| |
| |
| |
August Hans den Boef
Landschap met vliegverkeer
of Mad Max in Nieuw Sloten
Tentaculaire steden, noteerde Emile Verhaeren honderd jaar geleden als titel voor zijn gedichten toen hij gefascineerd de groei van de metropolen gadesloeg. Ik huiver bij elke aankondiging van nieuwe uitbreidingsplannen en schiet vol plaatvervangende nostalgie bij het zien van oude foto's. Zoals die in het sensatieweekblad Het Leven uit 1910: een weids polderlandschap met de naam ‘de Baarsjes’. Onvoorstelbaar dat er nu nog mensen leven zoals mijn grootmoeder, die zich zulke sombere ouwelijke buurten kunnen herinneren als polders met koeien gevuld. Ik denk aan de polders in Zoetermeer die ik zelf nog heb gezien, toen het dorpje drieduizend zielen telde.
Vergeleken met de Baarsjes heeft Nieuw Sloten nog een tussenstadium beleefd: tuinbouw. Mijn eerste kennismaking daarmee dateert van jaren her, vanuit de lucht. Bij het gestage dalen maakte het vliegtuig plotseling een kantelende beweging, op het moment dat het uit de wolken dook. Wat ik zag, was geen polder, geen water, geen huizenzee, maar een onafzienbare hoeveelheid akelige lichtjes in een patroon dat te regelmatig was voor menselijke bewoning. Kassen waarin met veel kunst en vliegwerk producten voor de Duitse markt worden geteeld.
Deze bedrijvigheid verklaart het feit dat er wijken veel ouder zijn en toch verder van het centrum verwijderd liggen. Er kwam een einde aan de tuinbouw toen burgemeester Van Thijn en anderen bevangen werden door een vlaag van verbeelding dat het weer eens tijd werd voor de Olympische Spelen alhier. Het kassenlandschap bij Sloten moest plaatsmaken voor de bijbehorende accomodaties, waarvan de plaatselijke bevolking vervolgens tot in lengte van dagen kon profiteren. Normaal prevaleert in ons land vrijwel automatisch het belang van de agrarische nering, zeker met het CDA in de regering. Maar zelfs de boerenlobby was niet opgewassen tegen een virtuele megafestiviteit als The Olympics, zodat het bestemmingsplan volijverig werd aangepast en Van Thijn zichzelf opblies tot ballongrootte. Vergeefs. Na het olympisch echec besloot het gemeentebestuur om hier dan maar woningen te bouwen. Ik woon dus in een gemankeerd Olympisch Dorp.
| |
Groenvoorzieningen
Als ik hier niet een huis zou hebben gehuurd, maar gekocht en dus van plan was hier langere tijd te wonen, had ik een bodemonderzoek laten verrichten. Tuinders plachten hun winsten vooral uit landbouwgiffen te halen. Tot voor kort was dat de enige innovatie in hun beroepspraktijk, het uitproberen van nieuwe landbouwgiffen. In ieder geval heb ik besloten geen eetbare planten in de tuin te zetten, ook wegens de frequente kerosineregens.
In dit opzicht doet het leven hier denken aan mijn leven in het Vlaardingen van de jaren zestig. Buren die bij de petrochemische industrie aan de overkant in Pernis werkten en die milieuactivisten unverfroren beschuldigden van broodroof. En dan ook desgevraagd nooit iets vreemds roken, nooit chemisch vervuild wasgoed binnenhaalden en ontkenden dat de naar Pernis geparkeerde kant van hun automobiel merkwaardige minuscule beschadigingen aan lak en ruiten vertoonde. Zo ook de Schiphol-employés die mijn buurt bevolken. Ik ben al gewaarschuwd geen affiches tegen de uitbreiding van onze nationale luchthaven op mijn ramen te hangen.
Een ander rudiment van het agrarische verleden is de watergordel die de wijk omringt. Aan de overkant daarvan bevindt zich nogal wat fors geboomte. Omdat een hoge bebouwingsdichtheid de kosten voor de volkswoningbouw aardig drukt, zijn er stedenbouwkundige praatjes bedacht over dit omringende groen en de afwezigheid van bomen in de wijk. Het resultaat hiervan oogt niet prettig. Er zijn wat dunne stammetjes tussen de huizen geplant, die 's winters helemaal niet opvallen. Wat hier mooi is, heeft dan ook nog niets met levende voorwerpen te maken. Wat zie je bij mist: de zestien verdiepingen tellende woontoren bij
| |
| |
het winkelcentrum lost vanaf taillehoogte in de lucht op. Vanuit mijn zolderkamer zie ik slechts de belendende percelen (die tegenwoordig ook niet meer bij brandberichten zo worden aangeduid). Zelfs de vliegtuigen klinken omfloerst.
In de mist zag ik ook plotseling twaalf eksters in mijn kleine tuin tussen het onkruid naar insecten zoeken. Ze bewogen een beetje als pinguïns die haast hebben. Er zijn hier veel eksters, zoveel dat het soms iets unheimisch krijgt, als een invasie van pestvogels in vroeger tijden. Meeuwen zag ik aanvankelijk nauwelijks, spreeuwen of mussen evenmin. Reigers zie je overal, behalve hier. Wel eenden en koeten in de singels, maar die worden gratis bij de waterplanten geleverd. Er zijn godzijdank nog geen duiven te bekennen.
Onlangs besloot de gemeente dat het met die groenvoorzieningen aan de overkant best wat minder kan. Nu was ik net zo blij dat door dit opzwellend gebladerte steeds meer akelige gebouwen aan het oog worden onttrokken. Er is een foeilelijke verpleegstersflat, een sombere politieschool (ik heb nooit zoveel onrechtmatigheden zien begaan als bij het viaduct daar om de hoek) en tenslotte het Nissangebouw van ZZ+P, in bedorven roze uitgevoerd. Aan de andere kant daarvan, die ik gelukkig niet kan zien, hangt de directie in net zo'n infantiele cockpit als op Rem Koolhaas' Byzantium aan de Stadhouderskade. Los van het geplande kappen van bomen heeft een kleinschaliger ontwikkeling mijn uitzicht al danig verslechterd. Aanvankelijk keek ik uit op een verzameling vervallen boerenschuurtjes tussen de bomen aan het water. Toen ik een weekje weg was, zijn die schuren verwijderd en werden in een rap tempo zes zogenaamde villa's neergezet. Dicht op elkaar, meent de projectontwikkelaar, met postzegelgrote tuintjes, dat is gezellig.
De lege plekken beginnen vol te raken. Aan de ene kant van mijn tramhalte komt een intramuraal gesticht, het ambulante gekkenhuis aan de andere kant is al klaar. Een rustig idee. Voor de rest is eveneens gezorgd: de oostelijke toegangsweg wordt bewaakt door het Slotervaartziekenhuis, een mengsel van een elektriciteitscentrale en een crematorium met de toepasselijke plattegrond van een kruis.
| |
Winkelcentrum
Het heeft iets ridicuuls, die ongeschonden nieuwbouw, opgespoten terreinen, die kranen, de af en aan rijdende vrachtauto's met materiaal, dat pioniersachtige. Bij sommige wijkbewoners veroorzaakt deze sfeer een vorm van saamhorigheid. Nu ben ik absoluut niet geïnteresseerd in het wel en wee van individuen en nauwelijks in dat van groepen. Ik kan ook weinig belangstelling opbrengen voor ‘hun verhaal’, zoals dat tegenwoordig heet en voor hun rituelen, al kun je je aan sommige nu eenmaal niet onttrekken. Neem het bezoek aan het winkelcentrum. De naam: het Belgiëplein. De hele buurt heeft zijn straatnamen aan het land van onze zuiderburen ontleend. Gelukkig heeft de Dietse gedachte niet geprevaleerd: ook Waalse plaatsnamen zijn, zij het in hun Vlaamse vorm, gebruikt. Geheel conform het provinciaalse beleid dat wij voor buitenlandse aardrijkskundige namen hanteren. De consequentie van deze naamgeving was dan ook dat het Vlaams Blok spandoeken kan onthullen op een feestelijke viering van de overdracht van het centrale bestuur naar de deelgemeente.
Winkelcentra zijn buiten de stadscentra een noodzakelijk kwaad. Het enige voordeel is dat je alle voorzieningen dicht bijelkaar hebt. Niet echter op het Belgiëplein. Het huidige beleid van ING-Postbank is van dien aard dat er in Nieuw Sloten nog geen postkantoortje afkan. Hetgeen betekent dat ik pakjes moet afhalen vlakbij NS Station Lelylaan: een flinke omweg per bus of fiets. Een giromaat ontbreekt eveneens. Even vergeefs zul je op zoek gaan naar een winkel waar je elektriciteitsspullen kan kopen of ijzerwaren of hout en verf, en eentje met tuinspullen; allemaal dingen die je nogal nodig hebt als nieuwkomer. Maar de detailhandel gaat ervan uit dat die per auto bij Gamma of Bouwmarkt worden aangeschaft.
Er is in het winkelcentrum kennelijk wel een gezonde economische basis voor sommige ketens (een Blokker, een dierenwinkel, een Rabobankfiliaal, een kapper, een reisbureau, een snackbar, een brillenwinkel, een drogist en een goedkopeklerenwinkel). Voor de elementaire levensbehoeften kan men terecht bij een peperdure groentenwinkel, een dito bloemenman, een halfdure slager, een bakker, een visman en en kaaswinkel. Liever zou ik hier helemaal niet komen, maar dan moeten alle spullen bij Albert Heijn worden aangeschaft (en die heeft niet alles en/of vers en in deze vestiging tillen ze de klanten door afprijzingen over de verlopen uiterste verkoopdata heen te plak- | |
| |
ken) of bij - want die is hier ook - Dirk van den Broek en daar is het assortiment nog kleiner.
Onvermijdelijk is ook de zeer matige chinees, waar je tevens kunt afhalen. Deprimerende taferelen aldaar: aan een grote tafel een complete familie die de enige klandizie uitmaakt en duidelijk iets te vieren heeft. Dan is er nog een apotheek - de enige middenstander die klaagt over de hoge huur. In minder opvallende zijstraten kun je plotseling een tweede kapper, een stomerij en verschillende zonnebanken vinden. Volgens kenners gaat het bij dit laatste type voorziening om onderwereldfiguren die hun levenspartners zo'n zaakje cadeau geven opdat de dames overdag iets omhanden hebben.
Mijd de avondwinkel (hyperduur en voorzien van een klein assortiment; ik koop daar alleen sigaretten, want die hebben een vaste prijs; overigens verkopen ze hier tussen de blikjes Fanta en Lingen's Blond ook drie soorten afrodisiacs: Bullitt, Black Booster en Aphrodite - in Duitsland verboden wegens schadelijkheid, volgens farmacologen ook zonder korte-termijnresultaat) en de videotheek (weinig klandizie behalve van allochtone jongeren die ‘kneukfilms’ komen huren). In het wijkkrantje vertelt de politie namelijk dat je daar 's avonds kan worden beroofd. Helemaal aan de andere kant is de onvermijdelijke sportschool.
Een speciale attractie vormt de parkeerplaats bij het winkelcentrum. Deze voorziening is helaas gratis. De parkeerplaatsen bij het winkelcentrum kunnen alleen bereikt worden via een smalle doorgang in tweerichtingverkeer. Ook al omdat men nogal slordig parkeert, ontstaan hierdoor altijd opstoppingen. De rijstijl en het opvliegende karakter van veel Nieuw-Slotenaars zorgen dan voor komische en soms voor adrenalinestimulerende taferelen.
| |
De dood, het vuil en de stad
Ik word op een nacht om vier uur wakker met een barstende koppijn, een bedorven maag en een gevoel van uiterste benauwdheid. Terwijl ik bedenk dat ik misschien zal doodgaan, herinner ik me dat ik dit twintig jaar geleden ook al een keer heb meegemaakt, waarna mossel-allergie werd vastgesteld. Sindsdien heb ik nooit meer dan vijf mosselen gegeten, maar in de frutti di mare-pasta die ik de avond tevoren had, moeten het er meer zijn geweest. Geforceerd braken, tussen verscheidene acties in heen en weer lopen als een junk met een overdosis en diep ademhalen. In de hoge gebouwen om mij heen brandt geen enkel licht. Er is slechts het anonieme schijnsel van straatlantaarns en liftkokerlampen.
Het is doodstil, ik hoor alleen mijn hijgende adem. De volgende ochtend zie ik voor mijn deur dat de eksters weer een vuilniszak hebben opengebroken. Het trottoir bestrooid met lege mosselschelpen.
Het is hier met de afvalverwerking werkelijk middeleeuws gesteld. De Oostenrijkse auteur Gustav Ernst laat in zijn stuk Faust een personage zeggen dat de westerse burgerij bestaat uit ‘vuilnissorteerders’ en dat geldt zeker voor de Nederlanders. Zo niet in Nieuw Sloten. Ging gans Nederland over op gescheiden afval, soms zelfs in zevenen verdeeld: hier moet alles nog ongedeeld in de ouderwetse vuilniszak. Er is geen container bij het huis. Papier wordt tweewekelijks in de buurt opgehaald en het glas diende aanvankelijkbij naburige winkelcentra in Badhoevedorp of Osdorp te worden afgezonken. Onlangs is er een serie glasbakken geplaatst, gelukkig op mijn route naar het winkelcentrum. Het biedt zo'n schuldige aanblik, al die lege flessen in huis.
De buurt klaagt vooral over het zwerfvuil. Onlangs werd duidelijk waarom de overheid dat niet ophaalt. Er is de afgelopen jaren welgeteld één rapport verschenen over de stand van zaken in de stad dat niet werd achtergehouden. Of door een wat meer flexibele onderzoeker werd aangepast: de Amsterdamse overheid grossiert in het aanvragen van second opinions. Over dit rapport straks meer, maar zelfs hieruit bleek dat met geluid, stank en bedrijvigheid de stad slechter scoort dan het landelijk gemiddelde. Desalniettemin concludeert de stedelijke overheid dat Amsterdam een milieuvriendelijke stad is. Gelukkig laten de media zich door deze praatjes geen zand in de ogen strooien en werden wat straatvegers gevraagd wat ze van het rapport vonden: ‘Het is verschrikkelijk hier. Reinigingspolitie? Daar is maar één mannetje voor. Die is nu met vakantie. En zwerfafval mogen we niet meer opvegen. Dat moet van de deelraad een week blijven liggen, om de burgers bewust te maken.’
Het resultaat van dit bewustmakingsbeleid is ook in Nieuw Sloten te zien. De snippers die resteerden van het vuur- en knalwerk tijdens de jaarwisseling, lagen daar nog op de verjaardag van het staatshoofd. Ik
| |
| |
maak regelmatig een rondje met een lege zak om het vuil rond mijn huis te verzamelen en het onkruid tussen de tegels uit te trekken en voel mij dan soms een uitslover.
| |
Loeiende klokken
Er is natuurlijk een oud Sloten. Vanuit mijn zolderkamer kan ik de twee torentjes zien. Ik heb er begin dit jaar - een prachtige zon - wat rondgewandeld. Het is een heus dorpje met twee kerken en kerkhoven daaromheen, een grote molen en erg veel lage en kleine huisjes. In één van die kerkjes moet honderd jaar geleden mijn grootvaders tante Gerritje getrouwd zijn met Jan Hendrik de Visser; de Amsterdamse tak van de familie. Ik behoor tot de Dordtse.
Er is één café, dat natuurlijk ‘Kerkzicht’ heet en het is zo te zien tegelijk een petit restaurant met van die theedoek-achtige tafelkleedjes. Zulke gelegenheden zijn net geschikt voor een broodje kroket of gehaktbal tijdens de lunch, als onderbreking van een wandeling of fietstocht. En het is net te ver wandelen voor een nightcap in de avonduren. Het lijkt me wel een plaats om te complotteren - iets voor PvdA-wethouders of de lokale mafia.
Andere middenstanders heb ik niet gezien. Er is een gevel met ‘Vleeschhouwerij’ erin gebeiteld, maar daarachter bevindt zich nu overduidelijk een woonkamer, gezien het onregelmatig verspreide kinderspeelgoed. Het winkelaanbod van aangrenzende gemeenten zal de plaatselijke middenstand hier de laatste decennia wel een zachte dood hebben bezorgd. Dorpelingen rijden nu eenmaal graag in de auto, zodat ze het brood van de supermarkten in Badhoeve-en Osdorp al spoedig verkozen boven dat van de plaatselijke bakker.
In de molen worden zondagmiddags weleens hoogwaardige culturele activiteiten ontplooid, waaronder een Van Ostaijen-programma. Per kaartje verlangt men fabelachtige prijzen.
Aanvankelijk hoopte ik dat ik in de omgeving aardige fietstochten kon maken. Maar dat viel tegen. Als je naar het zuidoosten wilt rijden, loop je telkens dood op de hekken van de vlieghaven, waar armoedig geklede lieden zich ophouden naast vrij oude auto's. Dat zijn spotters, hopend op een zeldzaam vliegtuig of een crash.
Wanneer je al niet huilend bent omgekeerd bij het grensgebied tussen Hoofddorp en Schiphol-Zuid - in een angstwekkend tempo proberen daar twee industrieparken elkaar te naderen met elkaar wedijverend in verwisselbare en protserige architectuur - kun je via een omweg naar Leiden fietsen. Dat betekent de gruwelijke bollenstreek. Kennissen adviseren de richting Zandvoort. Wat industrie en inderdaad grasland. Ik hou niet van deze landschappen. Het zijn agrarische openluchtfabrieken die op mijn zenuwen dezelfde uitwerking hebben als de olieraffinaderij in Pernis. Helaas koestert men hier in de buurt nog romantische illusies over de landbouwindustrieën. Bij zo'n bochtig riviertje een oude boerderij tussen de bomen. Dat vinden ze mooi hier en daarom noemen ze dit gebied Het Groene Hart. De weg langs de oever van zo'n watertje is al jaren het circuit van motorclubs en in zo'n oude boerderij stinkt het en is het altijd donker, herrinner ik mij. Het bedrijf van mijn grootvader in Zoetermeer was toch vooral ook de mesthoop en de gierweiland. De stank van een koeienvla waarvan je zojuist het knapperige korstje had open-getrapt. De penetrante lucht van het kippenhok, als je een ei tussen de uitwerpselen vandaan viste. De weeïg-muffe geur van halfvergaan stro. De zurige stank van inmaakgras.
Hier fietst men echter graag langs weiland en maïsveld en knikt instemmend naar een stalen windmolen. Dat is nou natuur en met zo'n molen wordt immers aan het milieu gewerkt. In Zeeland en vooral in Friesland had je tot voor kort grote stukken waar de oude structuur nauwelijks was aangetast, een kerktoren als enige markering van een landschap dat verder wat boerderijen en dijken omvat. Armoe troef, maar wat heb ik daarmee te maken? Nu heeft elke boerderij daar een identieke toren met veevoer, een mercedes op het erf, een serie hangars waarin de varkens aan het oog worden onttrokken en wenkt vanuit de horizon een windmolenpark. In Nederland vallen Don Quichotte en de windmolens samen.
Het Groene Hart is al weer een paar stadia verder verloederd, maar desondanks blijft men het hier idealiseren, net als de plattelandsbevolking. Het leven aldaar wordt verheerlijkt als een vlucht vanuit het hectische Sodom en Gomorra van de grootstad. Als de postmoderne literatuur het stompzinnige en gewelddadige leven op het land beschrijft, meent de lezer dat
| |
| |
het om pessimistische overdrijving gaat, om groteske en absurde situaties. Wie het Oostenrijkse platteland kent, om maar een voorbeeld te noemen, weet dat de beschrijvingen in het oeuvre van Thomas Bernhard, Gerhard Roth en Franz Innerhofer niet grotesk zijn, maar realistisch.
Mijn grootste bezwaar tegen boeren is hun hang naar hardhandige religies die zich vooral met het dagelijks leven van anderen bemoeien. Laten ze de godsdienstige teugels wat vieren, dan ontstaat er een gewelddadigheid en barbaarsheid waarbij de zogenaamde harde metropool weldadig aandoet.
Het landschap van Nieuw Sloten is in dit opzicht uniek, maar voor hoelang? Want hier is namelijk nog geen kerk en ik hoop dat we dat zo houden. De toekomstige deelraad heeft mij als bewoner verzocht één suggestie te doen (één; dat is deelraaddemocratie). Geen kerkklokken toestaan, was de mijne, geïnspireerd door een item uit het actualiteitenprogramma NOVA over een kerk in Purmerend, waarin men na twintig jaar sparen een bronzen klok ophing, zo'n grote, een echte Eisbout uit Asten. Negentig decibels loeien daar laag door de nieuwbouw (terwijl vijftig in een hoge toren het maximum toegestane aantal is). Een kerkklok is iets voor een Alpendorpje. Gebeier door het dal. Vanuit zo'n uivormig spitsje. Vooral wanneer het sneeuwt.
| |
Mad Max in Nieuw Sloten
Op de voorpagina van het tweede katern van de Volkskrant staat een kleurenfoto. Twee krijgers blikken onbevreesd de camera in. De hand waarmee ze hun pistolen op de lezer richten, beeft niet. Ze dragen een masker dat het gelaat verbergt: bij de linker is de hoofdkleur blauw, bij de rechter geel. Hun futuristische gevechtstenue is vooral rood. De rechter krijger heeft een iets getinte huidskleur, de linker is blank. Dat is vooral te constateren aan de hand die het kunststoffen zwaard vasthoudt. Van de ogen is door de gaatjes in het masker weinig te zien: het zouden evengoed de ogen van een baviaan, een buffel of een reuzenkangaroe kunnen zijn. Het materiaal van het zwaard doet vermoeden dat ook de pistolen van plastic zijn vervaardigd en dat het derhalve om kinderen gaat.
Midden tussen de twee krijgers rijst in de verte de woontoren van Atelier Pro op: de camera bevindt zich dus in het Kasterleepark, aan het grimmige noordwest-kwadrant.
Op de foto is alleen gras en baksteen, bomen zijn niet te ontdekken.
Mad Max in Nieuw Sloten.
Een van mijn motieven om een korte tijd in Nieuw Sloten te wonen, was de architectuur. Wat had ik graag in het Zuid van Berlage gewoond, tijdens de periode van voltooiing. Nu had ik zo'n kans, wist ik uit de berichten. Eén stedenbouwkundig concept vanuit één visie: Rudy Uyttenhaak. De diverse gebouwen ontworpen door architecten die er toe doen: Uyttenhaak zelf, Van Berkel, Soeters, Daan, Van Sambeek, Atelier Pro, Lafour & Wijk, noem maar op. Bovendien vond ik bij mijn eerste bezoek Nieuw Sloten aangenaam verschillen van de kaboutersfeer in het Amersfoortse Kattenbroek.
Ik had de Eerste Kerstdag uitgezocht voor een wandeling tot in alle uithoeken van de buurt. Achteraf niet verstandig: op de dag zelf had ik griep en vroor het vijf graden. De straffe wind deed er nog vijf bij.
Tevoren had ik al geconstateerd dat het werkelijk mooie deel net buiten de wijk zelf ligt: een blokje met straten die naar Chet Baker en aanverwante jazz-musici zijn vernoemd.
Informatie over de architectuur vanuit de gemeente is afwezig, heel anders dan in Amersfoort, waar een luxueus uitgevoerd applausboek over Kattenbroek op de markt werd gebracht. Soms staat de naam van de architect op een bord bij een nog te realiseren project; zo weten we dat Erna van Sambeek daar iets gaat bouwen. Voor de rest is het een kwestie van toeval en bij elkaar harken. Je stuit bijvoorbeeld in een boek over Ben van Berkel op een foto van de twee scheve blokken die je altijd op weg naar de tram passeert. Maar ik zou ook willen weten of het woonhuis iets verderop, dat als een steven van een witte boot naar voren schuift als je het nadert, eveneens van zijn hand is. In een andere publicatie lees je dat het winkelcentrum door Atelier Pro is ontworpen, inclusief de woontoren van zestien verdiepingen. Vooral die toren is geslaagd. Ik ben eens geschrokken van zes lelijke woontorentjes tegenover de Mauritskade die onder leiding van dit bureau zijn ontworpen door zes jonge buitenlandse architecten, een karikatuur van postmoderne versierlust. Waarschijnlijk had Gerrit
| |
| |
Krol hen op het oog, toen hij in De Hagemeijertjes snierende opmerkingen wijdde aan ‘international young architects’.
Er moet hier ook iets van Gunnar Daan staan en het is een aardig spelletje om te raden welke blokken dat precies zijn. Iets anders zit er niet op.
In het zuidwestelijke deel is men helaas weer vervallen in lange, saaie woonmuren en wel bijzonder truttige woonerfjes. In sommige blokken zijn de buitendeuren net niet in de verschillende Stijl-kleuren geverfd, in andere zijn de muren met leisteenplaten bedekt die worden vastgehouden door ontsierende stalen bouten. In de krant las ik over de acht eilandjes die door vrouwelijke architecten zijn gebouwd. Op het allerlaatste moment bedacht de gemeente dat er wel erg weinig vrouwen bij de bouw van Nieuw Sloten betrokken waren.
De bewoners schijnen tevreden te zijn over de wijk. Nadat er in het Kasterleepark doelpalen waren geplaatst, klaagde men dat die nog niet op één lijn staan en de bewoners van de Ukkelhof doen een poging om hun naam veranderd te krijgen omdat hun straatje Sukkelhof of Pukkelhof wordt genoemd, maar dat zijn de enige kritische opmerkingen van stedenbouwkundige aard die hier worden gehoord. Die van de jongeren die bij het winkelcentrum rondhangen, uitgezonderd, maar dat is een universeel verschijnsel.
| |
PR-goochelaars
Het probleem van Nieuw Sloten is niet het probleem van Nieuw Sloten, maar het probleem van Amsterdam. Het is hier in verschillende opzichten een microkosmos van Amsterdam. Ik heb het al gehad over het milieurapport. De verantwoordelijke wethouder zwaait er opgetogen mee: ‘Dit document verdwijnt niet in een la, maar we gaan daarmee aan de slag!’ Vijfendertig procent minder elektriciteit per woning gebruikt de Amsterdammer dan de gemiddelde Nederlander en bovendien vijftien procent minder gas. Wat een milieuvriendelijkheid. Dat zijn waterverbruik zestien procent hoger is, komt dan ook niet door spilzucht, maar omdat hij ‘schoner’ is dan de gemiddelde Nederlander. Eigenlijk is dat hoge watergebruik dus ook milieuvriendelijk, volgens de pr-magiërs van de gemeente.
Symbolisch voor Nieuw Sloten als Amsterdamse buurt is de forse vitrine met ‘Wijkinfo’ erop. Aan het begin van iedere uitvalsweg staat er een. Daarin heeft zolang als ik er woon nooit iets gehangen. Terwijl er toch tal van braderieën, bloemenmarkten, motordemonstraties, wielerronden en andere interessante activiteiten plaatsgrijpen. Overigens zou de ‘info’ onleesbaar zijn, want de glazen ruit is bedekt met een dikke laag grafitti. Zo staat er ook al die tijd even symbolisch op een kaal veld een bijzonder groot billboard waarop een handige schilder een serie kantoorvilla's heeft afgebeeld. Het veld ligt nog steeds braak, want in de Randstad geldt Nieuw Sloten niet als een zogenaamde toplocatie. En er staan al zoveel kantoorpanden leeg dat daarin heel gemakkelijk een miljoen asielzoekers zouden kunnen worden ondergebracht. Nederland is vol. Met lege bedrijfspanden. Om toplocaties te kunnen bieden, wijzigt de overheid gedienstig bestemmingsplannen, offert zij gedachteloos parken op, maar wat kundig onderhandelen over de belendende mogelijkheden, dat is de terugtredende overheid in Nederland teveel moeite. Wat ik nu al kan voorspellen: er komt op deze kale vlakte tegenover het winkelcentrum geen kantoor. Maar omdat de behoefte aan woningen groot is, zal de gemeente over enige jaren het originele en lumineuze idee onthullen om op deze plek door een projectontwikkelaar een villapark te laten bouwen. Nadat jarenlang zonder resultaat maar wel fors declarerend een organisatiebureau naar gegadigden heeft gezocht.
De pr-goochelaars zorgen er wel voor dat de werkelijkheid wordt aangepast aan de schijn van de politici. Hun meest recente wapenfeit is dan ook dat Nieuw Sloten de prijs voor ‘omgevingsarchitectuur’ heeft gekregen.
| |
Olifantenpaadjes
Het is zondagmiddag. Ik wil met de tram naar het centrum. In het hokje recht tegenover het gesticht slechts één wachtende passagier, een vrouw van middelbare leeftijd. Ik blijf buiten het hokje staan: de zon schijnt. Omdat ik wat bewegingen zie, kijk ik opzij. De vrouw heeft haar onderkleding naar beneden gedaan en bukt, zodat haar grote witte achterwerk naar het gesticht is gekeerd. Ik wend mijn hoofd af en schuif voorzichtig wat van het hokje weg. Zij maakt het geluid van een waterend rund of paard.
| |
| |
Er is een tendens dat schrijvers en columnisten met veel sentimentaliteit over de gekken in hun buurt schrijven. De mode van de junk als symbool van de antiburgerlijkheid is gelukkig voorbij. Ook jean-Paul Franssens klaagt in zijn onnavolgbare stijl over de overlast. De mode van de vergelijking van onze zwervers met de nomaden uit vroeger tijden is hardnekkiger. Sybren Polet deed dat recent in De andere stad en Peter Akroyd in 1985 in Hawksmoor. Destijds vond ik het al onzin om de dronkaards en gekken die tweeëneenhalve eeuw geleden rond vuren dansten op één lijn te stellen met de junks en daklozen in het hedendaagse Londen. In tien jaar is er bovendien veel veranderd. De overheid heeft besloten om drastisch op de geestelijke gezondheidszorg te bezuinigen en daarom een groot aantal psychiatrische patiënten op straat gezet. Dat wil zeggen, ze hebben hun een woninkje toegewezen in een buurt waar arme mensen wonen en ze mogen af en toe wat pillen komen halen in een kliniek. Sindsdien is het legioen van junks verrijkt met talrijke figuren uit het circus-Jeroen Bosch. Meer tragische dan komische. Soms kweken ze een rattenkolonie in hun sociale woning of steken die in de brand. Veel van hen plegen na een tijdje zelfmoord, of knuppelen een buurkind naar de andere wereld. Als de buren daar bezwaar tegen maken, zelfs wanneer mensen dat uit compassie met de arme gekken doen, beschuldigt de overheid hen van intolerantie. Er is hier een tweede gesticht gepland (maar daarmee wordt weinig haast gemaakt): het intramurale gesticht van Ben van Berkel. Op papier, zoals vaak bij van Berkel, een spectaculair ontwerp. Ik vrees dat het in de praktijk weer een ongenaakbaar geval zal worden, met deprimerende vreemde hoeken, als in een decor van de film Das Kabinett des Doktor Caligari. Vroeger sloten ze gekken op in pseudogothische kastelen, dus we zijn weer terug bij af. Gekken moeten in een mooi,
rustig gebouw worden opgesloten. Anders worden ze nog meer gestigmatiseerd dan nu al gebeurt. Mensen moeten ook worden uitgenodigd om hun gekke vrienden en kennissen op te zoeken of zichzelf te laten opnemen als ze het even niet meer zien zitten. Net als Hotel de Einder voor mensen die het leven wel voldoende vinden zo.
De horror-achtitectuur moet gereserveerd worden voor gevangenissen. Het is een schande dat een gevangenis een prijs krijgt omdat hij er mooi uitziet, zoals die van Weber in Rotterdam. Nee, een kruising tussen Colditz en het kasteel van Dracula, dat elke jeugdige crimineel in spe nachtmerries bezorgt, dat is de ideale gevangenis. Laat alle hoop varen die hier binnentreedt. Nuttig is misschien ook wanneer systematisch valse geruchten worden verspreid over verkrachting en marteling en onsmakelijk dierlijk voedsel. Tegen de tijd dat de afgeschrikte jongeren doorhebben dat er binnen de gevangenis een humaan klimaat heerst, met telefoon, televisie, onbeperkt sporten, een keur van geestverruimende middelen en pizza, hebben ze waarschijnlijk verkering en dromen ze van doorzonwoninkjes met kinderen.
Er is dus een kale vlakte, inmiddels dichtbegroeid met onkruid, die wacht op het gesticht. Als het klimaat niet al te drassig is, snijden buurtbewoners hoeken van de vlakte af. Omdat ze allen dezelfde route kiezen, ontstaan er paadjes. Zoals in de flatwijken uit Accatone en Mama Roma van Pasolini. Of eigenlijk in elk glooiend landschap waar paadjes ontstaan in een ravijn tussen twee wegen. Olifantenpaadjes, worden ze wel genoemd.
Opeens stond er een kleine tent met twee vlaggen aan de punten. Er omheen hingen wat kleine mensen, die zo te zien in een woonwagenkamp wonen. De auto's en caravans zijn oud.
Ik zag geen dieren, maar omdat je zo'n zelfde morsig en naamloos circusje weleens in de Franse provincie aantreft, vermoedde ik dat er zieke paardjes waren. Misschien zelfs ondervoed en mishandeld. Ook verbeeldde ik mij gaarne een kameel met gaten in de vacht en een hevig vervellende wurgslang in permanente staat van versuffing. In ieder geval clowns wier gezicht aan oude dweilen doet denken, dronken en gemelijk, die al direct bij hun entree de kleinsten uit het publiek aan een niet meer te bedaren huilen brengen.
Of deze ingrediënten aanwezig waren, heb ik niet kunnen verifiëren, want na drie dagen was het circus opeens verdwenen.
‘Landschap met vliegverkeer of Mad Max in Nieuw Sloten’ is afkomstig uit de novelle in statu nascendi Een gemankeerd Olympisch dorp.
August-Hans den Boef (1949) is publicist en docent aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij publiceerde in verschillende literaire tijdschriften. Op het ogenblik werkt hij aan een onderzoek over de receptie van het buitenlands avant-gardisme in Nederland in de periode 1909-1920.
|
|