Bzzlletin. Jaargang 27
(1997-1998)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
[pagina 110]
| |
De laatste der boniseurs
| |
[pagina 111]
| |
[pagina 112]
| |
[pagina 113]
| |
[pagina 114]
| |
[pagina 115]
| |
[pagina 116]
| |
[pagina 117]
| |
[pagina 118]
| |
[pagina 119]
| |
Tegen deze historische achtergrond hoorde ik Cherry Duyns het verhaal ‘Montagne & zoon’ voorlezen. In de daaropvolgende jaren heb ik hem dikwijls in het openbaar gesproken. En steeds vroeg ik hem dan en publie, of hij als besluit van ons gesprek een ander verhaal dan ‘Montagne & zoon’ uit zijn bundel De bovenman (1989) wilde voorlezen. ‘Tarzan’, bijvoorbeeld. Hoe graag had ik hem niet horen vertellen over Johnny Weissmuller, vijfvoudig Olympisch zwemkampioen in 1924 en in 1928, - zijn lievelings-Tarzan. ‘Fraai van lichaamsbouw, soepel van tred en allemachtig van kreet: Aiiaiiiiaiiiiiiiiaaijaiijaaaaaaaaau!’ Een van de vele onvergetelijke anekdotes uit het leven van de enige echte Tarzan die in dat verhaal werd vereeuwigd, is deze: ‘Toen Johnny Weissmulller eens bij een opname van een film blijk wilde geven van zijn verbale mogelijkheden en de zin “Jij lopen” uitwerkte tot “Jij lopen vlug!”, onderbrak de regisseur deze tekstverandering met de mededeling: “Zeg nou gewoon wat er staat, ga geen redevoeringen afsteken.”’ Maar Duyns heeft, tot mijn grote verdriet, ‘Tarzan’ nooit in het openbaar willen voorlezen, naar ik aanneem omdat hij bang was dat hij zich hopeloos zou verslikken in de onvermijdelijke oerkreet van de aapmens. In plaats daarvan las hij wel eens ‘De bovenman’, een ontroerende vertelling over de laatste dagen van het rondreizende ‘Grand Théâtre Mirabilis’. Voor de oorlog was de directeur daarvan nog jong en buigzaam geweest. Hij drukte in die dagen bij voorbeeld handstanden op flessen, brugleuningen en wandelstokken, maar toen hij als bovenman een kopstand op een hoge losse ladder maakte, uit zijn evenwicht raakte en naar beneden viel, was het met zijn ongeëvenaarde loopbaan gedaan. Vervolgens werd hij, zeg maar, gewoon weer een onderman. Met alle menselijke gevoelens van dien. Hij verdeelde de wereld in drie categorieën: Iet - zijn vrouw -, de grapjassen - God was bij voorbeeld een grapjas - en de rest: de geitekoppen. De directeur sleet zijn dagen als boniseur van het ‘Grand Théâtre Mirabilis’. Er was op de hele kermis geen betere boniseur dan de bovenman. Die kreeg zelfs doven naar binnen. En blinden als het moest. Maar dankzij ‘een misverstand’, zoals Duyns het in zijn melancholieke stijl uitdrukt, hielp de bovenman zijn eigen nering naar de Filistijnen. Hij was de laatste der boniseurs. Zoals Cherry Duyns de laatste der ware verhalenvertellers is.
J. Heymans
De bovenman van Cherry Duyns verscheen in 1989 bij uitgeverij Thomas Rap als onderdeel van de gelijknamige bundel. Guido van Driel (Amsterdam, 1962). Autodidact. Hij begon in 1986 als illustrator bij Folia, het weekblad van de Universiteit van Amsterdam en werkte eerder als illustrator voor o.m. de Volkskrant. Hij publiceert strips in Ons Amsterdam (‘Toerist in eigen stad’, samen met Bas Blokker) en Nieuwstribune (‘Producentje en Consumentje’). In september 1994 verscheen zijn stripalbum Vis aan de Wand bij uitgeverij Oog en Blik (Stripschapspenning 1995) en in 1996 bij diezelfde uitgeverij Meneer Servelaat neemt vakantie (in datzelfde jaar in Brussel bekroond met de ‘Prijs de Leeuw’). Hij is ook actief als schilder en exposeerde o.m. in galerie Het Magazijn in Amsterdam (in 1991) en - samen met o.m. Theo van den Boogaard, Joost Swarte, Loustal en Crumb - in 1994 tijdens de Haarlemse Stripdagen. |
|