Poste restante
Ron Elshout
Kristallen. Metaforen.
Eerst als alles is gerangschikt
en alle dingen hebben plaatsgevonden,
treedt wanorde aan het licht.
Hans Faverey [uit: Verzamelde gedichten]
Hét boek is natuurlijk Verzamelde gedichten, altijd opnieuw omzichtig benaderd, er in gelezen, gebladerd, er over gepeinsd en daarbij bijna altijd de ervaring dat die poëzie iets met mijn bestaan doet. Faverey dacht tijdens het schrijven niet aan een lezer, maar in ...die zo rijk zijn aan zichzelf... - de bundel over Favery die onlangs verscheen - zijn onder meer ‘aantekeningen voor het interview met T. van Deel’ opgenomen. Eén van die aantekeningen luidt: ‘Voor wie? Houdt me niet bezig. Voor mezelf, een paar mensen die het kennelijk interesseert. Maar op een onbewoond eiland zonder publiek, zou ik het ook doen.’ Maar toch... ‘Alles wat mij vertrouwd is, // kan vreselijk stuk. Door te weinig / stuk te zijn, ontloop ik de kans / om dit in sierlijke regels //te moeten ontkennen’. Blijkbaar voor Hans Faverey een waarheid, en voor mijzelf niet minder. En in een brieffragment aan Lela Zeckovic lezen we: ‘(..) And the second perhaps more important thing is: where can I find absolute truth, pureness. And how can I approach this. [... ] What is life, how we can show it, directly or indirectly. Perhaps you laugh that I am so naiv to believe that I can find this, but to go to it, this is beautiful. It keeps me moving, I shall not be an old, black water where even fishes don't want to live, and no plants grow. Even if God would say: “Dear Hans, be quiet, here is 1 kilo truth, sit down and eat it”, I should not accept it. God can go to heil with his truth, because it is His truth, I must find it myself. (..)’ Onmiddellijk schiet me Faverey zelf te binnen: ‘Wat moet een brief zoals / deze hierniethebben doorstaan / om zo dicht te kunnen naderen // tot zijn voltooiing.’ Hoewel de brief stamt uit 1955 ‘herken’ ik dit als een betere beschrijving van wat me overkomt bij het lezen van zijn
gedichten dan ik zelf kan leveren. Hiermee bedoel ik niet dat Verzamelde gedichten zes ons waarheid behelst, maar zes ons van de schoonheid van het zoeken naar die waarheid.
Wie geïnteresseerd is in de ‘stilstand’ en de ‘verdwijningen’ in Favereys werk, moet ook en vooral - op zoek naar Waarheid en Schoonheid, de voltooiing zo lang mogelijk uitstellend - de bewegingen zien die er aan voorafgaan. En daarbij is iedereen natuurlijk op zoek naar zijn eigen waarheid. Hoe kan het ook anders? Die waarheden zullen niet altijd dezelfde zijn. Hoe kan het ook anders? Maar wat doen die waarheden met het oeuvre van Faverey? ‘Alles wat mij vertrouwd is, // kan vreselijk stuk’.
Napraatpapegaaien vertonen de neiging gedichten van Hans Faverey dood te slaan met het predicaat ‘autonoom’. Steevast duikt dan de formulering op ‘dat die gedichten niet refereren aan iets in de werkelijkheid en naar niets anders verwijzen dan zichzelf’. Als het prachtig verzorgde ...die zo rijk zijn aan zichzelf... al zin heeft, dan is het in ieder geval dat dit standpunt door dit boek in beweging gezet wordt. Hét voorbeeld om dat te verduidelijken is ‘de metafoor’. ‘Als elke woord voor alles kan staan, kan het woord schorpioen voor het begrip “communicatie” staan en het woord steen voor het begrip “woord”. Een symbolische of metaforische lezing is dan niet nodig. Zodra je een woord gaat duiden door het te laten verwijzen naar iets anders dan zichzelf, creëer je een “foutenuitbarsting” zoals de dichter metaforen noemt,’ staat ergens in de bundel te lezen. De schrijver van deze regels verwijst naar Favereys dichtregel ‘Metaforen. Foutenuitbarstingen.’ en gaat voorbij aan de vraag of daar staat ‘metaforen zijn foutenuitbarstingen’. Ik wil niet beweren dat die uitleg per definitie onzin is, maar de kracht van Favereys poëzie bestaat er mijns inziens nu juist in dat er niet staat