Ploeg, met Hendrik de Vries en anderen mogen aanzitten aan de zogenaamde genieëntafel.
In De Vlaamse Reus leek Belcampo, die leefde van een karig pensioentje, aangevuld met AOW, schriel ‘een kniepstuver’, maar wie zijn vriendschap genoot, werd bij hem thuis royaal onthaald. Zelf dankte ik aan hem en aan zijn tweede vrouw, de schilderes en restauratrice Doite Schukken, een mooi appartement aan het Schuitendiep 39, waar ik in 1986 kwam te wonen. Al na een paar dagen kwam het echtpaar mij een welkomstgeschenk brengen. Het was Belcampo's boek Verborgenheden, gesigneerd en voorzien van een opdracht. Nu ik zelf ook aan het Schuitendiep woonde, kwam ik met grote regelmaat bij de Schönfeld Wichers op bezoek. Van de grote bibliotheek van de gastheer, en in het bijzonder van zijn grote collectie encyclopedieën en Baedekers, mocht ik vrijelijk gebruik maken. Evenals Scheltema placht hij te zeggen: ‘Hoe ouder een encyclopaedie, des te beter hij is.’ Een boek lenen was echter uitgesloten. Veel vertelde hij over een van zijn grote passies: het identificeren van onbekende schilderijen van bekende meesters en het opsporen van verkeerde toeschrijvingen. Bij andere gelegenheden kwam het gesprek op zijn voorouders, bijvoorbeeld over de adelijke tak van de Schönfelds, de Freiherren Von Schönfeld. Toen ik eens in het Rijksarchief Groningen iets over enkele achttiende-eeuwse Groninger medici had gevonden, van wie hij afstamde, sprak hij opgetogen: ‘Je hebt mij enkele voorouders teruggegeven!’ Trots was hij op zijn afstamming van de zeventiende-eeuwse Drentse predikant en historicus Johan Piccardt, wiens geschiedenis van Drente nu nog steeds wordt gelezen en geciteerd.
Dit alles betekent niet dat hij buiten de maatschappij stond. Het tegendeel was het geval. Hij was een trouw lezer van De Wereldwijzer, een uitgave van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken, die samenvattingen bracht van belangrijke artikelen uit vooraanstaande buitenlandse kranten. Hevig verzette hij zich tegen de voorgenomen aanleg van het nieuwe Groninger museum in het water tegenover het station. Een museum in het water vond hij een schitterend idee, maar dan in een speciaal te graven vijver in het Stadspark. Pas na zijn dood bleek dat de ontwerper van het nieuwe museum, Alexandro Mendini, dit blijkens een interview in De Groene Amsterdammer eveneens wilde. Het plan werd evenwel getorpedeerd door de Groninger wethouder Ypke Gierema.
In de herfst van 1989 voelde Belcampo zijn einde naderen. Het leek of hij zich op de dood begon voor te bereiden (in de Randstad dachten velen dat hij al was gestorven). Zijn laatste boek, Pandora's album, stond op het punt te verschijnen. Het omslagontwerp stemde hem tot grote tevredenheid. Met de man die altijd interviews had geweigerd verschenen nu vraaggesprekken, onder andere in NRC Handelsblad en in het Nieuwsblad van het Noorden. En tot mijn verbazing en aangename verrassing gaf hij mij geheel ongevraagd enkele romans van zijn geliefde Balzac te leen: ‘Je mag ze permanent lenen en hoeft ze nooit terug te geven.’ De boodschap was duidelijk.
Geregeld werd ik bij hem en zijn vrouw te eten gevraagd. Toen in juni 1989 een boek van mijn hand uitkwam, kreeg ik de avond voor de presentatie een feestelijke maaltijd in hun tuin aangeboden. Nog nooit echter is een etentje met hem zo geanimeerd geweest als op de avond van 15 december 1989 in de grote achterkamer. De achtenzeventig-jarige was voortreffelijk geluimd. Toen hem bleek dat ik bij de kamerverkiezingen van dat jaar op de Partij van de Arbeid had gestemd, reageerde de notariszoon uit Rijssen geschokt: ‘Maar dat is toch niets voor joú. Daar hoor jij helemaal niet thuis.’ Op een ander ogenblik tijdens de maaltijd kreeg ik goede raad. Wat hij jaren geleden al tegen Jean Paul Franssens had gezegd, kreeg ik nu te horen: ‘Je moet naar Amsterdam. Je moet lid worden van Arti. Daar hoor je thuis.’
Toen de avond ten einde liep, liet de gastheer mij uit. Ik had sterk het gevoel dat dit onze laatste ontmoeting was geweest.
Op Nieuwjaarsdag 1990 wilde ik een Nieuwjaarsvisite afleggen aan het Schuitendiep. Het kwam er niet van. De volgende dag, in de middag, hoorde ik dat Herman de vorige avond laat gestorven was. Het grote ijzeren grafhek dat hij al jaren in de lange gang van zijn huis klaar had staan kon in Rijssen de bestemming krijgen die zijn eigenaar het had toegedacht.