel niet slechter werd. Seba's inspanningen werden dan wel beloond, maar vooraf was niet zeker of zijn investering van tijd en geld ooit hun vruchten zouden afwerpen. Overwegingen van schoonheid speelden bij collectievorming zeker een rol: de ‘dingen’ en hun rangschikking gaven verzamelaar en beschouwer een esthetisch genoegen. Belangrijker nog is het religieuze motief: de verzamelaar verzamelde ‘door God geschapen’ schepselen. De ‘dingen’ van de natuur waren geheiligd; in het nietigste ding immers openbaarde zich Gods wijsheid. Voor Albertus Seba, in wetenschappelijke zin een dilettant, was het religieuze motief doorslaggevend. In het geval van religieuze motivering van het verzamelen verwerft de collectie als vanzelf transcendentie: de verzameling is meer dan wat zichtbaar is. De verzameling verwijst naar onzichtbare wijsheid en verbeeldt die in zekere zin. De collectie is als het door God geschreven Boek van de Natuur. Wetenschappelijke en religieuze motieven gaan hand in hand bij de contemporaine beschrijving van Seba's tweede collectie in een vijfdelige Thesaurus, waarvan het omvangrijke derde deel aan schelpen gewijd was. De inventariserende beschrijving symboliseerde de verzameling, die op haar beurt weer de gehele Schepping verbeeldde. Het verzamelen van schelpen kent een langdurige geschiedenis. De geschiedenis van het bromfietsonderhoud gaat niet zo ver terug. Het verzamelen van losse onderdelen, bij voorkeur van de Harley Davidson, maakt een wat minder museale indruk, maar eigentijds -of misschien toch eerder van de jaren zestig? - is dit verzamelen wel. De Harley Davidson motor | |
[pagina 30]
| |
maakt deel uit van een Amerikaanse legende die vooral in de film, de rock 'n roll en rythm and blues gestalte heeft gekregen. In de film Easy Rider, en in de popsongs ‘Born to be wild’ van Steppenwolf en ‘Unknown Legend’ van Neil Young rijden jonge rebellen over de grote wegen, in vrijheid en ongebondenheid. Zij dromen van persoonlijke autonomie en volledige zelfontplooiing. Heeft de rebelse variant van de Amerikaanse droom vat op Rico? Wil hij wild en vrij zijn? Wat beoogt Rico Gabrieli met het verzamelen van de onderdelen waarmee hij zijn bromfiets optuigt? En welke motieven spelen bij Eduard en Cecile Rochèl een rol? Zetten zij de verzameltraditie van Albertus Seba voort? | |
Vergankelijkheid en collectievormingDe ‘Rembrandtschelp’ (foto: museum Het Rembrandthuis)
Het vuur van de verzamelaar brandt vooral in Cecile Rochèl-Rondee. In dit opzicht zou zij de vrouwelijke pendant kunnen zijn van de Britse diplomaat en verzamelaar de Cavalière uit de roman The Volcano Lover (1992) van Susan Sontag. De ruim zestigjarige Cecile is al vanaf haar vijftiende een verwoed schelpenverza-melaarster: als jong meisje verzamelde zij al ‘nonnetjes’ op het Noordzeestrand. Sinds haar echtgenoot Eddy niet meer werkzaam is als diplomaat in de Buitenlandse Dienst is hij haar compagnon in schelpen geworden. Het collectioneren heeft dit kinderloze echtpaar verenigd: zij hebben een passie opgevat voor dezelfde objecten. Die passie verbindt hen met elkaar en tegelijkertijd scheidt deze hen van anderen. Bij de uitreiking van een eredoctoraat van de University of Boston aan de Rochels noemt de rector-magnificus hun schelpencollectie dan ook het resultaat van ‘a twin passion’. Deze verzameling is een monument dat het echtpaar voor zichzelf heeft opgericht, of liever: Cecile heeft de collectie voor zichzelf en voor haar man opgericht. Cecile en Eduard zijn intussen ondenkbaar zonder hun kostbare schelpencollectie. Wat de dierbaarheid ervan vergroot, is dat de Rochels een aantal exempla- | |
[pagina 31]
| |
ren van hun verzameling zelf hebben ontdekt. Cecile Rochèl-Rondee heeft haar naam geleend aan de Conus Cecilerondae Patchwood 1974 en zal zodoende voortleven in een schelp: voor haar is er leven na de verzameling. Specialiteit van de Rochèls zijn Conusschelpen: alle variëteiten daarvan bevinden zich in hun collectie. Wel laat hun ‘twin passion’ enige ruimte voor persoonlijke voorkeur: zo hebben beide echtelieden in de collectie hun eigen favorieten. Ceciles lievelingsschelp is de Golden Cowry; ze bewaart van die schelpen een kleine verzameling voor zichzelf in een bankkluis op Mindanao. Eduard houdt op zijn beurt van de Sunburst Carrier en van de Conus marmoreus, ook wel Rembrandtschelp genoemd. De even serieuze als gedreven verzamelaarster Cecile heeft die laatste soort vanwege de tekening de tamelijk curieuze benaming ‘stipperdestippies’ gegeven. Met een dergelijke naamgeving aan de dingen detoneert Cecile niet in de traditie van schelpenverzamelaars, waarin wel wonderlijker namen aan schelpen gegeven werden: Gemarmerde Venusnavel, Bagijnedrol en Neptunus' Snuifdoos. In de roman lijkt het erop alsof Cecile met de nieuwe naamgeving een eigen universum schept. Het is daarnaast opmerkelijk dat Cecile deze nieuwe naam nogal neerbuigend hecht aan de favoriet van Eduard, deels om zich te wreken op diens eigenzinnigheid. Met de overdracht van de schelpenverzameling gaat weliswaar de grootste wens van de malacoloog Bol in vervulling, maar voor de schenkers Eduard en Cecile is het einde van de verzameling niets minder dan het einde van hun leven. Ze hebben zelf voor de overdracht gekozen, maar het gevoel dat zij daarmee de dood over zich hebben afgeroepen is onmiskenbaar. Het in de hand nemen, beschrijven, controleren en verpakken, kortom het inventariseren en categoriseren, kan gelden als een laatste groet aan hun dierbare bezit. In niet mis te verstane bewoordingen heet het: ‘De kostbare schat moest hier, in het vaderland, nog eenmaal door hun handen gaan en toegerust worden met laatste briefjes en aantekeningen, zoals men zijn dierbare doden liefdesbrieven meegeeft in de kist.’ Voor Ernst Bol is de collectie Rochèl-Rondee een belangrijke aanwinst voor zijn instituut, dat met deze schenking over de mooiste collectie schelpen ter wereld zal beschikken. In zijn liefde voor schelpen doet Bol niet onder voor Cecile Rochèl-Rondee, maar zijn wetenschappelijke benaderingswijze verschilt van die van de esthete Cecile. Zij wil het liefst met haar veelzijdige en exclusieve collectie pronken. De schoonheid van de schelpenverzameling zou, volgens Ernst Bol, een compensatie zijn voor Ceciles lelijkheid.Ga naar eindnoot1. Met deze platte duiding van de motieven van Cecile demonstreert Bol vooral zijn onvermogen om zich in zijn weldoeners te verplaatsen. Zeker is dat in de ogen van Cecile Rochèl aan de schoonheid van de collectie ernstig afbreuk wordt gedaan door de chaos van dozen, kisten en laden waarin de schelpen nu opgeborgen zijn. In haar ogen zijn de kostbare voorwerpen, die eens met zoveel passie bijeengebracht zijn, door de ordeloosheid gedegradeerd tot stukgoed. Het lijkt dan ook geen toeval dat ontreddering zich van Cecile meester maakt op het moment waarop zij afstand doet van de schelpen, haar kinderen. De overdracht van de schelpen confronteert haar hardhandig met de vergankelijkheid. Deze bazige, bedillerige vrouw dreigt haar ijzeren greep op de wereld te verliezen. Ze is altijd gewend geweest de lakens uit te delen, om de ‘dingen’ nieuwe namen te geven, maar nu ziet ze zich gedwongen om zich te schikken in een ongemakkelijk lot. Daar komt nog bij dat haar doodzieke zus Titia in Menton een beroep op haar doet. Dat doorkruist Ceciles voornemen bij het afscheid van haar verzameling aanwezig te zijn. Het tijdstip van sterven zou in de wereld volgens Cecile te beheersen en te regelen moeten zijn, maar de wereld waarin zij het voor het zeggen heeft, gaat langzaam maar zeker teloor. Met tegenzin zoekt Cecile haar zus op. Wat haar echter vooral zorgen baart, is dat haar man in de villa alleen achter blijft bij de verzameling. | |
Schelpen en hartstochtHaar ongerustheid neemt toe als zij hoort dat Eduard bij de inventarisatiewerkzaamheden wordt geassisteerd door een jongeman. Die jongeman, de motorjongen Rico, is voor Eduard ‘versierd’ door Bol. De reden voor haar ongerustheid wordt duidelijk wanneer een familielid van dr. Bol het een en ander onthult over het ‘Tunesische avontuur’ van de gewezen diplo- | |
[pagina 32]
| |
maat Rochèl. De liefde die Eduard Rochèl zo'n vijftien jaar geleden opvatte voor een minderjarige Arabische jongen heeft hem in een compromitterende situatie gebracht. Het is Cecile geweest, die toen met ferme hand aan deze waarachtige liefde een einde maakte. Door een financiële regeling met de familie van de Arabische jongen te treffen, heeft zij de verstoorde orde hersteld en is Eduard onder haar gezag teruggekeerd. Na deze affaire heeft Eduard ontslag genomen en heeft het echtpaar zich teruggetrokken uit het sociale leven om zich eerst op Curaçao en later op Mindanao te vestigen. In dit schelpenparadijs op de Filippijnen hebben ze zich sindsdien gezamenlijk aan de vervolmaking van de schelpenverzameling gewijd. Zijn oprechte hartstocht voor een jongen heeft Eduard noodgedwongen gesublimeerd in een schelpenpassie. Daarnaast wordt gesuggereerd dat ook Cecile met het verzamelen van schelpen een bepaalde hartstocht sublimeert. In haar jeugdjaren baarde Cecile, dochter uit een welgesteld en zeer onconventioneel bankiersgezin, opzien door het roken van sigaren en een onverholen bewondering voor Anna Blaman -een schrijfster die in de jaren vijftig vanwege haar openlijke homoseksualiteit omstreden was in kleinburgerlijk Nederland. De suggestie van een lesbische identiteit is in het portret van Cecile Rochèl-Rondee moeilijk te miskennen. Het wordt zo ook wat begrijpelijker, waarom ze weigert het bed te delen met haar man. Bol zag in het verzamelen van Cecile een compenserende passie: de lelijke vrouw vergaart mooie dingen. Een andere duiding maakt intussen meer kans: de lichamelijke liefde voor een mens is door haar ingeruild voor passie voor de dingen. Die passie geeft zin aan haar leven. Als ze Eduard herovert op de Arabische jongen en hem terugvoert naar de huwelijkse staat weet ze dat het huwelijk ook hem weinig hartstocht belooft. Ze dwingt hem te delen in haar hartstocht voor de schelpen. Zo bezien is de aanwezigheid van de dingen voor beide echtelieden een absolute noodzaak. Door hun schelpenverzameling kunnen ze voorkomen te zijn wie ze zijn; de dingen houden zo de illusie in stand. Het zijn ook deze objecten die Eduard en Cecile bij elkaar houden. Nu degene die er werkelijk om geeft weg is en Eduard als schelpenbewaker in het gezelschap van een jongen verkeert, is er een vacuüm ontstaan waarin veel mogelijk is, inclusief de opbloei van een allesverterende passie van een oude man voor een jongen. Cecile is hier met reden bang voor: met haar verdwijnen kent de illusie immers geen handhaver meer. Binnen één week verliezen de orde, de beheersing en de harmonie, die gedurende vijftien jaar het gezamenlijk verzamelen volgens welomschreven en onderscheiden categorieën regeerden het van de opwinding en de hartstocht en maken plaats voor een onbeheersbare chaos. In de nabijheid van Rico raken de schelpen voor Eddy Rochèl ieder belang kwijt: ‘De collectie was voor Eddy surrogaat, een mooie leugen, een wassen masker dat smolt zodra er een paar jongensogen op rustten.’ | |
CatastrofeHet moment waarop Eduard Rochèl zijn lievelingsschelp, een Conus marmoreus (‘de Rembrandt-schelp’), en een reusachtige Spider Conch aan Rico Gabrieli schenkt, schudt de door Cecile bewaakte orde op haar grondvesten. De identiteit van Eduard Rochèl raakt op drift. In aanwezigheid van Rico ondergaat hij een metamorfose: de doorgaans zwijgzame, in zichzelf gekeerde man ontpopt zich als een tomeloze verteller van spannende verhalen over het opduiken van schelpen. Dr. Bol stelt verbijsterd vast dat Eduard Rochèl, die altijd zo nauwgezet werkt, in het gezelschap van de jongen opeens fouten maakt in schelpennotaties. Die vergissingen schijnen Rochèl nauwelijks te deren; hij maakt zich blijkbaar eerder druk om de aankoop van gestampte muisjes, Rico's favoriete broodbeleg. De schelpenverzameling verliest door de schenking aan Rico twee mooie en kostbare schelpen, maar belangrijker is toch dat Eduard Rochèl zichzelf hervindt. Hij is weer ‘de oude’, de man van ‘het Tunesische avontuur’. De grens die hij in zijn leven trok of liet markeren -om maar niet in contact te komen met jongens -bestond uit schelpen, dezelfde schelpen die hij nu offert worden om die grens te passeren. Daarmee schendt Rochèl een keurig, maar passieloos huwelijksverbond. Hij heeft het kleed van de verzamelaar afgelegd en verschijnt weer als verleider, als hartstochtelijk liefhebber van jongens. De liefde voor Rico | |
[pagina 33]
| |
wint het moeiteloos van de schelpenverzameling. Onthullend is de volgende beschrijving van Eddy Rochèl, gezien door de ogen van de inmiddels teruggekeerde echtgenote Cecile: In die ene week waarin ze hem alleen gelaten had, was hij een grens overschreden. In één week had die verterende passie, die zij niet kende -nooit gekend had en nooit zou kennen, omdat hij in niets leek op die voor schelpen -hem meegevoerd naar een ontoegankelijk, vijandig gebied waarin hij niet te volgen was en waaruit alleen de tijd hem zou kunnen laten terugkeren. Wat Rico Gabrieli ondanks alle verschillen met de schelpenkenners deelt, is zijn bezetenheid voor een ding, in zijn geval een tien jaar oude, vierde of vijfde hands Yamaha die hij heeft opgetuigd met allerlei Harley Davidson-onderdelen. Zijn dagelijkse zorg is het uit handen van de politie te blijven, die hem in de gaten houdt omdat hij als minderjarige geen brommer mag rijden. Hij koestert de droom ooit op een motor door Spanje te crossen, ‘met een griet met wapperend haar achterop’ -een droom die afkomstig lijkt van de poster waarmee Rico een muur van zijn kamertje in het ouderlijk huis heeft behangen. Ook al zal die droom vooralsnog geen werkelijkheid worden, door op een brommer met schamele motorallusies te rijden, zich in een gestolen leren motorjack te steken en een T-shirt te dragen waarop de beroemde Harley Davidson-vleugeltjes zijn gedrukt, meet Rico zich de identiteit van een Hell's Angel aan en lijkt zijn droomwereld niet helemaal buiten bereik. Het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat hij overstuur raakt, als hij na een dag schelpen sorteren bij Rochèl zijn favoriete shirt met het Harley Davidson-embleem kwijt is. Hij vindt dat shirt overigens weer terug: de hopeloos verliefde Eduard blijkt dat voor één avondje te hebben achter gehouden. Met Rico's brommer loopt het minder goed af: de politie houdt Rico op een kwade ochtend aan en neemt het ding in beslag. Met die inbeslagname stort de wereld van Rico in: ‘De herinnering aan hoe zijn brommer afgevoerd was, werd hem te veel en hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en begon te huilen.’ Zijn ontroostbaarheid hangt nauw samen met het feit dat hij zijn bizarre voertuig nodig heeft om te kunnen zijn wat hij niet is. Op zijn brommer met motoraccesoires kan hij voorgeven tenminste een zestienjarige te zijn. Dat zijn brommer hem wordt afgenomen, is dan ook een daad van ontmaskering. Hij moet zijn voorgewende identiteit afleggen en wordt een ‘nobody’. Zo verknocht als Rico aan zijn opgetuigde brommer is, zo onverschillig staat hij aanvankelijk tegenover de schelpen. Zijn verhouding tot die fraaie voorwerpen is aanvankelijk louter instrumenteel: het spreekt hem vooral aan dat hij met wat eenvoudig uit- en inpakwerk geld kan verdienen. Via dit werk, een bedrijvigheid om niets, hoopt Rico een baantje in Amsterdam te vinden, waar hij op kamers wil gaan wonen en vrienden zal vinden. Vanaf het moment dat hij van Rochèl twee schelpen cadeau krijgt, verkeert Rico in de waan een toegangsbewijs tot een hogere sociale status in handen te hebben: Veel grootsere verwachtingen speelden door zijn hoofd, verwachtingen die zijn leven op een ander plan zouden brengen! En terwijl hij daar zo stond, één voet aan het asfalt en zijn hoofd in de nek kijkend naar de sterren, was hij dezelfde jongen al niet meer, had hij niets meer te maken met kleine, miezerige uitbuiterijtjes, met hap-snap handeltjes, met klunzige inbraakjes in clubhuizen waar niks te halen viel, met dit hele waardeloze rotdorp en openden zich nieuwe verschieten, een nieuwe, veelbelovende toekomst. Deze nieuwe status, waar het kansarme milieu verruild is voor een bemiddeld bestaan, krijgt gestalte in een droom. Rico, opgegroeid bij een harteloze vader en een uithuizige moeder, ziet in zijn droom Rochèl verschijnen als vaderfiguur. Rico is plots de geliefkoosde zoon die voor zijn nieuwe vader schelpen in alle soorten, maten en kleuren opduikt. Alles zou Rico Gabrieli voor de oude Rochèl willen doen, als hij maar met deze man mee zou mogen ‘naar de Filistijnen’, zoals hij het tweede vaderland van de Rochèls hardnekkig noemt. In vergelijking daarmee valt zijn vurige wens ooit een echte Harley Davidson te bezitten zelfs in het niet. | |
[pagina 34]
| |
Voor Rico ondergaat de schelp de transformatie van een in-en uit te pakken ding naar een middel om zich een nieuwe identiteit te verwerven. En een nieuwe identiteit zal Gabrieli uiteindelijk ook aannemen, al staat die lijnrecht tegenover de door hem gedroomde en gewenste. Door tussenkomst van mevrouw Rochèl-Rondee, vervroegd teruggekeerd uit Menton omdat zij haar man in de buurt van een jongen absoluut niet vertrouwt, zal zijn uitverkiezing niet bewaarheid worden. De dromen en beloften van geld en avonturen in een nieuw land blijven een illusie en dat drijft Rico op zijn beurt tot wanhoop. Of is het wraak op die ‘ouwe heks’, die hem van het ene op het andere moment buitensluit, verstoot, eruitgooit en dumpt, ‘als een paar afgetrapte schoenen’? Op een omgebouwde brommer verenigt deze kleine Hell's Angel het engelachtige en het demonische. In weerwil van zijn achternaam, waarin een potentiële aartsengel schuilgaat, ontpopt Rico zich uiteindelijk als duivel. Zijn zwarte kleding blijkt - achteraf gezien -een onheilspellend voorteken! Als een ware Lucifer laat hij de villa van de Rochèls branden als was dit huis de hel. De schelpencollectie, waarvan de schoonheid tijdelijk teloor was gegaan door de opslag ervan in dozen, kasten en laden, gaat definitief in rook op. Dat de demonische zijde van Rico de overhand krijgt, is misschien minder gelegen in zijn aard of aanleg, maar in zijn relatie tot de dingen die hem omringen en de betekenis die hij aan die dingen geeft. Bij het verlies van de brommer wordt Rico de kansarme veertienjarige die hij is, maar niet wil zijn. Omringd door schelpen verliest hij zich vervolgens in een wereld, die geen werkelijkheid kan worden. Daarbij zijn de schelpen dragers van een boodschap die hij op tragische wijze misverstaat of misinterpreteert. Zoals hij aanvankelijk op het strand zijn vleugels oefende om op te stijgen en hoog te vliegen, zo stort hij uiteindelijk als een ware Icarus neer. | |
MetamorfoseAl zijn schelpen, sportwagens en bromfietsen dingen van een verschillende orde, in Rico's vleugels hebben zij gemeen, dat zij hun eigenaren vrijwel volledig in bezit nemen. Waar Cecile Rochèl-Rondee onlosmakelijk met haar schelpen is verbonden en waar de identiteit van Bol wordt bepaald door schelpen en zijn sportauto, daar heeft Rico zijn Yamaha. Met zijn verrijkte brommer is hij niet wie hij is, maar die hij zijn wil. Zoals hij zijn bromfiets ombouwt en vergroot, zo wil hij ook zelf ‘groter’ zijn dan hij is. Rico heeft zijn brommer nodig om een andere en oudere Rico te worden. Eduard en Cecile Rochèl ontlenen aan de schelpen hun maatschappelijke en wetenschappelijke status; dankzij deze fossielen kunnen de gemankeerde bezitters ervan hun kwetsbare identiteit ontkennen of op zijn minst verhullen. In het geval van de Rochèls is die relatie tussen ding en identiteit er een van wederzijdse betrokkenheid, al geldt dit voor Eduard slechts gedurende een aantal jaren. Een bepaalde schelp draagt de naam van Cecile Rondee, waardoor zij voortleeft in die schelp en in een dubieuze etymologische exercitie onthult Eduard een voorbestemde verbondenheid tussen schelp en identiteit.Ga naar eindnoot2. Dr. Ernst Bol kan als nieuwe eigenaar van een unieke, kostbare schelpencollectie zijn aanzien als museumdirecteur en wetenschapper vergroten, wat wellicht een troostrijke gedachte is voor de man, die vrouw noch vriend heeft om lief te hebben. Hartstochtelijk en onvoorwaardelijk geven Ernst Bol, Cecile Rochèl-Rondee -en tijdelijk in haar voetspoor Eduard -zich over aan de schelpen. Hun denken en doenis door schelpen bezet. Wat zouden Cecile en Ernst zonder schelpen zijn? Het antwoord op die vraag ligt besloten in de wanhopige poging van de malacoloog en de verzamelaarster om de verwoeste schelpencollectie alsnog uit de brandende villa te halen. Met het verlies van de schelpen valt de wereld van Cecile en Bol in stukken uiteen. Dat maakt van deze bondgenoten lotgenoten. Bovendien hervormt de catastrofe de schelpen in dragers van de vanitasgedachte. De omvangrijke schelpenverzameling heeft voor Eduard Rochèl jarenlang gefungeerd als afgrenzing van zijn identiteit. Hij had de objecten nodig om te beletten dat hij ooit nog ‘de oude’ zou worden. Het is dan ook niet zo verbazingwekkend, dat de toenadering van Eduard Rochèl tot de jongen Rico Gabrieli gepaard gaat met een zich afwenden van de schelpencollectie. Door afstand te doen van de dingen ontstaat een vacuüm en kan Eduard Rochèl meegesleurd worden in zijn onbeheersbare hartstochtvoor een jongen. | |
[pagina 35]
| |
De schelp is voor hem dan niet langer een middel tot afgrenzing, een verzamelobject, een fossiel, maar fossiele brandstof voor een allesvernietigende passie. Die passie scheidt Eddy Rochèl uiteindelijk definitief van Cecile. De verzamelaar van weleer neemt de gedaante van een vader en verleider aan. Het overschrijden van gestelde grenzen, waarbij de dingen een cruciale rol spelen, laat identiteit niet ongemoeid. Wanneer Rico afstand moet nemen van zijn opgetuigde brommer, is hij als vrije vogel gekooid. Hij vindt daarop troost en hoop in de voorstelling gewenste zoon en jonge minnaar van de vermogende Rochèl te zijn. Deze gedroomde transformatie brengt een belangwekkende verandering in sociale status met zich mee. Nog onwennig en onervaren is Rico ten aanzien van zijn seksuele identiteit, waarin hij welbeschouwd door de oudere man wordt ingewijd. Metamorfosen, zoals Eduard Rochèl en Rico Gabrieli die ondergaan, zijn mogelijk wanneer identiteit niet langer bepaald wordt door de objecten, maar door de subjecten. Rochèl en Rico kunnen zichzelf tenslotte overstijgen als ze zich niet langer laten bezetten door de dingen die hen zo lang beheersten. Voor Ernst Bol en Cecile Rochèl-Rondee zijn de objecten in eerste en in laatste instantie bepalend voor hun identiteit, voor Eduard Rochèl en Rico Gabrieli blijken de dingen uiteindelijk de mogelijkheid tot transcendentie te vertegenwoordigen. Schelp of brommer, de objecten als zodanig zijn voor hen geen begerenswaardige voorwerpen meer. De dingen verliezen de macht om identiteit te bepalen en fungeren hooguit nog als voertuigen van hartstocht en droom. In Rico's vleugels worden die hartstocht en de droom gekoesterd. De catastrofe is onafwendbaar, maar het is in het aangezicht van de vergankelijkheid beter hartstochten en dromen gekend te hebben dan louter als ding te hebben bestaan. Céline Beijer is als docente Nederlands verbonden aan het Dominicus College te Nijmegen. Zij publiceert en geeft lezingen over twintigste-eeuwse Nederlandse literatuur. |
|