Uit de toon
Hans Neervoort
Eventjes onbescheiden
Biografen zijn voyeurs die niet alleen vaak aan de exhibitionistische verlangens van hun object, maar altijd ook aan de geheime voyeuristische wensen van de lezer tegemoetkomen. Zo zijn er drie partijen bevredigd. De biografie is - dat zal intussen duidelijk zijn - niet mijn favoriete genre. Er is al genoeg werkelijkheid. Trouwens, die werkelijkheid in biografieën is nogal eenzijdig. Biografen blijven per definitie aan de buitenkant. Dat is hun tragische lot, dat overigens niet zoveel verschilt van dat van ons allen. Naar wat er zich in het hoofd afspeelde, blijft het gissen. Misschien verleent juist het kijkje in het gedachten- en gevoelsleven van personages de literatuur haar grote aantrekkingskracht. Ook de romanlezer is - hoewel op een andere manier - een voyeur. Kort achter elkaar las ik Sigmund Freud zijn leven en zijn werk van Peter Gay en het tweede deel van Jan Fontijns biografie van Frederik van Eeden, Trots verbrijzeld. Het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901. Niet omdat mijn houding ten opzichte van het genre veranderd was. Ik las het eerste boek omdat ik graag nou eindelijk eens wat beter op de hoogte wilde zijn van Freuds werk en het tweede omdat ik het cadeau gekregen had. Een wereld van verschil, ondanks de raakpunten. Dat verschil zit hem niet in het verrichte huiswerk. Het verschil blijkt uit de raakpunten. Van Eeden heeft Freud twee keer gesproken, ze hebben gecorrespondeerd en Freud schreef in het Liber amicorum Dr. Frederik van Eeden ter gelegenheid van Van Eedens zeventigste verjaardag. Bijna een heel hoofdstuk in Trots verbrijzeld is aan Freud gewijd. In Peter Gays biografie is Van Eeden in een voetnoot verwerkt. Het belang van Van Eeden voor Freud is kennelijk minder groot dan omgekeerd, als we althans op de interpretatie van beide biografen af mogen gaan - en waarom zouden we dat niet mogen? Maar het verschil is ook nog een indicatie van iets anders: de
opzet van beide biografieën. Voor Peter Gay prevaleert de grote lijn, Fontijn legt de nadruk op de details. Geen snippertje papier waarop Van Eeden ooit de pen gezet heeft, lijkt aan de aandachtvan zijn biograaf ontsnapt te zijn.
Die hang naar details hangt samen met de afstand die Fontijn in acht neemt tot zijn onderwerp: omzichtige oordelen, onopvallende interpretaties. En geheel conform de inhoud is Trots verbrijzeld precies, voorzichtig maar ook wat saai geschreven.
Des te merkwaardiger in dit verband is het slothoofdstuk. Dat slot - al te toepasselijk ‘De ouderdom’ geheten - verleidt Fontijn al in de tweede alinea tot de zin ‘Voor de biograaf, lezend in de dagboekaantekeningen en de correspondentie van de laatste jaren, is de ontluisterende wijze waarop Van Eeden zijn leven moest beëindigen, een trieste en weinig verheffende ervaring.’ (cursiveringen van mij, HN) Het gaat misschien te ver hier te spreken van Freudiaanse verschrijvingen, maar Freuds uitspraak Een duidelijke en ondubbelzinnige manier van schrijven leert ons dat de auteur één is met zichzelf (gelezen bij Peter Gay) wordt hier toch aardig geïllustreerd: onbedoelde en onnodige dubbelzinnigheid én onzin in één zin. Zelf zou ik het zo willen zeggen: wie plotseling te dicht op zijn onderwerp kruipt, krijgt kennelijk last van stilistische bijziendheid.
Na deze eerste stap legt Fontijn een paar pagina's verder alle bescheidenheid af en introduceert hij zichzelf: ‘Volgens de neuropsycholoog Frans Gilson, aan wie ik de gegevens over Van Eedens fysieke en psychische toestand in zijn laatste levensjaren heb voorgelegd, zou Van Eeden geleden kunnen hebben aan de ziekte van Binswanger.’ (Zou dit overigens dezelfde zijn als Ludwig Binswanger, een van de adepten van Freud?)
Wat Fontijn tot dan toe zorgvuldig had beperkt tot de epiloog van het eerste deel, Tweespalt, waar het volkomen op zijn plaats was, introduceert hij in het tweede deel in de biografie zelf: zijn eigen ‘ik’. De vraag is: waarom? Het ‘ik’ was gemakkelijk vermijdbaar: de bedrijvende in een lijdende vorm omzetten had zelfs niet veel verschil in zeggingskracht veroorzaakt. Speelde de vermoeidheid hem na ongeveer duizend bladzijden parten? Of vond hij dat hij wel een prominenter plaatsje in de tekst had verdiend? Zijn biografie heeft die prominente plaats dankzij haar grondigheid overigens meer dan verdiend.