| |
| |
| |
Nicole Wildeboer
Soap maak je in een team, literatuur in je eentje
Drie stemmen uit de soapbranche
Het zenuwcentrum van de Nederlandse soaps bevindt zich niet in Aalsmeer, Hilversum of Utrecht, maar midden in Amsterdam, aan de Warmoesstraat. Bij Doctor Proctor Scripts Eerste Nederlandsche Scenariofabriek worden de scripts voor de drie soaps die Nederland rijk is geschreven. Goede Tijden, Slechte Tijden (uitgezonden op RTL 4), Onderweg Naar Morgen (Veronica) en Goudkust (SBS 6) komen uit dezelfde koker.
Goede Tijden, Slechte Tijden was de eerste soap waar Proctor zich in 1992 over ontfermde, een serie die in 1990 was begonnen als een vertaling van de Australische soap The Restless Years. Al gauw werd de soap steeds meer aangepast aan de Nederlandse maatstaven. Nederlandse acteurs bleven aan, die als personage al lang uit het origineel waren vertrokken, anderen stapten juist weer te vroeg op. Er ontstond kortom behoefte aan een bedrijf dat orde in de chaos zou brengen en nieuwe, oorspronkelijk Nederlandse scripts kon leveren. Rogier Proper is directeur van deze onderneming die inmiddels circa veertig werknemers telt. Na Goede Tijden, Slechte Tijden kwam Onderweg naar Morgen, dat al enige tijd bestond, maar in 1995 ook onder Proctors hoede werd genomen. In maart 1996 verscheen de eerste echte, oorspronkelijk Nederlandse soap op het scherm: Goudkust.
Al is niet iedereen altijd even gecharmeerd van het resultaat, toch valt niet te ontkennen dat de Nederlandse soap het goed doet: per avond kijken alleen al drie miljoen mensen naar Goede Tijden, Slechte Tijden. Wat vinden medewerkers zelf van de vrucht van hun arbeid? ‘Ik ben geen soapfanaat, maar je hoeft geen soapfanaat te zijn om eraan te werken,’ meent Proper. ‘Ik ben nog steeds niet zo'n soapkijker,je zit er meteen zo aan vast,’ zegt Carolien Zilverberg, dialoogschrijver en eindredacteur van Goede Tijden, Slechte Tijden. ‘Ik kijk er graag naar, maar je moet er niet te zwaar aan tillen. Het is gewoon prettige televisie’, vindt Suzanne Hazenberg, dialoogschrijver en storyliner van Onderweg naar Morgen. Toch hebben ze alle drie vanuit hun verschillende invalshoeken het nodige te vertellen over de wondere wereld der soaps.
| |
De directeur: Rogier Proper
Behalve dat hij redacteur van Propria Cures was, en journalist voor Vrij Nederland, werkte Proper voor de VPRO-radio, waar hij programma's maakte als Ronflonflon met Jacques Plafond. In dat programma speelde hij bovendien de filmrecensent Jaap Knasterhuis. Verder is hij scenarist van documentaires en films en was hij hoofdredacteur van het filmblad Skoop. Kinderen kennen hem misschien als de schrijver van Beertje Bonzibor en Jakkes! Zes sprookjes van Gert Verderrie. Vorig jaar richtte hij het nevenbedrijfje Propeller op, dat niet-soapseries gaat maken voor televisie (‘Onthoud die naam!’).
Steeds meer geletterden bekennen van soaps te houden en schrijvers als Anna Enquist en Boudewijn Büch komen er openlijk voor uit dat ze kijken.
Rogier Proper: Geloof jij het? Al die alfabete mensen kijken er met een zwaar-ironische blik naar, het is niets dan koketterie. De doorgeleerde intellectuelen die ik ken, vinden het allemaal even verschrikkelijk. Vanuit een camp-motief kijken, mij hoor je niet klagen. Maar de soaps zijn voor andere mensen gemaakt -voor de kijker die een keer bereid is om mee te doen aan het spel en in de verhalen en de karakters wil geloven, vanzelf meer wil zien en iedere dag wil kijken hoe het verder gaat -het principe van de meeslepende never ending story.
Waaruit bestaat uw bemoeienis met soaps?
| |
| |
Doctor Proctor Scripts wordt door mij geleid. Naast alle organisatorische en personeelsmatige rompslomp en het ontvangen van bureaucratische Arbodienstambtenaren, maak ik per soap deel uit van de drie coördinerende teams die over de verhalen gaan, de verhaallijnen bedenken en uitzetten. Verder doe ik mijn best het hele schrijfproces van A tot Z te volgen.
Dient literatuur als inspiratie bij soaps?
Het is allemaal een kwestie van stijl en techniek. Of je nu een film maakt, een televisiedrama, een kort verhaal of zelfs een gedicht, het gaat om het vertellen van een verhaal. Ik kan me voorstellen dat je van beroemde, negentiende-eeuwse Russische romans qua thematiek heel veel in soaps kunt terugvinden en ook de Franse romantische literatuur met al die liefdesgeschiedenissen levert ongetwijfeld een bruikbare bron op, om maar te zwijgen van de moeder-zoon-vader-driehoeksverhouding in de koningsdrama's van Shakespeare. Maar dan doel ik op een thematische verwantschap, terwijl bij soap de vorm voorop staat, een bepaalde vorm van vertellen, heel simpel, heel doorzichtig, heel toegankelijk, omdat het doel van de soap is om een heel groot publiek te bereiken. Daarom kan je beter zelf een verhaal bedenken dan zo'n boek om te zetten.
Zowel in een literair verhaal als in een soap dient de dialoog om het verhaal verder te helpen en sfeer te scheppen, maar bij soap moet de problematiek explicieter uitgelegd worden. We proberen enige suggestie in de gesprekken te bewaren, maar de literaire vrijheid om te verhullen en veel impliciet te laten, hebben we niet. De opbouw van een soapdialoog is bovendien anders, strenger gebonden aan een afgebakend tijdsverloop dan in literair proza. Het is ook anders dan bij film, waar de dialoog ondergeschikt aan het beeld is, waardoor beschrijvingen achterwege kunnen blijven.
Van bijvoorbeeld, ik noem maar wat, Arnon Grunbergs roman Figuranten is wel een soap te maken, maar zo'n bewerking is geen verkieslijk lot voor het oorspronkelijke boek. Het is verkeerd gedacht om een boek dat je mooi vindt in een andere vorm tot leven te brengen, te transformeren in een ander medium als film of televisie. Ik vind dat pure gedachtearmoede en energieverlies, dat boek is geschreven als boek, met een eigen taal die door een verandering van context zijn kracht verliest. Niet doen dus.
Toch lezen de soappersonages wel eens een literair werk: Gerard Reves Het Boek van Violet en Dood of A.F.Th. van der Heijdens Advocaat van de hanen. Kunnen dialoogschrijvers dat in het script zetten, of beslist men dat in de studio?
Als het functioneel is en het deel uitmaakt van de dialoog lijkt mij dat mogelijk. Maar als het de aandacht van het verhaal afleidt, ben ik er op tegen. Meestal is het resultaat bij zo'n scriptschrijversgrapje te gekunsteld, dan denkt de kijker: ‘Advocaat van de hanen? Robert? Laura? Wat moeten die mensen daar in godsnaam mee?’ In soaps vermijden we juist zoveel mogelijk elementen die naar de concrete werkelijkheid verwijzen. Want paradoxalerwijs zie je door zo'n uitgelokte vergelijking met de realiteit juist hoe onecht het is en dat ondermijnt het benodigde geloof in de verhaalwereld. Onze opzet is het verhaal abstracter en tijdlozer te maken. De nieuwe Goudkust-reeks zal daarom minder openlijk in de omgeving van het villadorp Aerdenhout gesitueerd zijn dan vorig seizoen; het realisme moet op die manier wat teruggedrongen worden.
Maar de tijd doet wat dat betreft ook zijn werk: GTST speelt veel langer en is daardoor een abstractie op zichzelf geworden, de locaties enpersonages zijn zulke gegevens geworden in de hoofden van de kijkers dat je ze inmiddels ook de meest rare, onwerkelijke dingen kunt laten doen als dat bij hun karakter past. Want daarin zijn we zeer gebonden: wij moeten eeuwig dóór met die personages, een ontwikkeling in hun karakters gaat over jaren, ze maken steeds nieuwe dingen mee, maar ze mogen er niets van leren. Abrupte verandering is onwenselijk. Dat is het verschil met roman- of filmpersonages, die komen heel anders de roman of de film uit dan ze aan het begin waren.
Is de werkelijkheid daarmee onbruikbaar voor soaps?
Als literatuur al iets met de werkelijkheid te maken heeft, geldt dat voor soap nog minder, sterker nog: het heeft helemaal niets met de werkelijkheid te maken. GTST is heel onwerkelijk, al wordt het door men- | |
| |
sen van vlees en bloed gespeeld. Maar, toegegeven, soms lees je dingen in de krant die erg bruikbaar zijn, iemand die eenander opsloot of eriets engs mee deed. Laatst las ik een bericht over een comatueuze vrouw die opeens zwanger bleek en dus in die weerloze toestand misbruikt moet zijn. Als het past in de verhaallijn levert dat geweldig materiaal op.
Vaak wordt de werkelijkheid in soaps hinnengesluisd door reclame. Dan zit iedereen weer Dorito-chips te eten of er wordt met veel nadruk gezegd: ‘Eén Cócá-Cólá, alstublieft’.
Als dat te ver doorgevoerd wordt, is het funest voor de geloofwaardigheid van de soap. Maar dat is de verantwoordelijkheid van de producent, dat zetten wíj niet in de scripts.’
| |
De eindredactrice: Carolien Zilverberg
Carolien Zilverberg was kinderboekrecensente van NRC Handelsblad en later eindredactrice van het tijdschrift Skoop. Daardoor kende ze Rogier Proper al. Toen Doctor Proctor Scripts de scripts voor GTST ging leveren, werd Carolien Zilverberg gevraagd de eindredactie op zich te nemen. Nu, vijf jaar later, is ze eveneens geroutineerd dialoogschrijver voor GTST, en de eeuwige winnaar van het Nationaal Dictee bij Doctor Proctor. Binnenkort verschijnt ze met Proper in het televisieprogramma 10 voor taal.
Sloot het werk bij Skoop aan bij dat voor soap?
Niet echt. De eindredactie van een script is heel iets anders dan de eindredactie van een artikel. Vanaf het begin was duidelijk dat aan scripts andere eisen worden gesteld. Je moet letten op zaken als dramatische opbouw en spanning. Ook de taal is verschillend; in een script gebruik je spreektaal. Een artikel moet vloeiend geschreven zijn, in een script hoeft dat helemaal niet. Het is daarin tevens mogelijk dat een zin niet wordt afgemaakt, dat iemand stamelt of niet uit zijn woorden kan komen - dat geeft juist een natuurlijk effect. Personages uit GTST maken fouten, zijn inconsequent of kletsen zich helemaal vast, ze redeneren heel anders dan in een artikel gebeurt. Het mag dus gerust niet kloppen wat er gezegd wordt, een personage kan glashard liegen als de situatie dat verlangt, wat in een artikel op z'n zachtst gezegd ongewenst is.
Kijk je nu met een ander oog naar soap?
GTST is de enige soap die ik dagelijks volg. Ik ben vooral benieuwd hoe het uitpakt: bij Joop van den Ende in Aalsmeer geven ze vaak een heel eigen draai aan de scripts die wij voor ze hebben gemaakt. Hoe het wordt gespeeld, hoe het in beeld wordt gebracht is heel anders dan op papier natuurlijk. Het is een wisselwerking tussen script en uitvoering en hoe langer ik ervoor werk, hoe meer ik rekening kan houden met de acteurs die de teksten ten gehore brengen. Je krijgt een idee van wat ze aankunnen. Bij sommige spelers weet ik dat ze iets niet zo kunnen uitspreken zoals ik dat zou willen. Bij nieuwe acteurs, die nog gecast moeten worden terwijl wij er al voor moeten schrijven, heb ik het wel eens moeilijk. Dan weet je niet hoe ze acteren of hoe ze eruitzien, en het blijkt altijd anders te zijn dan verwacht.
Het personage voor wie ik het liefst teksten schrijf, is meneer Harmsen. Hij is een dankbaar object, een tragi-komische figuur. In Privé stond dat hij gaat trouwen, maar daar weten wij niets van. Het is vast verzonnen, dat zal niet de eerste keer zijn. Dian, de tweede Dian, is ook erg leukgeworden. Ze speelt een slechte vrouw, maar ik vond haar daar aanvankelijk te liefjes voor overkomen. Gaandeweg is het me meer gaan aanspreken dat ze zo lief kan kijken en tegelijkertijd de meest vreselijke dingen zegt. Toen Sylvia ten dode opgeschreven bleek, heeft Dian, die het nooit zo kon vinden met haar stiefmoeder, zich van haar beste kant te laten zien; ze bleek ook kwetsbaar te kunnen zijn. Als zo'n sterke vrouw zich ook op die manier kan laten kennen, vind ik dat prachtig. Voor dat soort scènes schrijf ik graag dialogen.
Laura Alberts vind ik ook wel interessant, juist omdat ze geëxalteerde trekjes heeft en tegelijk ook weer heel goeiig is. Haar karakter is tamelijk gelaagd. Van Laura werd gezegd dat ze een te veelzijdige vrouw is, ze heeft te veel talenten voor één persoon. Ze heeft in no time haar studie rechten afgerond en heeft nu een heel goede baan in de advocatuur, ze is zangeres geweest, ze heeft geschilderd, ze is binnenhuisarchitecte geweest, wat al niet. Voor zo'n begaafd type is het prettig teksten schrijven.
| |
| |
Naar wat voor taal streef je als eindredacteur?
Ik wil spreektaal hebben. Prachtige lange literaire zinnen kort ik in. Archaïsche boekentaal moet eruit. Verder bestaat er een verbod op staande uitdrukkingen. De gedachte daarachter is dat de serie toch al één groot cliché is. Ik vind zelf dat uitdrukkingen soms heel goed de lading dekken, en daardoor eigenlijk onvervangbaar zijn. Neem bijvoorbeeld ‘er geen gras over laten groeien’. Als je dat moet omschrijven, krijg je iets heel onhandigs en houterigs als: ‘Nou, jij bent ook niet iemand die lang wacht.’ Waar ik een enorme hekel aan heb, is het soapcliché ‘Ik zal er voor je zijn’. Daarbij vraag ik me af: wáár zal je dan zijn en wat ís dat ‘er zijn’, je bent er toch al? Ik zou deze zelf graag op de lijst van de verboden uitdrukkingen zetten. Zeg dan: ‘Je kunt altijd op mij rekenen’, of: ‘Je kunt altijd bij me terecht’, wat het inmiddels vertrokken personage Helen Helmink steeds zei.
Is er wel eens samenwerking tussen acteurs en schrijvers?
Samenwerking is niet het juiste woord. Op feestjes of via producers geven acteurs wel eens door dat ze een brandende wens hebben. De acteur die Arthur speelt, had bijvoorbeeld te kennen gegeven dat hij graag iets met sport wilde doen en daarom heeft hij na enig verder aandringen een eigen sportschool gekregen. Daniël heeft meer dan eens gezegd dat hij het leuk vond om ironische teksten te krijgen, daar geven we graag gehoor aan. Roos had zelf voorgesteld om te spelen dat ze boulemie had, daar had ze zich ook echt in verdiept. Dat verzoek is dan ook gehonoreerd.
Kan ironie niet verkeerd uitpakken in soap?
In GTST lopen altijd een stuk of vijf verhaallijnen door elkaar, die zijn bewust zo geconstrueerd. Er is een familielijn, een romantische lijn, een werklijn, een komische lijn. We organiseren het zo dat er nooit vijf zware lijnen tegelijk spelen, een echt zware lijn komt pas tot zijn recht als er tussendoor ook lijnen spelen die luchtiger zijn. Te veel dood, ellende, ziekte op hetzelfde moment werkt niet. Bij sommige lijnen past geen ironie, terwijl in andere aangrijpende gevallen ironie, cynisme of sarcasme juist goed kunnen aangeven hoe een karakter nu eenmaal met tegenslagen omgaat. Dat moet je weer niet iedereen laten doen, want dan wordt het saai. Daniël kan soms heel verdienstelijk een ironische zin uitspreken. Bij hem werkt het wel, te meer daar hij ook iemand is die heel emotioneel kan spelen en ook geloofwaardig is als hij bijvoorbeeld huilt. Dan denkje: ‘Dat is mooi, want dat doet hij niet gauw.’
Zie jij aanzienlijke verschillen tussen soap en literatuur?
Ha, nu begeven we ons op het theoretische vlak. Op school leerde ik dat het kenmerk van literatuur - in tegenstelling tot lectuur - was dat je literatuur geen voorspelbaarheid kon toedichten. In de lijn van die criteria geldt hetzelfde voor lectuur als voor soap. Soap móét wel voorspelbaar zijn. Bij soap werk je nu eenmaal met afspraken en normen, dat is inherent aan het genre. Je kunt wel een absurd grapje maken, maar het moet binnen de perken blijven, het moet herkenbaar en geloofwaardig blijven. Soap heeft niet veel pretenties, maar binnen dat genre zijn consistentie en kwaliteit vereist.
| |
De debutante: Suzanne Hazenberg
Onder de Proctormedewerkers bevindt zich iemand die zich zowel op het gebied van de literatuur als op dat van de soap begeeft: Suzanne Hazenberg. Bij Proctor schreef ze dialogen voor Goudkust, inmiddels schrijft ze storylines voor Onderweg naar Morgen. In de herfst verschijnt haar debuutroman De Vrouw van Emile bij uitgeverij De Bezige Bij. Het boek bevat twee verschillende verhaallijnen: de ene over de jonge ik-figuur Simone en haar liefde voor haar schoolgenoot Emile, de andere over het echtpaar van middelbare leeftijd Lotte en Max. Terwijl Lotte en Max hun leven inrichten naar Max' fobie, verschijnt Emile steeds weer op het pad van Simone. Aan het slot komen de twee verhalen samen en de epiloog kent een zeer verrassende ontknoping. Hazenbergs vlot leesbare eersteling is met recht een kunstig gecomponeerde roman die genoeg vragen oproept.
De Vrouw van Emile is geconstrueerd als een soap, met korte alternerende scènes en twee verhaallijnen. Is je soapwerk van invloed geweest bij de totstandkoming van het boek?
Nee, ik had al de helft geschreven voordat ik bij Proctor solliciteerde. Het boek bestond al een paar jaar in
| |
| |
mijn hoofd, maar ik ben er pas aan begonnen toen ik gepromoveerd was in de Toegepaste Taalwetenschappen. Ik kon toen les gaan geven in Nederlands als Tweede Taal, maar dat trok me niet bepaald. Daarna was ik enkele maanden werkloos en in die tijd voelde ik opeens de ruimte om aan het boek te beginnen. In mei vorig jaar las ik een artikel over Proctor in een televisiegids en heb prompt daarop een open sollicitatiebrief gestuurd. De laatste helft van De Vrouw van Emile heb ik geschreven in de soapperiode, maar toen was het verhaal al zo gevormd dat het geen averij meer kon oplopen.
In het denkstadium over mijn boek zat eerst het Emile-verhaal in mijn hoofd; later ontstond het Lotte en Max-verhaal. Hoe langer ik erover peinsde, hoe meer ik vond dat die verhalen eigenlijk met elkaar te maken hadden, elkaar misschien konden ondersteunen. Vanaf het eerste hoofdstuk heb ik de twee verhalen door elkaar heen geweven geschreven, steeds die switch in mijn hoofd gemaakt van het ene verhaal naar het andere, maar bij het tweede hoofdstuk had ik het overzicht al niet meer. Dus heb ik eerst het Emile-verhaal afgeschreven en daarna het Max en Lotte-verhaal tussengevoegd waar het uitkwam.
Op zich hadden die verhalen wel los van elkaar, zonder dat ze elkaar afwisselen, kunnen bestaan, maar zo is het toch spannender. Daar komt bij dat die twee verhalen over mensen gaan die steeds hetzelfde doen. Als je ze los van elkaar leest, wordt het dus nogal een sleur. Lottes leven bestaat slechts uit Max en de boodschappen, het bestaan van Simone draait alleen om Emile. Maar door de constructie verveelt het helemaal niet.
Komt je literaire schrijfervaring van pas bij het schrijven voor soaps?
Het was mijn binnenkomer bij Proctor. Ik heb een aantal bladzijden met veel dialoog erin uit mijn toen nog onvoltooide boek geplukt. Tijdens het sollicitatiegesprek keek Rogier Proper de stapel papieren door en zei: ‘Ja, dit is natuurlijk geen soap, maar literatuur.’ ‘Gelukkig,’ dacht ik, ‘misschien wordt het dan ooit nog wel eens wat.’ Proper vond de dialogen echter wel lekker lopen en ik werd uitgenodigd om een paar proefscènes te schrijven. Later mocht ik schaduw scripts schrijven, wat inhoudt dat je met de serie meeschrijft terwijl het materiaal niet wordt benut. Een paar weken daarna kreeg ik de opdracht echte scripts te schrijven. De rest is geschiedenis.
Tegenwoordig ‘storyline’ ik meer dan dat ik dialogen schrijf. Het schrijven van storylines vindt in het productiewerk van Proctor in een eerder stadium plaats dan het schrijven van de dialogen. Ik ontvang een synopsis met ongeveer vijf verhaallijnen per week, die ik moet omzetten in eenentwintig scènes per aflevering. Er zijn vijf afleveringen per week, dus het gaat om een stuk of honderd scènes. Dat werk vormt een noodzakelijke brug tussen de verhalenbedenker en de dialoogschrijver.
Sta je anders tegenover het schrijven door het soapwerk?
Toen de eerste aflevering die ik had geschreven op de televisie kwam, zat ik er met wat Proctor-collega's naar te kijken en ik vond het vreselijk. Van pure schaamte kreeg ik een enorm rooie kop. Ik dacht dat iedereen zich zou afvragen wie deze stomme aflevering op zijn conto had. Maar tot mijn verbazing bleken de teksten bij de anderen wel goed te vallen. Wat dat betreft is Proctor een goede leerschool: voordat ik er ging werken had ik er grote moeite mee om iets te laten lezen, of het nu ging om een wetenschappelijk artikel of om creatief proza. Inmiddels ben ik beter bestand tegen kritiek op mijn schrijfwerk. Soms zie ik nog wel eens op televisie dat ik een verbale uitglijder heb gemaakt en dan vraag ik me alleen af waarom niemand dat eruit heeft gehaald. Ik kan er niet meer van wakker liggen. Dat is een belangrijk verschil tussen soap en literatuur: soap maak je in een team, literatuur in je eentje. Een ander verschil is dat ik het soapwerk heel goed kan loslaten als ik thuiskom en er niet over loop te malen hoe het op papier moet komen de volgende dag. Bij mijn boek was dat wel anders.
Als je van je eigen boek een soap zou moeten maken, wat zou je er dan aan moeten veranderen?
Wat soapmatig al niet klopt, is dat er maar twee verhaallijnen zijn. Voor soap zijn er minstens vier of vijf vereist. Daarnaast is de toon van de roman nogal luchtig; ik behandel een loodzwaar onderwerp als fobieën alsof het grappig is. In soap kun je een zwaar onderwerp niet ironisch benaderen. Er is heus wel plaats
| |
| |
voor een grapje hier en daar, maar met mate. Met soappersonages kun je niet omspringen zoals ik dat met Max doe. Karakters in soaps mogen niet op de hak genomen worden, die moet je te allen tijde serieus nemen. Dat is een vereiste om het drama waarachtig over te laten komen op de kijker. Bij soap moet je de kijker sturen, op een bepaald been zetten. Als je ironie gebruikt, moet je dat wel van te voren zeer on-ironisch duidelijk maken.
In De Vrouw van Emile behandel ik de materie zeer zeker niet soapig. In soaps moeten altijd conflicten zitten, ook al schrijf je nog zo'n gezellige, vreedzame romantische scène; personages dienen het altijd even met elkaar oneens zijn om de scène aantrekkelijk te maken. Literaire personages hoeven natuurlijk niet voortdurend met elkaar in conflict te verkeren. Als je een dialoog schrijft, moet je een opbouw maken richting conflict, daarna het conflict zelf weergeven eb vervolgens hoe men het bijlegt of juist niet nader tot elkaar komt. In elke scène zit weer een bijna rituele herhaling van dat mechanisme. Toen ik aan mijn boek schreef, heb ik mij geen seconde bekommerd om dit soort kunstgrepen.
Bij soap moet je de kijker ook voortdurend in herinnering brengen wat er vooraf gebeurd is. In principe moet hij of zij elke aflevering op een willekeurig moment kunnen binnenvallen en onmiddellijk begrijpen waar het over gaat. Als je een roman schrijft, kun je in het begin een hint geven en daar vijftig bladzijden later op terug komen - dat is in soap ondenkbaar. Er mag nooit van uitgegaan worden dat de kijker die aflevering van drie weken geleden ook heeft gezien en toevallig heeft onthouden wat Renée tegen Joyce heeft gezegd.
Hoewel het maken van soap geen sinecure is, wordt er op het resultaat nogal eens neergekeken.
Onlangs kwam ik toevallig iemand tegen die vroeg wat ik tegenwoordig zoal uitvoerde en haar reactie op mijn antwoord was: ‘Ach gossie, wat zielig en je deed het altijd zo leuk op de universiteit.’ Als ik had gezegd dat ik in de redactie van Nova had gezeten was daar neutraal tot positief op gereageerd, maar dit maakt echt emoties los. Mensen vinden het nog steeds low brow, alleen kijken ze er wel stiekem naar. Ik denk dat er daarom zo verbeten naar een verband tussen soap en literatuur wordt gezocht, om het toch nog wat standing te geven. Van mij hoeft soap helemaal niets met literatuur gemeen te hebben. De series worden met heel veel aandacht gemaakt en gaan over emoties die iedereen aanspreken; liefde, ruzie, jaloezie. Soap is helemaal niet zo beroerd als bevooroordeelde mensen denken.
|
|