Hiske Dibbets
De neus van Cleopatra
Toen ik negen jaar was, verbleef ik een zomer op een afgelegen boerderij in Italië, waar mijn ouders verdacht vaak tegen elkaar zeiden dat het er ‘zo heerlijk rustig’ was en waar het doodslaan van een mug zo'n beetje het dramatische hoogtepunt van de dag vormde. Mijn vakantievoorraad De vijf op avontuur las ik dan ook binnen een paar dagen uit en ik had me zeker doodverveeld als de Tabacchi in een naburig dorp geen Asterix en Obelix had verkocht. Van de tekst begreep ik niet veel, want die was in het Italiaans, maar naar de plaatjes kon ik eindeloos kijken.
Wat ik zo leuk vond - en nog steeds leuk vind aan strips - was het gemak waarmee de personages zich door het leven bewogen. Een zeilreis van duizenden kilometers werd binnen enkele plaatjes afgelegd en met behulp van een slokje toverdrank - had ik maar zo'n flesje - werd een heel Romeins legioen gemakkelijk verslagen. En terwijl het Italiaanse landschap langzaam verschroeide, verruilde ik mijn dorre omgeving voor de felgekleurde wereld van de strip.
Nu lees je wel eens iets over de verderfelijke invloed van televisie op kinderen, maar je hoort bijna nooit iemand over het effect van te veel strips. Asterix deed mijn fantasie in ieder geval op hol slaan op een manier die het De wrekers nooit is gelukt. Op een middag meende ik zelfs in een oude eik naast de boerderij, overwoekerd door maretakken, even het snoeimes van Panoramix te zien flikkeren. Ook kan ik me nog herinneren dat ik, tijdens een bezoek aan het dorp, behoorlijk teleurgesteld was dat een scheldpartij tussen twee mannen op het plein niet ontaardde in een groots gevecht, waarbij de hele bevolking op elkaar insloeg met rotte vis. Aan het eind van de vakantie bestelde ik in een restaurant, tot stomme verbazing van mijn ouders, een portie everzwijn.
Terug in Nederland bleef ik nog even stripverslaafd, want ik begon weer van voor af aan, maar ditmaal in de Nederlandse versies. Asterix en Cleopatra bleek nog leuker met tekst, vooral door die opsomming op de omslag van de hoeveelheid gummetjes, penselen, liters bier en schrijfmachinelinten die er versleten waren bij het maken van het album. Ik besefte daardoor ineens dat het gemak van die stripfiguren niet vanzelfsprekend het gemak van de makers was. Bij het eerste plaatje van het verhaal stond een opmerking waarover ik nog lang mijn hoofd zou breken: ‘Als de neus van Cleopatra een tikkeltje korter was geweest, zou het aanzien van de wereld nu totaal anders zijn.’ Een neus die het aanzien van de wereld had veranderd; wat moest ik daar van denken? Betekende het dat Cleopatra een uitzonderlijk mooie of een uitzonderlijk lelijke neus had? En hoe had die wereld er zonder haar lange neus dan uitgezien? Ik kwam er niet uit en liet de vragen na een poosje voor wat ze waren. Uiteindelijk verging het mijn liefde voor Asterix zoals het de meeste dingen van de vakantie vergaat; eenmaal thuis smaakte het toch minder.
Sindsdien heb ik nauwelijks meer aan de strip gedacht, tot ik een jaar geleden een verhaal schreef over een meisje met een lange neus. Het ging eigenlijk over haar obsessievoor een perfect uiterlijk en de keuze voor de neus was min of meer willekeurig, want het had net zo goed een andere onvolmaaktheid kunnen zijn; een hazelip of een spleetje tussen de tanden bijvoorbeeld. Ik was nog niet aan het verhaal begonnen of - op die vreemde manierwaarop het geheugen soms werkt - flarden tekst uit Asterix en Cleopatra spookten door mijn hoofd. Ik zag opeens letterlijk de plaatjes voor me van Panoramix die verrukt naar Cleopatra kijkt en tegen haar zegt: ‘Uw neus... eh... majestueus genereus aanbod! Dank u zeer, bij Beleneus... eh... Belenos!’ Ook schoot de opmerking over Cleopatra's neus me weer te binnen. Ik vond haar nog even raadselachtig als twintig jaar geleden en vroeg me af of je zoiets tegenwoordig over de oren van prins Charles kan zeggen.
Bij wijze van bezwering heb ik toen het oude stripalbum uit de kast gehaald en nog eens goed de neus van Cleopatra bestudeerd. Waarschijnlijk is het geen toeval dat mijn personage uiteindelijk gitzwarthaar en dikke kohlranden om haar ogen kreeg. En ik begin me ook af te vragen of de keuze voor die neus wel zo willekeurig was.
Hiske Dibbets [1966] studeerde journalistiek aan Boston University. Ze was werkzaam bij VPRO-radio en schreef o.a. voor HP/De Tijd. Ze debuteerde in 1996 met de verhalenbundel Droomkeuken