| |
| |
| |
J. Heymans
Rondom 't Schild
Een zwerftocht in het Rijssen van Belcampo
Geen betere plek om een speurtocht naar de geografische achtergronden van de Rijssense verhalen van Belcampo te beginnen dan 't Schild, het nauwelijks nog schilderachtig te noemen plein in het centrum van het oude stadje. Lang geleden hebben de Rijssenaren hun besloten gemeente aan de Regge tot de ‘Poort van Twente’ omgedoopt. Wereldser geesten spreken - vanwege de vele streng-orthodoxe kerkgenootschappen die het stadje herbergt - liever van het ‘Staphorst van Twente’. Daar situeerde Belcampo enkele van zijn bekendste verhalen: ‘Het plan Krootntone’, ‘Het laatste getuigenis’, ‘Het grote gebeuren’ en ‘De preek van Adam Langenberg’. Deze op Bijbelse motieven geënte fantasieën zijn onder meer in de ruime bloemlezing De wondere wereld van Belcampo (1996) terug te vinden. Er zijn overigens wel meer vertellingen van Belcampo die naar Rijssen verwijzen, maar toch niet zo nadrukkelijk als de vier genoemde. In deze apocalyptische verhalen wordt 't Schild omschreven als ‘het middelpunt van Rijssen, tussen de kerk en het stadhuis, tussen hotel De Kroon, hotel Schutje en café Koenderink, van oudsher het brandpunt van Rijssens gebeuren’. Daar is niet zo veel meer van over. De aloude Schildkerk torent weliswaar nog altijd boven de stadskern uit, maar 't Schild wordt tegenwoordig omzoomd door de kleurloze nieuwbouw van het stadhuis, een paar bankgebouwen, een grootgrutterij en het drastisch verbouwde etablissement van Koenderink. Op de banken en de stenen muren rond het fontein, midden op 't Schild, klit de opgeschoten jeugd van Rijssen - netjes per gezindte - bij elkaar, zij het inmiddels zonder ‘minirok en beatlehaar’.
| |
Van achter de gordijnen
(foto: Johan Ghijsels)
Vanaf 't Schild begeven we ons naar de Oude Algemene Begraafplaats aan de Lenfertsweg. Daar heeft de fantasierijke en zwerflustige schrijver Belcampo zijn laatste rustplaats gevonden. Het gietijzeren hek dat toegang biedt tot het kerkhof piept zoals het hoort: deerlijk. We wandelen langs veel gelijksoortige grafstenen die alle als in een mathematische rij uit
| |
| |
de met gras bedekte grond omhoogsteken. Veel wijzer worden we er niet van, een beetje stiller wel. Een tuinman die een perkje staat aan te harken komt ons te hulp. Even later bevinden we ons voor het gezochte graf: een zwart hekwerk, grind en een grote, rechtopstaande grafsteen waarin een eenvoudige tekst staat gebeiteld: ‘Belcampo / 21-7-1902 / 2-1-1990’.
Op 5 januari 1990, een koude winterdag, werd Belcampo naar een kerkhof in Rijssen gebracht. Volgens oud Sallands gebruik, zoals hij het zelf had gewild. Op die laatste, lijdzame zwerftocht werd hij op een oude, door een paard voortgetrokken begrafeniskar door het stadje gereden. Zijn tweede vrouw Doite en dochter Maartje uit zijn eerste huwelijk zaten op de bok ten einde de boze geesten af te weren. Die dag was het verdacht stil in de straten van Rijssen. Ook de huizen leken verlaten, maar achter de gordijnen stonden de bewoners naar het voorbijgaande schouwspel op straat te gluren. Zij zagen hoe de vele vrienden en vriendinnen ‘die vermaledijde Belcampo’ naar zijn laatste ligplaats begeleidden. In het gevolg ontbraken burgemeester en wethouders van Rijssen, naar hun zeggen omdat het gemeentebestuur geen uitnodiging van de familie had ontvangen. Bij het graf las Belcampo's kleinzoon Jasja het legendarische verhaal ‘Het geheim van de reiger’ voor: ‘Hebt gij hem nooit in de lucht gezien, lezer? Een reiger van uitzonderlijk formaat die met langzame en lui lijkende slagen de anderen voorbijstreeft? Hij is de drager van 't geheim’. Onderwijl was menig Rijssenaar inderhaast naar de Lenfertsweg gefietst om nieuwsgierig over de bemoste muur van de begraafplaats toe te kijken.
Naast het graf van Belcampo, een van de opvallendste gedenkplaatsen die op deze necropolis zijn te vinden, ontwaren we onder een berk, tussen het struikgewas, een grote verweerde zwerfkei. We slaan het vuil en zand van de steen en en lezen: ‘Notaris / J.G. Schönfeld Wichers / 5 mrt 1868-8 nov 1937’. Dat moet de vader van Belcampo zijn. Hij werd in 1906 tot notaris in Rijssen benoemd, dat toen nog een dorp was met stadsrechten en een stuk of zeven kerkelijke gemeenten. Zo kwam Herman Schönfeld Wichers die aan de toenmalige Gasthuistraat 340 in het vestingstadje Naarden was geboren, op vierjarige leeftijd naar de ‘Poort van Twente’.
| |
Hospartij van naakte lijven
Terug naar 't Schild. Alvorens we ons naar het kantoor van de huidige Rijssense notaris begeven, blijven we nog even stilstaan bij ‘Het plan Krootntoone’. Die in De verhalen (1934) opgenomen vertelling (de oorspronkelijke titel luidde ‘Het plan van der Aa’) speelt zich voor het grootse gedeelte op 't Schild af. In dat verhaal probeert ‘een jonge rechtsgeleerde, zoon van de Rijssense notaris, wijd en zijd bekend om zijn schranderheid en zijn oorspronkelijkheid van geest’ (!) een eeuwenoud Paasgebruik nieuw leven in te blazen en daarmee toeristen naar het noodlijdende Rijssen te lokken. Dat Paasgebruik is ontleend aan de traditie van het vlöggeln in Ootmarsum, waarbij de bevolking in een lange rij, liederen zingend, door het stadje trekt. De Rijssense variant daarvan, ‘Het plan van der Aa’, loopt uit op een sexuele orgie rond een hemelshoog Paasvuur op 't Schild:
Mijnheren en mevrouwen, die hun hele leven nog nooit één onvertogen woord hadden gezegd, zag men plotseling zichzelf en elkaar de kleren in flarden van het lijf rukken en in een stormloop op het vuur offeren. Shawls, mantelkostuums, kostbaar hoedwerk, corsages, directoires, ook mannelijke kleren: jassen, vesten, pantalons, kronkelend schoenleer; een orgie van kleren binnenwaarts, buiten om het vuur een hospartij van naakte lijven; professorlijven, advocatenlijven, leraren- en leraarsvrouwenlijven, hossende en stampende naakte dominees, de handen tastend op het vlees van naakte ministersvrouwen. Daar rolden ze al heen in geile omarming, om en om zodat de ronde prenten der veldkeien op hun blote ruggen kwam te staan.
Het is een prachtig apocalyptisch verhaal, maar de vader van Belcampo was er niet erg over te spreken. Hij was bang dat hij door ‘Het plan van der Aa’ ruzie zou krijgen met de bevolking van Rijssen en gebood zijn zoon de namen van bestaande Rijssense personen in het verhaal te veranderen. Belcampo heeft vervolgens de gewraakte eigennamen in de gehele editie met Oost-indische inkt overgestempeld. In de tweede druk van De verhalen (1947) werd de naam
| |
| |
van Van der Aa, de oude meubelmaker, vervangen door Krootntoone. En ook meester Van Wijngaarden, onderwijzer-in-ruste, kreeg een andere naam: Wingerdhof. Overigens liet Belcampo in die tweede druk ook enkele van zijn vroegste vertellingen weg, waaronder ‘De havelooze piano’, het eerste verhaal dat hij onder zijn welbekende schuilnaam publiceerde. Dat pseudoniem heeft hij - het zij nog maar eens vermeld - ontleend aan een passage in E.Th.A. Hoffmans Die Elixiere des Teufels, waarin een kapper figureert met de naam Pietro Belcampo, ‘die de snode benijders eenvoudigweg Peter Schönfeld noemen’. De Rijssense notaris Schönfeld Wichers had nog meer kritiek op het debuut van zijn zoon. Het was hem bijvoorbeeld ook een doorn in het oog dat de jonge schrijver in ‘Het plan van der Aa’ de zoon van de Rijssense notaris ten tonele voerde. Dat was volgens hem al te doorzichtig: ‘Waarom schrijf jij onder pseudoniem als jij je zo bloot geeft?’ Die uitspraak van zijn vader herinnert Belcampo zich ergens in zijn geautoriseerde biografie De eerste Nederlandse tiftie (1983).
| |
Gait met de panne
Bij het notariskantoor aan de Haarstraat aangekomen, vragen we ons af of Belcampo in dit huis is opgegroeid. Notaris W. Rakhorst, die even tijd voor ons vrij maakt, weet het eigenlijk niet precies: ‘Volgens mij is de oude Schönfeld Wichers tot zijn dood notaris in Rijssen geweest. Hij werd opgevolgd door een zekere L. Bernhard en na diens plotselinge dood heeft Karel Schönfeld Wichers - de broer van Belcampo die in 1993 overleed, tevens samensteller van een alom bewonderd woordenboek van het Rijssens dialect - als kandidaat-notaris de praktijk een poosje waargenomen, totdat er een opvolger was aangesteld. Dat werd F. van Schooten en die man heb ik uiteindelijk weer afgelost.’ Rakhorst heeft de verhalen van Belcampo wel gelezen, al vertoefde hij toen niet in Rijssen, maar onder meer in Groningen waar hij rechten studeerde. Van de beroering die ‘Het grote gebeuren’ en andere verhalen in Rijssen teweeg hebben gebracht, weet Rakhorst niet veel, ‘maar ik kan u wel zeggen dat Belcampo's verhaal “Het olografisch testament” - over die vrouw met een getatoeëerde wilsbeschikking op haar huid - onder rechtenstudenten destijds heel populair was.’
Het pand van de notaris achter ons latend, lopen we nog iets verder de Haarstraat in, de winkelpassage uit. Aan het einde daarvan, pal voor ‘schoenenzaak A. Steenbergen’, staat de stadspomp die wordt beschreven in ‘Het laatste getuigenis’, Belcampo's eigenzinnige interpretatie van de Zondvloed, het verhaal dat in de bundel Nieuwe verhalen (1946) aan ‘Het olografisch testament’ voorafgaat. ‘Bij het begin van de Haarstraat, tegenover de coöperatie staat een grote pomp van Bentheimersteen met het wapen van Rijssen en het jaartal 1799’. De coöperatie is inmiddels verdwenen, maar de authentieke stadspomp met de korenaren op het azuren wapenveld is nog niet eens zo lang geleden, na de voltooiing van een stadsvernieuwingsplan, naar zijn oorspronkelijke plaats teruggebracht, - een plek die tegenwoordig door een halve concentrische muur wordt geaccentueerd. Dit was een van de locaties waar een zogenaamde oom van de schrijver, het hoofdpersonage van ‘Het laatste getuigenis’, het ambt van stadsomroeper uitoefende. ‘Hij maakte de dingen bij bekkenslag bekend - naar zijn bekken noemden ze hem Gait met de Panne - en behalve dit alles leek hij sprekend op Napoleon’. Deze stadsomroeper, die werd gemodelleerd naar de historische Rijssenaar Jan Nijland, bijgenaamd Jan met de Panne, heeft in ‘Het laatste getuigenis’ ook nog een ander ambt: dat van ‘nachtwaker bij het wasgoed op de Weyerd, het gemene bleekveld van de Rijssense vrouwen’. In de wateren, op dat stuk land tussen de Weyerdstraat en de Molenstraat - links van de Haarstraat -, spoelden de vrouwen vroeger op maandag hun wasgoed en legden zij het in de zon te bleken. Dat gebruik wordt 's zomers nog altijd op de, tot stadspark omgetoverde Weyerd, in ere gehouden, bij wijze van folkloristisch lokkertje.
| |
Rijssen en de jongste dag
Terug naar 't Schild. We lopen naar de deur van de Nederlands Hervormde Kerk, beter bekend als de Schildkerk. Achter deze gesloten deur moet omstreeks 1840 ‘De preek van Adam Langenberg’ hebben geklonken, maar dan toch niet zoals Belcampo haar in de bundel Sprongen in de branding (1950)
| |
| |
heeft geboekstaafd. Langenberg is ook een historische figuur die daadwerkelijk in Rijssen heeft rondgelopen, maar hij was al in 1790 uit de ‘Poort van Twente’ vertrokken.
(foto: Johan Ghijsels)
Deze vermetele schoolmeester beklom de kansel van de oude Schildkerk toen dominee Cramer voor de zoveelste keer op zondagmorgen nog onder de dekens vertoefde, al dan niet met voorbedachte rade. Wat volgde, was een spraakmakende preek over - zoals abusievelijk in Belcampo's verhaal staat vermeld - ‘Genesis vijf vers negen’: ‘De Heer kwam in de Hof van Eden en riep: Adam, waar zijt gij?’ De kanselrede van Langenberg betrof, als we Belcampo mogen geloven, een onnavolgbaar betoog over ‘het leven achterstevoren’. Dat leidt uiteindelijk tot de volgende conclusie: ‘Aarde, hel en hemel zijn één’. Het is, zo schrijft Belcampo, geen wonder dat niemand in Rijssen de preek van Langenberg begreep. ‘En wie in het Nederland van 1840 zou die
| |
| |
preek wèl hebben kunnen begrijpen? Multatuli niet eens. Alleen Jongkind misschien, ook toevallig een Twentenaar’.
Naar de historische figuur van de prekende schoolmeester verwijst Belcampo ook nog even in ‘Het grote gebeuren’, het slotverhaal in de bundel Nieuwe verhalen: ‘Behalve Adam Langenberg heeft iemand van betekenis in Rijssen niet gewoond en dat is ook goed, want die stichten maar verwarring, zulken brengen de rustige kringloop van 't leven in gevaar’. Nadat Belcampo zijn verhaal over de Jongste Dag had voltooid, was hij zelf iemand van betekenis in Rijssen geworden. Dat werd hij nog nadrukkelijker toen de tegenwoordige geldontwerper Jaap Drupsteen besloot ‘Het grote gebeuren’ voor televisie te visualiseren.
Voordat we ons begeven naar het begin van de Wierdensestraat - door autochtone Rijssenaren meestal de Grotestraat genoemd - proberen we ons enigszins een voorstelling van ‘Het grote gebeuren’ te maken, zoals Belcampo dat voor ogen moet hebben gestaan toen de deuren van Hotel De Kroon en Hotel Schutje nog naar het Schild openzwaaiden:
Midden op 't Schild voeren twee wegen af van de aarde. Een naar 't Zuiden, een brede baan van betreedbaar doek, zich verheffend en wiegend in de lucht, eerst boven de Elsenerstraat en dan veel verder, veel hoger, tot op wolkhoogte nog zichtbaar, aan 't eind onder een grote poort verdwijnend in blauw verschiet, de andere een tunnel noordwaarts, naar beneden onder de Boomkamp, overwelfd door 't huis van Kronejan, waaruit een metrolucht naar boven sloeg en waarin aan 't eind van een stuk dikke duisternis flakkerende verlichting zichtbaar was.
Tijdens onze denkbeeldige visualisering van ‘Het grote gebeuren’ in de open lucht van Rijssen blijken we de vertellende ik-figuur van Belcampo - een verwonderde toeschouwer te midden van de meest vreemde gedrochten - doorlopend met Kees Brusse te verwarren. Tot op de dag van vandaag blijkt de roemruchte televisiebewerking van Drupsteen uit 1975 door te werken. Niet alleen bij ons, maar vooral bij de Rijssenaren. Nog altijd voelt met name de Gereformeerde Gemeente zich ernstig gegriefd door ‘Het grote gebeuren’ en de verfilming daarvan. Ook burgemeester E. van Voorden (SGP) moet, getuige een interview in het weekblad Binnenlands Bestuur uit 1995, niets van de fantasievolle schrijver hebben: ‘Ik heb wel wat van Belcampo gelezen, maar de inhoud bevalt me helemaal niet. Ik lees liever boeken over de geschiedenis van gemeenten en geestelijke literatuur.’ Belcampo's boeken ontbreken dan ook op de planken in de plaatselijke boekhandel en hetzelfde geldt voor de plaatselijke openbare bibliotheek, maar om geheel andere reden. Het dozijn exemplaren van ‘Het grote gebeuren’ is niet in een zogenaamd gifkastje voor omstreden boeken opgeborgen - ze zijn praktisch permanent uitgeleend. Maar wat de Rijssenaren ook van Belcampo's interpretatie van het Laatste Oordeel mogen vinden, het blijft, zo stellen we vast, een klein meesterwerkje. Qua beeldend taalgebruik doet ‘Het grote gebeuren’ hier en daar zelfs denken aan de stijl van Willem Brakman. Die heeft trouwens ook een apocalyptisch visioen geschreven - de novelle Glubkes oordeel (1976) - waarvoor een ander Twents dorp model heeft gestaan: het nabij Enschede gelegen Lonneker.
Binnengestapt in het oude café Spekhorst, doen we navraag naar het huis waar Belcampo zijn jeugd heeft doorgebracht. Toevallig blijkt het schuin tegenover het etablissement te liggen: het pand aan de Wierdensestraat dat ruimte biedt aan twee aparte winkels, het ‘Houtland’ van H. Bökkerink en een modezaak van Ten Hove Smit. Het oorspronkelijke noarishuis is bijna onherkenbaar, maar de dakkapel waar de schrijver als kind heeft geslapen, is nog intact. Naast het huis waar Belcampo is getogen staat een gerestaureerd pand dat hij in ‘Het grote gebeuren’ heeft omschreven als ‘het huis met de trapgevel van 1664 waar ik als kind zo'n romantische eerbied voor had omdat het de vierdaagse zeeslag had meegemaakt’. Daarnaast was dus, aan het begin van deze eeuw, het notariaat en de woonplek van de familie Schönfeld Wichers ondergebracht.
Een vijftiger aan de hoek van de bar in café Spekhorst - naar eigen zeggen: een gereformeerde van huis uit - bezweert ons dat we met ‘gefoarlik spil’ bezig zijn. Het blijft ons verbazen dat bijna een half eeuw na dato het magnum opus van Belcampo nog altijd zo gevoe- | |
| |
lig ligt bij de Rijssense goegemeente. Toch is de man aan de bar niet te beroerd om ons de route uit te tekenen, die naar het illustere Belcampolaantje voert.
Het pand aan de Wierdensestraat (foto: Johan Ghijsels)
| |
Belcampolaantje
Terug naar 't Schild. We laten de dorpskern met z'n Schildkerk onmiddellijk achter ons, want we gaan op weg naar het bosrijke en heuvelachtige gebied van de A.H. ter Horstlaan. In de villa van nummer 5, met een groot anker in de voortuin, ontmoeten we de oud-antiekhandelaar H. Roosink die ‘vanwege die televisiefilm’ in een opwelling bedacht dat Belcampo in Rijssen moest worden geëerd. Dit particuliere initiatief vond geen gehoor bij het gereformeerde gemeentebestuur, zodat Roosink op 1 maart 1990 bij een van zijn drie oprijlanen triomfantelijk een paal met het bordje Belcampolaantje in de grond sloeg. Gezien de opmerkingen van burgemeester Van Voorden in Binnenlands Bestuur is de kans niet groot dat Belcampo ooit nog wordt geëerd met een straat in Rijssen, laat staan met een standbeeld.
(foto: Johan Ghijsels)
Nadat we de nabij gelegen Markeloseweg zijn overgestoken en de tegenover elkaar liggende etablissementen Het Witte Hoes en Scharzwald zijn gepasseerd, staan we voor ‘de autobahn Amsterdam-Berlijn’ een bosweg achter de Rijsserberg in. Na verschillende omzwervingen staan we ineens voor het zomerhuisje van Belcampo, ergens op het Rijssense Veld. De rijzige man die onder het afdak van het vooroorlogse onderkomen zit, stelt zich - enigszins aarzelend - als Jaap Schönfeld Wi- | |
| |
chers voor. Belcampo blijkt, tot onze niet geringe verrassing, zijn vader te zijn geweest. ‘Die bleef,’ vertelt hij, ‘tot op hoge leeftijd in het “Hügelland” van de Alpen, Frankrijk, Spanje of waar dan ook wandelen. Hij was een onverbeterlijke zwerver. Dan belde hij zomaar bij een boer aan en betaalde voor het onderdak door enkele verhalen bij een knappend haardvuur voor te lezen.’ Af en toe werd Belcampo door zijn zoon op zijn roemruchte tochten vergezeld. ‘Dan zei-ie: “Alles goed en wel, maar we gaan in mijn tempo de bergen op.” En dat was dus heel langzaam.’
(foto: Johan Ghijsels)
Vaak was het zomerhuisje op het Rijssense Veld de uitvalsbasis voor Belcampo's zwerftochten. We lopen met enigszins onvaste tred om het huisje heen en kijken naar de open plek in het bos waaraan het is gelegen. Hier zat Belcampo 's zomers te schrijven, gezeten voor het huisje of onder een boom. Stilte. We nemen afscheid en gaan voor de laatste keer terug naar 't Schild. Nog eenmaal passeren we de Oude Algemene Begraafplaats, de Schildkerk en het huis aan de Grotestraat waar Belcampo is opgegroeid. En vandaaruit gaan we verder, op weg naar het Volkspark. Bij de laatste huizen van 't Hangerad blijven we tenslotte stilstaan. Hier eindigt ‘Het grote gebeuren’. Dit is de plek waar Belcampo, de laatst overgeblevene op aarde, uiteindelijk door vijf engelen werd aangetroffen. En ‘bij de heldere tonen van een vijfstemmig koraal’ hebben zij hem, een agnost in het diepst van zijn gedachten, ‘in de zachtste, blankste armen met rustige vleugelslagen’ opwaarts gevoerd.
|
|